Nederlandse verborgen geschiedenis
Nederland is een narcostaat - dat horen we nog steeds niet graag, hoeveel
wietplantages
en XTC-laboratoriums er ook worden opgerold. Maar is het ooit anders
geweest? Nou nee. De Nederlandse overheid, de firma
Oranje voorop, verdiende er goed aan met opium uit Indië. Dat er in
1900 in Amsterdam een cocaïne-imperium werd gesticht, is echter
nieuwe
informatie.
Conny Braam schreef er een roman over, die je met stijgende belangstelling leest. Niet vanwege de personages of plotontwikkeling - die zijn vrij simpel en vaak voorspelbaar, maar vanwege de historische lading. (De politieke thrillers van Jef Geeraerts lees je toch ook vooral om het onderzoekswerk). Braams ontdekkingen liegen er niet om: gedurende WO I werd Peruviaanse coca in Indische grond geteeld, naar het neutrale Nederland verscheept en tot wit marcheerpoeder verwerkt en met duizelingwekkende winsten verkocht aan zowel de Fransen en Britten als de de Duitsers. Hoewel voor de medische stand cocaïne al eind 19e eeuw als geneesmiddel had afgedaan, werd het wel als zodanig aan hongerige, uitgeputte, angstige soldaten verstrekt. De Hollandse koopmansgeest op zijn ergst.
De hoofdpersoon, Lucien Hirschfeld is de titeldrager van dit boek. Ex-Indiëganger, spreekt zijn talen, een begaafd onderhandelaar, een oer-materialist maar op menselijk en politiek vlak een stuitende onbenul (een eigenschap die hem uiteindelijk zal opbreken). Meneer heeft het goed geschoten met zijn baan bij de cocaïnefabriek en terzijde gestaan door zijn gescheiden zuster Swaantje, een lief maar naief wicht dat misschien beter Gansje had kunnen heten. Van zijn royale salaris koopt hij snelle motoren en dergelijke mannenpleziertjes. Van wat hij achterover kan drukken, voorziet hij zijn scharrel Pola, een aankomend filmsterretje. Door zijn inspanningen doet de cocaïnefabriek uitstekende zaken. Van een monopoliepositie is geen sprake, maar veel scheelt het niet.
Bij het uitbreken van de vrede in 1918 verandert de situatie. De handel verschuift naar het illegale cirquit, naar het getraumatiseerde en verslaafde kanonnenvlees dat door heel Europa louche kroegen en apotheken afschuimt op zoek naar een volgende snuif. Dit alles zou aan de intens oppervlakkigezich niet gekruist had met een verminkte en verslaafde Britse soldaat, Robin Ryder. Als Swaantje Robin in huis opneemt, heeft Lucien Hirschfeld twee verslaafden te onderhouden en groeit de situatie hem boven het hoofd, ook omdat zijn Duitse handelspartner hem een paar maatjes te groot blijkt. Deze Biedermann ontpopt zich als een verbitterde officier die behalve de Berlijnse cabaretten ook de NSDAP(!) van rauschgift voorziet.
De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek is een luchtig geschreven boek. De vaart blijft er gelukkig goed in want zoals verslaafden zonder hulp in de regel naar de kloten gaan, zo zie je de plotafwikkeling al van ver aankomen. De lichtvaardigheid waarmee veel Nederlandse personages oorlog als een soort (zaken-)avontuur beschouwden doet denken aan het cynisme van Soldaat van Oranje. Terwijl 10 miljoen soldaten in de loopgraven verrekken, droomt de held van zijn volgende Harley. Erger is de Nederlandse staat willens en wetens een slaatje uit die ellende sloeg. Het is jammer dat de schrijfster vooralsnog niet achter de namen van de aandeelhouders van de cocaïnefabriek is gekomen, maar haar research heeft resultaten opgeleverd die explosief en beschamend genoemd kunnen worden (al valt te vrezen dat op 30 april gewoon weer iedereen met vlaggetjes en toeters klaar zal staan).
Conny Braam schreef er een roman over, die je met stijgende belangstelling leest. Niet vanwege de personages of plotontwikkeling - die zijn vrij simpel en vaak voorspelbaar, maar vanwege de historische lading. (De politieke thrillers van Jef Geeraerts lees je toch ook vooral om het onderzoekswerk). Braams ontdekkingen liegen er niet om: gedurende WO I werd Peruviaanse coca in Indische grond geteeld, naar het neutrale Nederland verscheept en tot wit marcheerpoeder verwerkt en met duizelingwekkende winsten verkocht aan zowel de Fransen en Britten als de de Duitsers. Hoewel voor de medische stand cocaïne al eind 19e eeuw als geneesmiddel had afgedaan, werd het wel als zodanig aan hongerige, uitgeputte, angstige soldaten verstrekt. De Hollandse koopmansgeest op zijn ergst.
De hoofdpersoon, Lucien Hirschfeld is de titeldrager van dit boek. Ex-Indiëganger, spreekt zijn talen, een begaafd onderhandelaar, een oer-materialist maar op menselijk en politiek vlak een stuitende onbenul (een eigenschap die hem uiteindelijk zal opbreken). Meneer heeft het goed geschoten met zijn baan bij de cocaïnefabriek en terzijde gestaan door zijn gescheiden zuster Swaantje, een lief maar naief wicht dat misschien beter Gansje had kunnen heten. Van zijn royale salaris koopt hij snelle motoren en dergelijke mannenpleziertjes. Van wat hij achterover kan drukken, voorziet hij zijn scharrel Pola, een aankomend filmsterretje. Door zijn inspanningen doet de cocaïnefabriek uitstekende zaken. Van een monopoliepositie is geen sprake, maar veel scheelt het niet.
Bij het uitbreken van de vrede in 1918 verandert de situatie. De handel verschuift naar het illegale cirquit, naar het getraumatiseerde en verslaafde kanonnenvlees dat door heel Europa louche kroegen en apotheken afschuimt op zoek naar een volgende snuif. Dit alles zou aan de intens oppervlakkigezich niet gekruist had met een verminkte en verslaafde Britse soldaat, Robin Ryder. Als Swaantje Robin in huis opneemt, heeft Lucien Hirschfeld twee verslaafden te onderhouden en groeit de situatie hem boven het hoofd, ook omdat zijn Duitse handelspartner hem een paar maatjes te groot blijkt. Deze Biedermann ontpopt zich als een verbitterde officier die behalve de Berlijnse cabaretten ook de NSDAP(!) van rauschgift voorziet.
De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek is een luchtig geschreven boek. De vaart blijft er gelukkig goed in want zoals verslaafden zonder hulp in de regel naar de kloten gaan, zo zie je de plotafwikkeling al van ver aankomen. De lichtvaardigheid waarmee veel Nederlandse personages oorlog als een soort (zaken-)avontuur beschouwden doet denken aan het cynisme van Soldaat van Oranje. Terwijl 10 miljoen soldaten in de loopgraven verrekken, droomt de held van zijn volgende Harley. Erger is de Nederlandse staat willens en wetens een slaatje uit die ellende sloeg. Het is jammer dat de schrijfster vooralsnog niet achter de namen van de aandeelhouders van de cocaïnefabriek is gekomen, maar haar research heeft resultaten opgeleverd die explosief en beschamend genoemd kunnen worden (al valt te vrezen dat op 30 april gewoon weer iedereen met vlaggetjes en toeters klaar zal staan).