Albo Helm, Niels Bongers, Joshua Peeters en Mirjam de Heer. Bewerking: Eric van der Heijden
Van Karagöz tot Penguen
Dit artikel komt uit Zone 5300 #98, onze Turkije-special. Vanaf 4 juni te koop in onze webshop en in de betere stripwinkel. De versie in het blad heeft aanzienlijk meer beeldmateriaal..

Vier eeuwen diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije: dat moet gevierd worden, zo vond ook de Gemeente Utrecht. Op haar verzoek organiseerde tekenaar Albo Helm, samen met zijn collega’s van het Utrechtse stripplatform De Inktpot de rondreizende expo Turkartoon: een inkijkje in de bruisende wereld van de Turkse strip en cartoon.
Turkartoon
De Turkse cartoonwereld is een schatkamer, daarvan waren we ons al een tijdje bewust. We hadden verhalen gehoord van Turkse collega’s, ooit een boek over het onderwerp gelezen, en er was het blad Vreemd, geinitieerd door de Turks- Nederlandse tekenaar Yakup Karahan, dat bijna tien jaar geleden met een tentoonstelling in Amsterdam een mooi overzichtje gaf. De Turkse karikatür was duidelijk een factor van betekenis; krachtig, maatschappelijk betrokken en artistiek interessant.

En er was ook iets gaande op stripgebied. Daarvan was het beeld al diffuser, van buitenaf veel lastiger te beoordelen. Strips van Turkse bodem kom je in Nederland niet zomaar in de winkel of bibliotheek tegen, en er wordt amper iets vertaald uitgegeven. Internet is dan tegenwoordig wel de Grote Kiosk, maar dat werkt alleen als je binnenstapt met een boodschappenlijst vol goede zoektermen, bij voorkeur in een paar verschillende talen. Voor je je écht in de materie kunt verdiepen moeten er nogal wat horden worden genomen.
Hacivat en Karagöz
Hacivat en Karagöz: de eerste Turkse stripfiguren?
De hedendaagse Turkse striptekenaar kan voortbouwen op een lange traditie van satire. Nog steeds worden er boeken verkocht met de grappige verhalen over Nasreddin Hodja, een islamitische geestelijke die soms wijs is, soms juist dom, maar die altijd de dwaasheid van de wereld op humoristische wijze toont.

Ook worden er in Turkije nog altijd Karagöz-figuren aan toeristen verkocht. Karagöz is het Turkse schaduwspel, een soort Wajang, vernoemd naar het hoofdpersonage Karagöz. Deze boerenslimme Turkse Jan Klaassen en zijn vriend Hacivat, die voornamelijk boekenwijsheid had, speelden de hoofdrollen in verhalen met veel gewaagde grappen; platte, over seks en uitwerpselen, maar ook grappen die de autoriteiten aan de kaak stelden.
Spanningsveld
De geschiedenis van de Turkse cartoon begint in 1870. Een onbekende tekenaar maakte toen een spotprent van een bekende eigenaar van een krant, Garabet Panosyan, afgebeeld met ezelsoren. Met het verschijnen van de eerste cartoons werd meteen het spanningsveld duidelijk tussen de kritische houding van de tekenaar, en de vrijheid die hij van de Turkse gevestigde orde krijgt, een spanningsveld dat tot op de dag van vandaag bestaat.
Turkije -  roentgen
Cartoon uit 1909, waarvan de tekst luidt:
‘Hemel, Karagöz. Wat een hoop juwelen,
wat een hoop waardevolle spullen zijn dat!’
‘Dat is het mooie van röntgenstralen.
Ik wou dat ik zo ook in zijn hoofd kon zien
wat zich daar allemaal bevindt.’
Zo werd de uitgever Theodor Kasap tot drie jaar gevangenis veroordeeld omdat hij in 1876 een cartoon publiceerde waarin Karagöz en Hacivat de persvrijheid bekritiseren. Vooral de sultan werd herhaalde malen op de hak genomen. Er is een prachtige prent waarin een man met een röntgenstraal het binnenste van de sultan bekijkt. Dat blijkt niet uit botjes, maar uit juwelen en sieraden te bestaan.

Omdat het in het destijds nog door de islam geregeerde Turkije verboden was om mensen af te beelden, signeerden tekenaars hun cartoons niet. Later plaatsten zij onder hun werk een pseudoniem.

Pas rond 1900, vlak voor de val van het Ottomaanse rijk, gingen tekenaars hun werk signeren met hun eigen naam. Toen ontstonden ook de eerste cartoonmagazines. Een van de oudste was Djem, genoemd naar de uitgever. Met een milde vorm van humor werden in dit tijdschrift de heersende modes op de hak genomen.
Hele grote neus
Turkije - neus
Don’t mention the nose!
Cartoons over de neus van
sultan Abdülhamid II uit 1908.
In deze tijd, de regeerperiode van sultan Abdülhamid II, zou de censuur echter tot bizarre proporties groeien. Hij verbood iedere openbare uiting over hemzelf, zijn sultanaat, het hof of de staat. Maar Abdülhamid II ging nog verder. Omdat hij een hele grote neus had, verbood hij niet alleen woorden als ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederschap’, maar ook het woord ‘neus’.

In deze periode zijn daardoor geen Turkse cartoons gemaakt. Maar de Turkse ballingen in het buitenland gebruikten des te meer satire – en dus ook cartoons – als wapens om de sultan belachelijk te maken. Zijn neus speelt in al deze cartoons een prominente rol.
Tijdschriften kwamen en gingen terwijl de macht van de sultan afkalfde. In 1921 stichtte Mustafa Kemal Atatürk de moderne Turkse staat, waarbinnen de strikte scheiding tussen religie en staat werd bewaakt door het leger. Van een aanklacht tegen de machtsstructuren gingen cartoonisten zich steeds vaker richten op het bekritiseren van het alledaagse leven. Cartoons verloren meer en meer hun politieke connotatie en kregen een sociale context. Hierbij speelde zeker mee dat de meeste tekenaars medestanders waren van Atatürk. Na de Tweede Wereldoorlog maakte Turkije kennis met abstracte kunst en cartoons uit het westen. De Turkse cartoonisten werden beïnvloed door de westerse tekenaars, en er ontstond een school van tekenaars die door haar opleiding aan de kunstacademie onderlegd was in de klassieke beeldtaal uit het westen.
Turkije - pers
De cartoonist als kunstenaar: Turhan Selçuk (1959).
‘Basin’ betekent pers
De tekst verdween uit het beeld en de cartoonist werd een autonoom kunstenaar. Een van de bekendste exponenten van deze groep is Turhan Selçuk. Omdat hij geen tekst gebruikte, konden ook lezers van buiten het Turkse taalgebied zijn werk 'lezen' en kreeg het – in tegenstelling tot dat van zijn voorgangers – internationale bekendheid. Selçuk had hiernaast een zeer populaire stripserie rond gentleman Abdülcanbaz in dagblad Milliyet. Hierin maakte hij wél gebruik van tekstballonnen, waardoor deze strip buiten Turkije nauwelijks bekend werd.

In 1968 werd de Turkse cartoonistenvereniging Karikatürcüler Dernegi opgericht. Zij stelde zichzelf tot taak om de solidariteit tussen cartoonisten te stimuleren en jonge getalenteerde tekenaars de kans te bieden zich te presenteren. Zij beschouwde zichzelf als spreekbuis van de Turkse cartoonist in Turkije en daarbuiten. In 1986 werd op haar initiatief en dat van de gemeente van Istanbul het Turks cartoonmuseum (Istanbul Karikatür ve Mizah Merkezi) opgericht, dat de geschiedenis van de Turkse cartoon herbergt en ontsluit.
Makkelijke strips
Turkije - Aral
Een van de oprichters van Girgir,
de in 2004 overleden Ogüz Aral;
In augustus 1972 richtte de in Turkije beroemde tekenaar Ogüz Aral samen met zijn broer Tekin het weekblad Girgir op. Hij zette zich daarmee af tegen de artistieke cartoon en wilde terug naar de maatschappelijke betrokkenheid van de cartoons van voor de Tweede Wereldoorlog. Zijn doelgroep was niet de kunstliefhebber maar het gewone volk, dat alles behalve geschoold was in het ontcijferen van de klassieke beeldtaal.
Turkije -Girgir
Een klassieke Girgir met de zo typerende gele
steunkleur, die nog lang nadat het blad was overgegaan
op vierkleurendruk, bleef gehandhaafd
Aral bracht de tekst terug in de cartoon en begon te werken met tekstballonnetjes. De Girgir-cartoons waren veel directer dan hun artistieke tegenhangers. De tekenstijl was spontaner, met minder nadruk op het mooie plaatje. Bovendien werden de onderwerpen socialer.

De Turken die van het platteland naar de grote stad emigreerden werden geparodieerd, hun gewoonten, maar ook hun boerse taalgebruik. Grappen gingen ook over zaken als seks of uitwerpselen – al was dit nog vrij onschuldig, zeker in vergelijking met de strips uit latere bladen.
De leden van de cartoonistenvereniging gruwden van deze aanpak, die ze niet-artistiek en banaal vonden. Na bijna 40 jaar is dat nog steeds de mening van veel van deze tekenaars. Toen wij enkele van hen spraken in het cartoonmuseum in Istanbul waren zij somber over de toekomst van de artistieke cartoon in Turkije, vanwege de ‘luiheid’ van de jonge generatie die zich niet meer wil verdiepen in de klassieke beeldtaal en zoekt naar makkelijke strips waar met tekst de beelden worden uitgelegd. Zij hebben de verandering die Girgir bracht nog steeds niet geaccepteerd. Girgir verscheen eerst als bijlage van het dagblad Günaydin, maar werd al snel een zelfstandig magazine, met een kenmerkende gele steunkleur. In het begin was de humor nog niet politiek en stonden er foto’s op de omslag van schaarsgeklede vrouwen. Maar al snel ontwikkelde het blad zich tot de vader van de huidige cartoontijdschriften. In tegenstelling tot eerdere humorbladen met cartoons, zoals Akbaba, steunde Girgir niet de politieke partij die aan de macht was; alle partijen werden bekritiseerd en men nam iedere politicus op de hak. Dit had als voordeel dat aanhangers van alle partijen konden lachen om de grappen.
Politieke speldenprikjes
Omdat de meeste leeftijdgenoten van Aral niet voor Girgir wilden werken moest hij zich richten op de jongere generatie tekenaars. Een bijkomend voordeel hiervan was dat het blad hierdoor meer voeling had met de nieuwste ontwikkelingen. Om nieuwe medewerkers te krijgen begon Aral een rubriek die de meeste huidige tijdschriften overnamen: een ruimte voor cartoonisten die nog niet eerder publiceerden. Er was een vaste inloopochtend voor beginnende tekenaars om hun portfolio te laten zien. Op deze manier zijn veel grote namen bij de Turkse bladen van vandaag begonnen.

Girgir was een groot succes. Begin jaren 80 had de stripkrant een lezerspubliek van bijna een miljoen! Het zal meegespeeld hebben dat er in deze tijd minder tv-netten waren en nog geen internet, zodat iedereen naar dezelfde dingen keek en het dus makkelijker was voor iedereen begrijpelijke zaken te parodiëren.
De machtswisseling van 1980
In 1980 grepen militairen voor de derde maal sinds 1960 de macht en stuurden het parlement naar huis. De nieuwe machthebbers dwongen Girgir haar kritische houding ten aanzien van de politiek te matigen. Het tijdschrift werd zelfs vijf weken gesloten. Maar voorzichtig aan werden er weer politieke speldenprikjes uitgedeeld en gekeken hoe ver de tekenaars konden gaan. Geen grappen over de president of het militaire regime, maar wel cartoons over de werkeloosheid en de inflatie en hoe moeilijk de gewone Turk het had. Inmiddels draaide Girgir zo lang mee, dat het blad zelf tot de gevestigde orde begon te behoren. Binnen het tijdschrift was de visie van Aral allesbepalend, maar steeds meer tekenaars wilden met hun eigen, nieuwe ideeën aan de slag.
Turkije - penguen
Erdogan op de korrel op de covers van Penguen
vanwege zijn uitspraak ‘Ik ben
het ultieme toppunt van milieubewustzijn’
Zo ontstonden stripbladen als Pismis Kelle, Hıbır en Limon. Uiteraard was Aral niet gelukkig met het vertrek van zijn sterren, die in directe concurrenten veranderden. Aan het eind van 1989 kocht mediamagnaat Ertugrul Akbay Girgir. De gebroeders Aral vertrokken gefrustreerd, samen met een groot deel van de redactie, en richtten Avni op, vernoemd naar het beroemde stripfiguurtje van Ogüz Aral.

Girgir is tegenwoordig een schim van het verleden, zonder populaire auteurs. Het lijkt eerder een tijdschrift waarin beginnende tekenaars hun eerste stapjes kunnen zetten.

De leidende positie van Girigir is inmiddels overgenomen door de stripbladen LeMan, Penguen en Uykusuz, die hun beroemde grondlegger eer aan doen. De opzet van Girgir namen ze grotendeels over: de voorplaat en pagina twee en drie zijn bestemd voor actuele, meestal politieke, cartoons. Deze worden vaak nog daags voor de gang naar de drukker gemaakt, zodat ze zo actueel mogelijk zijn.
Een aardig economietje
Turkije - mags
In de loop van de jaren 90 zakten de verkoopcijfers van de stripbladen steeds verder in. De grote uitgeefconcerns trokken zich terug en de onafhankelijke bladen konden het niet meer bolwerken, zodat er aan het eind van het decennium nog maar één serieus te nemen weekblad over was: het in 1991 onafhankelijk geworden LeMan, een directe voortzetting van Limon.

In 2001 begon vervolgens een club tekenaars voor zichzelf. Eerst met het uitgeven van maandblad Lombak, daarna Kemik en in 2002 weekblad Penguen. Van hen scheidde zich in 2006 weer een groepje tekenaars af dat Fermuar begon. Toen dat mislukte, startte dezelfde ploeg een jaar later het weekblad Uykusuz. Momenteel beheersen Penguen, Uykusuz en LeMan het grootste deel van de stripmarkt. Overigens startte LeMan in maart 2011 het maandblad Bayan Yanı, dat geheel door vrouwelijke tekenaars wordt gevuld. Uniek in de wereld!

Van de drie grote stripbladen samen gaan er naar schatting wekelijks 200.000 exemplaren over de toonbank. Met een winkelprijs van 2 lire (± 85 eurocent) per nummer kom je op een aardig economietje. Losse verkoop maakt de bulk van de inkomsten van de stripbladen uit, men werkt bijna niet met abonnementen, evenmin als met betaalde advertenties trouwens. Het maken van strips blijkt genoeg om een forse kantoorruimte met alles erop en eraan in het hart van de stad te onderhouden, plus salaris voor redactie en medewerkers. Alle tekenaars die we spraken leven van hun tekenwerk voor een blad en doen daar alleen incidenteel een extra klusje bij.

De populariteit laat zich verder afmeten aan de intense discussies over de inhoud van stripbladen op internetfora als Eksi Söluk, aan de vele fanpages en blogs over strips, aan de lange rijen op boekenbeurzen waar stripbladen signeerstands hebben, en aan de duizenden volgers op de Facebook-accounts van striptekenaars.
De Turkse strip is voornamelijk een volwassen aangelegenheid. Natuurlijk lezen kinderen strips en worden er kinderstrips uitgegeven, maar dat is veelal Italiaans, Amerikaans en Franco-Belgisch materiaal. Specifieke kinderstrips van Turkse bodem zijn schaars, zeker nu. Een verschijnsel dat hoopvol stemt is het steeds jonger worden van de leeftijdsgroep die bladen als Penguen leest. Deze werd altijd geschat tussen de 15 en 35 jaar, maar tegenwoordig zijn het ook 12-jarigen die met hun zakgeld zo’n weekblad kopen en aan hun vriendjes doorgeven. Overigens zonder instemming van de ouders. En de redacties hebben geen zin zich aan deze jonge doelgroep te conformeren.
De premier als kikker
Turkije Musa
Niet alleen de politieke cartoonisten uit het verleden kregen te maken met censuur. Ook de Turkse tekenaars van nu hebben te maken met rechtszaken en publicatieverboden. Er zijn diverse gronden waarop een tekenaar of een blad kan worden teruggefloten. Politici en religieuzen bewaken de grenzen. Toch zijn stripbladen vrijplaatsen vergeleken met andere media. Er zitten journalisten gevangen, maar geen tekenaars.

De politieke cartoons in stripbladen kunnen behoorlijk scherp zijn. Vooral Tayyip Erdogan, premier sinds 2003, moet het ontgelden. In 2005 tekende Musa Kart in dagblad Cumhuriyet Erdogan als kat die verstrikt is geraakt in een bolletje wol. De cartoon symboliseerde de premier die trachtte een omstreden wetsvoorstel door het parlement te loodsen. Erdogan spande een rechtszaak aan tegen de tekenaar en blad. De rechtbank in Ankara legde Kart een boete op voor ‘het publiekelijk vernederen van de minister-president’. Ook in de zaak tegen een tekenaar die Erdogan had afgebeeld als paard dat zich voor een karretje laat spannen kreeg de premier gelijk.
De affaire was voor de tekenaars van Penguen aanleiding om een cover te maken waarop zij Erdogan afbeeldden als dier, variërend van giraffe tot kikker. Als reactie hierop verklaarde de premier dat het hem niet ging om inperking van de vrije meningsuiting, maar dat hij het een belediging vond ‘wie dan ook’ als dier af te beelden. Daarop publiceerde een cover waarop Erdogan afgebeeld stond als diverse soorten groente en fruit. Er was grote publieke verontwaardiging over de kwestie, en Erdogan diende geen aanklachten tegen tekenaars meer in. Overigens werd een krant die de cartoon van Kart had overgenomen, door een lokale rechtbank juist vrijgesproken, met het argument dat mensen in publieke functies bestand moeten zijn tegen een beetje kritiek.
Telefoontje met God
Turlije - Boysal
Pagina van Bahadır Boysal, tekenaar
binnen de LeMan-groep en hoofdredacteur van Atom,
maandblad voor jonge beginnende striptekenaars
In toenemende mate wordt ook ‘onzedelijkheid’ aangevoerd als reden om bladen en/of tekenaars aan te pakken. Nu wordt seks, ook naar onze maatstaven, veelvuldig tamelijk expliciet verbeeld. In 2011 werd het maandblad Harakiri al na twee nummers uit de handel gehaald vanwege het ‘bederven van de jeugd en aanzetten tot overspel’.

Daarnaast is religie een gevoelig onderwerp. Gelovigen en geestelijken, maar ook religieuze opvattingen en kwesties als het dragen van hoofddoekjes zijn een gewild onderwerp van spot. Bahadır Baruter tekende in februari 2011 voor zijn cartoonpagina Lombak Corner in Penguen een cartoon waarin een zakenman tijdens het gebed in een moskee – via zijn mobieltje – aan God toestemming vraagt een deel van de voorgeschreven religieuze handelingen over te slaan vanwege een interessante businessdeal.

De cartoon gaf in eerste instantie geen reden tot aanstoot. Maar dat veranderde toen iemand, maanden later, ontdekte dat in de tekening tussen de versieringen op de muur van de moskee in minuscule lettertjes ‘Religie is bedrog, God bestaat niet’ staat. Via internet ontstond een rel en Baruter werd aangeklaagd voor ‘belediging van de religieuze waarden van een deel van de bevolking’.
Om problemen te voorkomen worden de bladen steeds voorzichtiger en proberen ze zich in te dekken tegen mogelijke censuur. Ze hebben meerdere hoofdredacteuren en uitgevers, maar vermelden er steeds maar één in het colofon zodat, als er een rechtszaak wordt aangespannen, die ene hoofdredacteur of uitgever op non-actief kan worden gesteld en het blad onder verantwoordelijkheid van de anderen kan blijven verschijnen. De actuele cartoons in de bladen worden vaak door twee of meer tekenaars gesigneerd: de ene heeft de cartoon bedacht, de andere heeft hem getekend. Zo worden de cartoons gepresenteerd als resultaat van collectieve inspanning, zodat niet één tekenaar ervoor aangeklaagd kan worden. En soms wordt zelfs vóór publicatie een advocaat geraadpleegd.
Hoop voor de toekomst
Turkije -  erdem
Gary Larson-achtige humor van Selçuk Erdem.
Naast cartoonist is hij tekenaar, schrijver
en hoofdredacteur bij Penguen, dat hij
in 2002 met o.a. Bahadır Baruter oprichtte;
het Penguen-karaktertje is van zijn hand
De Turkse stripbladen schieten als paddenstoelen uit de grond, om vervolgens te fuseren, te splitsen of simpelweg te verdwijnen. Omdat juist deze tijdschriften het hart van de scene vormen, valt er weinig met zekerheid over de toekomst van de Turkse strip en cartoon te zeggen, behalve dat deze hoogstwaarschijnlijk volop in beweging zal blijven.

Maar verder? Vooralsnog gaat de financiële crisis aan Turkije voorbij. De overheidscensuur gaat echter onverminderd door en er is weinig lijn in te ontdekken. Kunstenaars zijn altijd en overal een makkelijk slachtoffer voor reactionaire machthebbers die geen oplossing voor echte problemen hebben. De vitaliteit van de Turkse strip- en cartoonscene is echter buitengewoon, en dat geeft hoop.
Voor de huidige stand van zaken in de Turkse strip kunt u tot eind dit jaar op de volgende plaatsen naar de Turkartoon-expo:

Hotel Lion d’Or, Kruisweg 34, Haarlem: tot medio augustus (ook tijdens de Stripdagen Haarlem).
Houtfestival, stadspark Haarlemmerhout, Haarlem: 16 en 17 juni
Bibliotheek, Hoogstraat 110, Rotterdam: september
Bibliotheek, Pijpenstraat 15, Enschede: september
Bibliotheek, Spui 68, Den Haag: oktober
Bibliotheek, Koningstraat 26, Arnhem: november


Meer info op: turkartoon.blogspot.com