...en mis schieten kan ook recht in de roos zijn, in de eerste jaaroogst
van
Parool-tekenaar Michiel van de Pol
Met Cartoondiarree werd Michiel van de Pol vorig jaar uitgeroepen
tot winnaar van de Stripstrijd van Het Parool. Een jaar heeft 365 dagen
en precies zoveel afleveringen zijn er in dit boek
gebundeld. Eigenlijk is Cartoondiarree een rare titel, want Van de
Pol maakt geen cartoons, maar strips. Het zijn steeds korte bespiegelingen
van rond de vier plaatjes over zijn leven als brave huisvader. Wel
tekent hij zichzelf af en toe terwijl hij op de wc zit, en zeer regelmatig
in situaties die minstens zo intiem zijn. Een en ander gaat gepaard
met typisch Brabantse gezelligheid. Daarbij behoudt hij een
perfect evenwicht tussen confessionalistische autobiografische strips
en het kolderieke papa-doet-gek-effect.
Regelmatig gaan zijn strips over hoe zijn grapjes bij zijn toehoorders in het water vallen. Ook zijn eigen kinderen zijn soms te bijdehand voor hem. Altijd zit er een soort verwondering over de wereld in, dat sommigen poëtisch of kinderlijk zullen vinden, maar de manier hoe hij alledaagse voorvalletjes en gesprekken weet te kantelen, heeft een volstrekt persoonlijk stempel. Banale, soms zelfs onsmakelijke dingen kunnen iets ontroerends krijgen. Hiermee onderscheidt hij zich van absurdisten zoals bijvoorbeeld Gummbah, die voor het schokeffect van het wanstaltige gaan. Een langpootmug die hij op de vloer aantreft, krijgt zijn sympathie, want de meeste van zijn soort hangen zo opschepperig aan de muur of het plafond. Om zijn eigen zweetvoeten niet te hoeven ruiken, stopt hij stukken gum in zijn neus. Bij een gesprek over kanker, bedenkt hij dat een persoonlijke benadering misschien het beste is: Mocht ik het ooit krijgen, dan geef ik mijn kankercellen namen... naar allemaal stomme mensen. Dit soort mijmeringen, dat is Michiel van de Pol.
Van de Pol is een pats-boemtekenaar: zonder te schetsen wie schetst, is bang - knalt hij zijn ideeën op papier. Deze haast dwangmatige productiviteit resulteerde in zijn jonge jaren op de kunstacademie al in duizenden snelle, onopgesmukte tekeningen. Vorig jaar verscheen van hem Michieltjes Jongenshart (bij uitgeverij Sylvester), dat geen voorpublicatie kende. In tegenstelling tot Cartoondiarree. Het is erg leuk om beide boeken te vergelijken, want dit is een doorlopend verhaal over Van de Pols studententijd (met voor wie op de kunstacademie gezeten heeft veel herkenbare details), waarin hij tenenkrommend wanhopig achter een onbereikbare liefde aanliep - totdat een toevallige liefde verrassend genoeg De Ware bleek te zijn. In zijn openhartigheid gaat Van de Pol ook hier ver, heel ver. En hij blijkt op de lange baan eveneens een zeer goed verteller, die de emotionele achtbaan van hoop en vrees van een onbeantwoorde verliefdheid vindingrijk weet uit te beelden. Minstens zo aanbevolen dus.
Regelmatig gaan zijn strips over hoe zijn grapjes bij zijn toehoorders in het water vallen. Ook zijn eigen kinderen zijn soms te bijdehand voor hem. Altijd zit er een soort verwondering over de wereld in, dat sommigen poëtisch of kinderlijk zullen vinden, maar de manier hoe hij alledaagse voorvalletjes en gesprekken weet te kantelen, heeft een volstrekt persoonlijk stempel. Banale, soms zelfs onsmakelijke dingen kunnen iets ontroerends krijgen. Hiermee onderscheidt hij zich van absurdisten zoals bijvoorbeeld Gummbah, die voor het schokeffect van het wanstaltige gaan. Een langpootmug die hij op de vloer aantreft, krijgt zijn sympathie, want de meeste van zijn soort hangen zo opschepperig aan de muur of het plafond. Om zijn eigen zweetvoeten niet te hoeven ruiken, stopt hij stukken gum in zijn neus. Bij een gesprek over kanker, bedenkt hij dat een persoonlijke benadering misschien het beste is: Mocht ik het ooit krijgen, dan geef ik mijn kankercellen namen... naar allemaal stomme mensen. Dit soort mijmeringen, dat is Michiel van de Pol.
Van de Pol is een pats-boemtekenaar: zonder te schetsen wie schetst, is bang - knalt hij zijn ideeën op papier. Deze haast dwangmatige productiviteit resulteerde in zijn jonge jaren op de kunstacademie al in duizenden snelle, onopgesmukte tekeningen. Vorig jaar verscheen van hem Michieltjes Jongenshart (bij uitgeverij Sylvester), dat geen voorpublicatie kende. In tegenstelling tot Cartoondiarree. Het is erg leuk om beide boeken te vergelijken, want dit is een doorlopend verhaal over Van de Pols studententijd (met voor wie op de kunstacademie gezeten heeft veel herkenbare details), waarin hij tenenkrommend wanhopig achter een onbereikbare liefde aanliep - totdat een toevallige liefde verrassend genoeg De Ware bleek te zijn. In zijn openhartigheid gaat Van de Pol ook hier ver, heel ver. En hij blijkt op de lange baan eveneens een zeer goed verteller, die de emotionele achtbaan van hoop en vrees van een onbeantwoorde verliefdheid vindingrijk weet uit te beelden. Minstens zo aanbevolen dus.