Zompig sfeerbeeld van misantropie en uitzichtloosheid door Tsukamoto-protegé
De geur van rottend vlees roept bij mij het beeld op van een doolhof
zonder uitgang, mompelt de hoofdpersoon, rechercheur Numata, in de
openingsscène. Daar is geen woord Spaans bij. Organ is
groezelige
Japanse lowbudget-grand guignol met een ruim scala aan smerigheden,
dat qua sfeer dichtbij Shinya Tsukamotos Tetsuo I uit 1989
staat. Geen wonder, want regisseuse Kei Fujiwara speelde in die film
de heldin, die zo akelig door de onvergetelijke pikboor aan haar einde
kwam. Terwijl Tsukamoto naam maakte als een post-humane regisseur
met een verbluffende cameraregie, raakte Fujiwara niet uit de obscuriteit.
Organ illustreert goed waarom. Waar bij Tsukamoto sprake kan
zijn van humor en hoop op ontsnapping uit een onmenselijke wereld,
zakt de kijker bij Organ alleen maar verder weg in een zompig
abattoir.
Twee politiemannen proberen te infiltreren in een bende van orgaanhandelaren. Dit gaat mis. De jonge Tosada wordt te grazen genomen, waarna hij als proefkonijn van een gestoorde bioloog mag dienen. De ander, Numata, moet de gevreesde yakuza het hoofd bieden om zijn collega (of wat ervan over is) te redden. De bende wordt geleid door een eenogige dame, (Fujiwara zelf) die blijkens een terugblik in een zeer gewelddadige omgeving is opgegroeid. In hoeverre dit de aanleiding was om in de illegale orgaanhandel te gaan, blijft echter gissen. Veel van de actie is lastig te volgen. Hoofdrolspelers worden slordig geïntroduceerd, te veel scènes spelen in het halfduister en Fujiwara probeert de traagheid van de verschillende verhaallijnen te maskeren door ze veelvuldig door elkaar te versnijden. Tien jaar geleden, in de Dogma-tijd, gaf deze truc soms een documentaire-achtige betrokkenheid, maar hier werkt het niet. Hooguit is Organ geslaagd als algemeen sfeerbeeld van misantropie en uitzichtloosheid. Bij de extras zit een trailer van de sequel, met nóg meer bloed en somberheid.
Twee politiemannen proberen te infiltreren in een bende van orgaanhandelaren. Dit gaat mis. De jonge Tosada wordt te grazen genomen, waarna hij als proefkonijn van een gestoorde bioloog mag dienen. De ander, Numata, moet de gevreesde yakuza het hoofd bieden om zijn collega (of wat ervan over is) te redden. De bende wordt geleid door een eenogige dame, (Fujiwara zelf) die blijkens een terugblik in een zeer gewelddadige omgeving is opgegroeid. In hoeverre dit de aanleiding was om in de illegale orgaanhandel te gaan, blijft echter gissen. Veel van de actie is lastig te volgen. Hoofdrolspelers worden slordig geïntroduceerd, te veel scènes spelen in het halfduister en Fujiwara probeert de traagheid van de verschillende verhaallijnen te maskeren door ze veelvuldig door elkaar te versnijden. Tien jaar geleden, in de Dogma-tijd, gaf deze truc soms een documentaire-achtige betrokkenheid, maar hier werkt het niet. Hooguit is Organ geslaagd als algemeen sfeerbeeld van misantropie en uitzichtloosheid. Bij de extras zit een trailer van de sequel, met nóg meer bloed en somberheid.