Twintig jaar na de postpunk maakt journalist Fred de Vries de balans
op, en drinkt daarbij noodgedwongen water
Postpunk wordt de muziek uit de jaren 1979 1985 genoemd een benaming
die even vaag als veelomvattend is. Even was alles mogelijk, schrijft
Fred de Vries in Club Risiko. Er was nieuwe muziek die de stadsmuren
deed trillen. Werk was er niet, maar ruimte, enthousiasme en creativiteit
waren er volop. Honderden bandjes maakten platen en cassettes. Voor
een habbekrats en een krat bier traden ze op in kraakpanden en jongerencentra.
Vaak konden ze nauwelijks spelen. Dat gaf niets. De ideeën waren net
zo belangrijk als de muziek. Een bandje was niet een medium voor geluid,
maar ook voor woorden, filosofie, kunst en politiek in de breedste
zin.
Ruim twintig jaar nadien maakt De Vries de balans van de vroege jaren
tachtig op: hoe is het de hemelbestormers sindsdien vergaan, wat resteert
er van hun onwankelbare geloof dat de wereld veranderd kon worden vanuit
de marges van de underground? Club Risiko beschrijft zijn reis
langs steden die toentertijd de brandhaarden van de nieuwe ontwikkelingen
vormden (New York, Londen, Berlijn) of in de periferie lagen (Amsterdam,
Johannesburg, Ljubljana).
Teneinde de underground van de vroege jaren tachtig in kaart te brengen ontmoet en interviewt hij vele getuigen, onder wie leden van Einstürzende Neubauten, Sonic Youth, Laibach, The Ex, Crass en de vergeten Zuid-Afrikaanse punkband Koos, die te horen is op de cd die bij het boek is gevoegd: Long Lost Koos Tapes. Tien nummers, bij elkaar ruim twintig minuten. Al bij de eerste raggende akkoorden voel je een dubbele schok: ja, zo was het. En: wat is het allemachtig lang geleden. Muzikanten hadden in die tijd altijd haast, lijkt het. Liever opbranden dan uitdoven. Wat niet in twee minuten paste, kon onmogelijk de moeite waard zijn.
Club Risiko is verplichte kost voor iedereen die zich interesseert voor de muziek uit de jaren tachtig en voor de underground in het algemeen. Fred de Vries schrijft vanuit een persoonlijk, soms door enthousiasme vertekend standpunt. Zijn omschrijving van Crass als een punkband die op termijn belangrijker zou blijken dan de Sex Pistols of The Clash, lijkt me aanvechtbaar. Maar het boek is dan ook méér dan een informatieve studie over een nagenoeg vergeten hoofdstuk uit de muziekgeschiedenis. Het is tevens een verslag van De Vries terugkeer naar de tijd dat we allemaal jong waren en ongedocumenteerd (internet was nog sciencefiction), gelardeerd met couleur locale en autobiografische details.
De wijze waarop De Vries zichzelf als personage opvoert, heeft tot voordeel dat het zijn boek uitermate leesbaar, zelfs spannend maakt doordat de lezer als voyeur over zijn schouder meekijkt. Het nadeel is dat juist de hoofdstukken over de bands die er min of meer in slaagden vast te houden aan de idealen van de underground, het minst boeien. In New York, ook nu nog gezegend met een veelsoortige fauna van loslopende idioten, is de schrijver al weldra dikke maatjes met Lee Ranaldo van Sonic Youth (alsof ik bij een oude vriend langsga); terug in Nederland haalt hij met leden van The Ex gezamenlijke herinneringen op, met buitensluiting van de lezer.
Interessanter zijn de hoofdstukken waarin tussen de interviewer en zijn gesprekspartners een gezonde achterdocht heerst, of waarin het verhaal gekruid is met tragiek, verval en mislukking punk als blues. Het onbegrip en misverstand in Club Risiko vinden hun hoogtepunt in de ontmoeting met Neubauten-zanger Blixa Bargeld, cultheld en poseur, een muzikale vernieuwer die in later jaren ongegeneerd en zonder succes naar een hit lonkte. Tijdens het gesprek slaat der Blixa menig biertje achterover, terwijl de interviewer noodgedwongen water drinkt. De Vries komt er enkele keren op terug, ietwat verongelijkt, hoewel je Bargelds gedrag evengoed zou kunnen opvatten als een geslaagd voorbeeld van Duitse humor.
Teneinde de underground van de vroege jaren tachtig in kaart te brengen ontmoet en interviewt hij vele getuigen, onder wie leden van Einstürzende Neubauten, Sonic Youth, Laibach, The Ex, Crass en de vergeten Zuid-Afrikaanse punkband Koos, die te horen is op de cd die bij het boek is gevoegd: Long Lost Koos Tapes. Tien nummers, bij elkaar ruim twintig minuten. Al bij de eerste raggende akkoorden voel je een dubbele schok: ja, zo was het. En: wat is het allemachtig lang geleden. Muzikanten hadden in die tijd altijd haast, lijkt het. Liever opbranden dan uitdoven. Wat niet in twee minuten paste, kon onmogelijk de moeite waard zijn.
Club Risiko is verplichte kost voor iedereen die zich interesseert voor de muziek uit de jaren tachtig en voor de underground in het algemeen. Fred de Vries schrijft vanuit een persoonlijk, soms door enthousiasme vertekend standpunt. Zijn omschrijving van Crass als een punkband die op termijn belangrijker zou blijken dan de Sex Pistols of The Clash, lijkt me aanvechtbaar. Maar het boek is dan ook méér dan een informatieve studie over een nagenoeg vergeten hoofdstuk uit de muziekgeschiedenis. Het is tevens een verslag van De Vries terugkeer naar de tijd dat we allemaal jong waren en ongedocumenteerd (internet was nog sciencefiction), gelardeerd met couleur locale en autobiografische details.
De wijze waarop De Vries zichzelf als personage opvoert, heeft tot voordeel dat het zijn boek uitermate leesbaar, zelfs spannend maakt doordat de lezer als voyeur over zijn schouder meekijkt. Het nadeel is dat juist de hoofdstukken over de bands die er min of meer in slaagden vast te houden aan de idealen van de underground, het minst boeien. In New York, ook nu nog gezegend met een veelsoortige fauna van loslopende idioten, is de schrijver al weldra dikke maatjes met Lee Ranaldo van Sonic Youth (alsof ik bij een oude vriend langsga); terug in Nederland haalt hij met leden van The Ex gezamenlijke herinneringen op, met buitensluiting van de lezer.
Interessanter zijn de hoofdstukken waarin tussen de interviewer en zijn gesprekspartners een gezonde achterdocht heerst, of waarin het verhaal gekruid is met tragiek, verval en mislukking punk als blues. Het onbegrip en misverstand in Club Risiko vinden hun hoogtepunt in de ontmoeting met Neubauten-zanger Blixa Bargeld, cultheld en poseur, een muzikale vernieuwer die in later jaren ongegeneerd en zonder succes naar een hit lonkte. Tijdens het gesprek slaat der Blixa menig biertje achterover, terwijl de interviewer noodgedwongen water drinkt. De Vries komt er enkele keren op terug, ietwat verongelijkt, hoewel je Bargelds gedrag evengoed zou kunnen opvatten als een geslaagd voorbeeld van Duitse humor.