Tonio van Vugt
Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not
Adolescente energie
Sheffields kwartet laat de wereld een poepje ruiken met opwindend debuutalbum
Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not
Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not
(Domino/De Konkurrent)
Gitaarpop is in tijden niet zo leuk en opwindend geweest als de laatste drie jaar, en al dat opwindends kwam zonder uitzondering uit het Verenigd Koninkrijk: Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs en Bloc Party voeren de lijst aan. Maar voor hoe lang nog? Dé band die momenteel op ieders lippen ligt is Arctic Monkeys uit Sheffield, die vanuit het niets twee Engelse nummer 1-noteringen veroverde. En het is nu eens géén Idols-fabrikaat dat deze truuk uithaalt, maar een échte band, waarvan het oudste lid overigens nog maar 19 is. Natuurlijk, er ligt een hype ten grondslag aan het succes, dat lijdt geen twijfel. De vraag is: zijn Arctic Monkeys echt zo goed als de hype doet geloven? Ja, ze zijn écht zo goed. En opwindend en energiek. Young, loud and snotty. Twee gitaren, bas en drum, meer heb je niet nodig om een dijk van een rock-’n-rollplaat te maken. Op papier mag dat niets nieuws onder de zon zijn, het resultaat is volgens sommigen de puurste bonk energie sinds Nirvana’s ‘Nevermind’. Maar dan Engels. En zonder het zelfbeklag. Een schorre stem met een zwaar Sheffields accent, die ouder klinkt dan hij is, verleent het sarcasme van zanger/gitarist Alex Turner een extra dimensie. De gitaren buitelen om elkaar heen als in een paringsdans, drummer Matt Helders keithmoont dat het lust is en de bas, die goede oude betrouwbare bas, leidt al die adolescente, seksuele energie in goede banen, maar dan ook net. Van ritme- en tempowisselingen, vaak meerdere malen in één nummer, zijn Arctic Monkeys ook niet vies, en wanneer een song vraagt om een metalriff van twee maten, dan kríjgt-ie een metalriff van twee maten.
Gas wordt pas na zes nummers teruggenomen in ‘Riot Van’, dat een aanstekerballade zou kunnen zijn, ware het niet dat de song gaat over opgepakt worden door de politie na een dronken nachtje uit: “Up rolled the riot van / And these lads just wind the coppers up / Ask why they don’t catch proper crooks”. Zowaar een pracht van een antwoordsong op Kaiser Chiefs’ ‘I Predict A Riot’. ‘When The Sun Comes Down’ is een ‘Roxanne’ voor het nieuwe millennium, ‘Dancing Shoes’ is een dansnummer voor mensen met een houten been en hitsingle ‘I Bet You Look Good On The Dancefloor’ heeft niet alleen de grappigste songtitel sinds Morrissey’s ‘Hairdresser On Fire’, maar rockt ook nog eens als een tiet. ‘Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not’ is nu al een van de verrassendste platen van 2006, en een droomdebuut. Dat beeld in Madame Tussauds naast de nu alweer vergeten Idols-winnaars hebben ze verdiend, al zouden ze hierna nooit meer een andere plaat maken.