Sandra de Haan
The Magnetic North – Prospect of Skelmersdale
*****
(Full Time Hobby – De Konkurrent)
The Magnetic North is de Londense gelegenheidsband van Erland Cooper, Simon Tong (van The Verve en Blur) en zangeres/ componiste Hannah Peel. Prospect of Skelmersdale is hun tweede plaat, dus kun je het eigenlijk geen gelegenheidsband meer noemen. Ze maken orkestrale pop met samenzang, strijkers, drums, bas, fluiten en piano. Hun eerste plaat was een ode aan de Orkney eilanden, omdat Cooper daar vandaan komt. Deze plaat vertelt het verhaal van een andere plek die tot de verbeelding spreekt: het stadje Skelmersdale in West Lancashire. Het werd in 1961 als nieuwe stad opgezet. In de jaren 80 werd het stadje de officiële hoofdstad van de Transcendente Mediatatie beweging omdat het zo handig in het midden van Engeland lag. Het stadje trok allerlei mensen aan die niet alleen op zoek waren naar een vreedzaam leven, maar ook de ambitie hadden om die vrede over de wijde omtrek te verspreiden. Al na twintig jaar raakte het stadje al in verval.

De liedjes zijn geïnspireerd op de levens van deze idealistische mensen. De zacht gezongen teksten met flink wat galm zijn wel wat lastig te volgen, maar ook als je daar het meeste van mist valt er veel te genieten. Peel’s arrangementen zijn erg sfeervol, al is de zang wat aan de zoete kant. Passages met veel instrumenten worden met subtielere open stukken afgewisseld. Al is het geheel wel een beetje eenvormig, is er valt weinig aan te merken op deze muzikale documentaire. Af en toe komen er geluidsopnamen langs; gedocumenteerde herinneringen van ex-inwoners en nieuwsberichten waarin men de ‘new town’ aanprijst. Fans van bands als Belle & Sebastian en Bon Iver zouden hem zeker even moeten proberen. Beluister Signs in de Soundcloud. De plaat komt 18 maart uit.

Sandra de Haan
Yndi Halda – Under Summer
*****
(Big Scary Monsters – Bertus)
Yndi Halda is een Britse postrockband. Hun eerste plaat Enjoy Eternal Bliss klonk nog geheel elektrisch, maar op deze tweede plaat hebben de vijf mannen ook akoestische instrumenten ingezet. De basis van bas-gitaar-drums is aangevuld met o.a. piano, viool en cello. Het recept is als volgt: heel subtiel met gitaargepingel of viool en fluisterzang beginnen en dan laag over laag instrumenten opstapelen tot het stuk in een bombastiche orkestrale storm eindigt. Hee, waar hebben we dat eerder gehoord? Under Summer bestaat uit slechts vier hele lange nummers en klinkt enorm jaren 90. Postrock is net zoals grunge verbonden aan dat tijdperk. Postrock die klinkt als 2016 lijkt onmogelijk.

De zachte zang verzuipt steevast in de mix en de teksten zijn dus amper te volgen. De oeverloos voortkabbelende, onduidelijke composities houden de aandacht maar moeilijk vast. Alles is knap bedacht, mooi opgenomen en kundig gespeeld, maar dat is niet genoeg. Yndi Halda is oud Noors voor iets als 'geniet van de eeuwige gelukzaligheid'. Fijn voor hen natuurlijk dat ze er zo van genieten, maar deze toch vrij oubollige en topzware plaat kon mij niet boeien. Maar als je een groot fan bent van Sigur Rós, Godspeed You Black Emperor, Explosions in The Sky en Mogwai (waar ze mee vergeleken worden) zul je hier wellicht heel anders over denken. Beluister Golden Threads From The Sun in de Soundcloud. De plaat komt in maart uit.
Sandra de Haan
Charlie Hilton - Palana
*****
(Captured Tracks / De Konkurrent)
Singer-songschrijfster Charlie Hilton uit Portland heeft los van haar bandje Blouse een eerste soloplaat gemaakt. Palana brengt u zwoele electropop. De psychedelische retrosound wijkt niet heel erg af van wat ze met Blouse deed. Ze zegt beïnvloed te zijn door Nico, maar haar wat slaperige en toch heldere stem (met veel galm erop) doet vooral heel erg denken aan Trish Keenan, de zangeres van het Britse Broadcast, die helaas enkele jaren geleden overleed. Hilton heeft een fijne stem, maar is wat minder toonvast dan Keenan.

De electropopliedjes met synthesizers, beats, elektrische piano en strijkers hebben een lekkere sfeer, maar echt beklijven doen ze ook weer niet. Met alleen een goeie sound kom je er niet. Bij een volgende plaat hoop ik dat ze er een getalenteerde componist bij betrekt. Dan kan het best nog wat gaan worden. Het geheel is geproduceerd door Jacob Portrait van Unknown Mortal Orchestra. Beluister 100 million in de Soundcloud. Een van de beste nummers is de single Pony, te horen op YouTube.
Sandra de Haan
Marry Waterson & David A Jaycock - Two Wolves
*****
(One Little Indian / De Konkurrent)
De singer-songwriter Marry Waterson komt uit een zeer muzikale familie uit Yorkshire. Ze debuteerde al in 1977 en nam diverse platen op met familieleden. Ze staat met beide voeten stevig in de Britse folktraditie met zangmelodieën die af en toe doen denken aan Sandy Denny. Erg vernieuwend is deze plaat niet, maar wel erg goed. De begeleiding is sober en kraakhelder opgenomen; akoestische gitaar, elektrische piano en soms een viool of cello. Haar wendbare zachte stem beweegt zich vrij om de akkoorden heen en kiest vaak de minder voor de hand liggende noten. De stem wordt hier en daar gedubbeld, maar niet te vaak gelukkig (dat is gauw een trucje). De virtuoze fingerpicking-techniek van Jaycock is een genot om naar te luisteren.

Voorheen speelde ze vaak met haar broer Oliver Knight, maar hij besloot even een tijdje iets anders te gaan doen. Omdat ze zelf geen instrumenten bespeelt, zocht ze een nieuwe partner om liedjes mee te schrijven. Dat werd 'Cornish hermit and underground psychedelic freak-ball’ gitarist-toetsenist David A Jaycock. Het melancholieke titelnummer Two Wolves springt er echt uit. Maar qua sfeer is het gelukkig niet allemaal zo droevig. Two Wolves is dromerig van sfeer en een werkelijk prachtige samenwerking geworden, waarmee de Nederlandse folkfans toch makkelijk veroverd zouden moeten kunnen worden. Ook een tip voor fans van Edith Frost, Nick Drake en Joan Shelley. Naast muziek maken is ze ook actief als beeldhouwer en maker van muziekvideo's. Sing Me Into Your Tune is te horen in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Lubomyr Melnyk - Rivers and Streams
*****
(Erased Tapes / De Konkurrent)
Lubomyr Melnyk is een unieke pianist-componist uit Oekraïne. Hij wordt wel de snelste concertpianist ter wereld genoemd. Zijn continuous piano music is wat men wel een an acquired taste noemt. Geen gemakkelijke muziek. Hij is van 1947 en is in de jaren 70 sterk beïnvloed door de minimalistische stroming. Dat heeft zijn verdere ontwikkeling als pionier bepaald. Hij gebruikt naast complexe patronen bijvoorbeeld ook boventonen. Rivers and Streams bevat lange ononderbroken schijnbaar richtingloze stukken met vrij weinig dynamiek of variatie in tempo. Af en toe neemt hij even gas terug, maar nooit lang. Het is razendknap om die snelheid zo lang foutloos vol te houden (al zou een foutje waarschijnlijk alleen de specialisten opvallen). Hij heeft decennia gewerkt aan de perfectionering van deze techniek.

Zijn werk is als een rivier die de luisteraar in een soort trance moet brengen. Hij draagt deze plaat ook op aan water, dat hij ziet als een van de grootste wonderen in het universum, zeldzaam en beeldschoon. Dit is modern klassiek met spierballen. Een soort Nils Frahm on speed. Elke track heeft een begeleidend tekstje meegekregen, vol natuurlyriek. Het eerste stuk is te horen in de Soundcloud. Parasol: “the gentle fall of water drops from a humble waterfall stream create a steady harmonic rhythm on the roof of my umbrella”. Naast piano hoor je op sommige stukken ook iets dat klinkt als een bamboefluit, wat het een Japans tintje geeft. Innovatief of niet, je moet van goede huize komen om de hele plaat in één keer tot je te kunnen nemen. De plaat is zijn tweede op het label Erased Tapes.
*****
(FatCat 130701 - De Konkurrent)
Deze Franse pianiste-componiste verdient met haar debuut Like Water Through The Sand zeker een plaats in de top tien van dit jaar. Kamermuziek die schijnbaar simpel in elkaar zit met piano, sobere strijkarrangementen (met veel traag gestreken cello), aangevuld met elektronica en synthesizers. Want het is niet voor niets uitgegeven door 130701, het post-klassieke, akoestische sub-label van FatCat Records. Ze combineert haar klassieke achtergrond met een experimentele houding, maar zonder dat het 'moeilijke muziek' wordt. De stukken zijn smaakvol en harmonieus, ideaal voor in de huiskamer.

Het is een heel toegankelijke en afwisselende plaat. De ene keer meer popachtig, dan weer wat abstractere ambient. Herhalende patronen spelen vaak een grote rol. Op Hands Closed Together en het vrolijke The Sum Of Our Flaws hoor je alleen piano. Cotidal Lines had met alleen een melancholieke viool en cello ook op een plaat van Rachel's kunnen staan. Like Water Through The Sand zou als filmmuziek goed werken. Levienaise-Farrouch heeft al voor diverse films muziek geschreven. Ook maakte ze een soundscape in opdracht van het Victoria & Albert Museum. Alle elf tracks zijn nu te horen in de Soundcloud. Fans van Nils Frahm, Ólafur Arnalds en Michael Price zouden hem zeker even moeten proberen. Had FatCat haar niet ontdekt, dan had ze ongetwijfeld bij Erased Tapes onderdak gevonden.

Sandra de Haan
Barbara Morgenstern - Doppelstern
*****
(Monika Enterprise)
De Berlijnse singer-songschrijver Barbara Morgenstern maakte een paar zeer sterke platen vanaf haar debuut in 1998 (vernoemd naar haar favoriete synthesizer Vermona ET 6-1) tot pakweg 2005. Hoogtepunt was wat mij betreft Nichts Muss in 2003. Daarna viel ze helaas steeds meer in herhaling. Piano, zacht gezongen persoonlijke teksten, oude synthesizers en allerhande bliepjes en beats. Knappe elektropopliedjes, maar met iets te vaak dezelfde soort melodietjes en ritmes. Haar negende album Sweet Silence was zelfs zo saai dat ik hem maar een keer of twee heb gedraaid.

Misschien had ze zelf ook behoefte aan wat verandering van spijs. Doppelstern verrast met een hele rij artiesten, die zijn ingevlogen om mee te zingen of spelen. En niet de minste: Lucretia Dalt, Julia Kent, Gudrun Gut, Hauschka, Tonia Reeh, Jacaszek, Corey Dargel en natuurlijk Robert Lippok, waar ze al menige plaat mee opnam. De plaat begint meteen met de beste track, Was Du Nicht Siehst, die met de electrobeats van T. Raumschmiere is opgebouwd. Hij is te horen in de Soundcloud. Ook het voor de radio zeer geschikte poppy Übermorgen met Justus Köhnke staat in de Soundcloud.
Sandra de Haan
An evening with Olafur Arnalds and Nils Frahm
*****
(Erased Tapes / De Konkurrent)
Olafur Arnalds en Nils Frahm brachten menig avondje samen door, experimenterend met piano, elektronica en andere geluidsbronnen. De ene keer in Berlijn, dan weer in Reykjavik. Improviseren doen ze al jaren, live op het podium, maar ook in de studio. Uit hun muzikale vriendschap is nu een dubbel cd voortgekomen. De eerste cd van ruim een uur bevat een selectie uit de studio opnames van de afgelopen paar jaar. Een album kun je het niet noemen, zo wordt op de hoes toegelicht. Het is meer een collage van studio experimenten. De tweede cd bevat stukken die ze na een dagje werken aan een video ongepland improviseerden. Deze nachtelijke opnames van totaal acht uur bevielen hen zo goed, dat ze besloten een aantal fragmenten (totaal 40 minuten) zonder verdere editing toe te voegen als extra cd.

Het zachte richtingloze pianogepingel van Frahm doet me steevast bijna in slaap sukkelen. Zijn solo platen vind ik daarom meestal saaie modern klassieke liftmuziek. Het wordt pas interessant als elektronica en andere instrumenten extra lagen toevoegen, of hij dat nu zelf doet of iemand anders. Precies dat is op deze plaat heel goed gelukt. De stukken zijn heel gevarieerd en spannend. Je hoort een ouderwets traporgel, xylofoon, melodica, digitale beats en Anne Müller speelt op één track cello. Sommige stukjes doen wel wat aan Biosphere denken. Ambient, modern klassieke soundscapes, hoe je het ook noemen wilt, het is een bijzonder fraai werkstuk geworden en een must voor de Erased Tapes-fan. Bekijk de video van de live improvisatie Trance Friendz. De tracks Four, Life Story en Wide Open zijn te horen in de Soundcloud.

Sandra de Haan
Julia Kent - Asperities
*****
(Leaf / De Konkurrent)
De Canadese celliste Julia Kent komt 30 oktober met haar vierde soloplaat. Ze is actief buiten het klassieke circuit en speelde onder andere in Antony and the Johnsons. Ook Asperities is geen 'klassieke' plaat, maar staat eveneens ver weg van de pop-wereld. Kent speelt hier vooral lange noten, omlijst door subtiel gebruik van elektronica. De cello produceert met het trage strijken een soort 'drone'. Soms laag over laag, bewerkt met galm, zijn dat negen 'ambient' stukken geworden die bijna naadloos in elkaar overgaan. Als filmmuziek zou het bijzonder goed werken. Erg mooi allemaal, maar wat een begrafenismuziek. Niet opzetten als je een slechte dag hebt.

De verstilde sfeer van Asperities lijkt in niets op de band Rasputina, waar ze tot 1999 deel van uitmaakte. Dit humorvolle folkrocktrio van zingende cellistes vond ik destijds erg leuk. Dat de Julia Kent van deze band dezelfde persoon is als de solo-artieste anno 2015, dat had ik niet snel geraden. Leve Wikipedia, onuitputtelijke bron van bijzondere weetjes. Dat ze een veelzijdig artieste is, kun je wel een understatement noemen. Voor fans van Pieter Nooten en A Winged Victory For The Sullen (of andere neo-klassieke acts op het label Erased Tapes) is dit zeker een tip. Beluister alvast Invitation To The Voyage op haar website.

Sandra de Haan
Rival Consoles - Howl
*****
(Erased Tapes / De Konkurrent)
De electrobeats van Ryan Lee West, beter bekend als Rival Consoles, lijken een vreemde eend in de bijt bij Erased Tapes. Dat label heeft immers vooral neo-klassieke acts in zijn stal (goed, behalve beatmakers Kiasmos dan). Toch was West ooit de eerste artiest die bij het label onderdak vond, toen nog onder de naam Aparatec. De 29-jarige Brit heeft een heel persoonlijk geluid ontwikkeld, warm en donker, gruizig en mysterieus. De openingstrack Howl heeft wel iets weg van Thom Yorke's solowerk. De ijle, wiebelende klanken doen in de rustige passages soms wat aan Boards of Canada denken. Synthesizerklanken, gerinkel en geratel, laagjes ruis en echo's, laag op laag gestapeld en dan weer afgebroken tot een enkele toon. De warme, organische sfeer komt vast voort uit het feit dat hij ook akoestische instrumenten gebruikt, zonder dat ze als gitaren en piano's herkenbaar zijn.

Golven van geluid rollen met veel dynamiek en drama de speakers uit, maar zonder bombastisch te worden. De plaat duurt helaas maar 41 minuten. Dan nog maar een keer. En vervolgens als een speer die andere zeven platen opsnorren die hij hiervoor heeft gemaakt. En, guess what, die klinken ook behoorlijk goed. Howl gaat zeker in de top 5 van 2015 eindigen. Hij komt 16 oktober uit. Het is een korte bespreking geworden, maar er is nu eenmaal een maximum aan bijvoeglijke naamwoorden die een mens verdragen kan.
Sandra de Haan
Peaches - Rub
*****
(I U She Music - Bertus)
Peaches heeft wat je noemt 'attitude'. Men neme: politiek, sexualiteit, feminisme en een flinke portie schuttingtaal. De Canadese electropunk artieste heeft zichzelf met deze aanpak met een handvol albums en provocatieve shows goed in de kijker gespeeld. Zes jaar hebben de fans moeten wachten op deze nieuwe elf tracks. De middelen zijn eenvoudig: teksten in hip hop-stijl met technobeats, soms wat zang. Helaas is het muzikaal allemaal nogal gewoontjes. Zoveel durf als ze in haar teksten laat zien, zo weinig lef zit er in de composities. Het zal een kwestie van smaak zijn (een beetje een dooddoener, maar goed). Misschien mag de muziek niet teveel aandacht opeisen zodat haar onverbloemde aanklachten en scheldpartijen er beter uitspringen? Bij mij werkt het in ieder geval niet zo. Het bonkt allemaal te eentonig door, waardoor de aandacht al snel verslapt. Wat ook jammer is: humor of enige zelfrelativering heb ik nergens kunnen bespeuren (of heb ik wat gemist?). De foto op de hoes (links) spreekt wat dat betreft boekdelen.

De bescheiden bijrollen van twee guest stars kunnen daar weinig aan veranderen. In opener Close Up praatzingt Kim Gordon mee en in het slotnummer I Mean Something horen we Feist. Dat ze het album op haar eigen label I U She Music uitbrengt is logisch; in het door mannen gedomineerde muziekwereldje staat ze natuurlijk liever zelf aan het roer. Hij komt 25 september uit. Rub is leuk voor de fans van stoerewijventechno, maar doe mij maar de net zo zelfverzekerde hiphoppende vrouwen van TheeSatisfaction. Vooral hun debuut is erg goed: Awe Naturale. Bekijk de video van Close Up op YouTube, toch het beste nummer van Peaches.

Sandra de Haan
Prefuse 73 - Rivington Não Rio
*****
(Temporary Residence / De Konkurrent)
Scott Herren - bekend onder de naam Prefuse 73 - had al enige jaren niets van zich laten horen. Nu is hij terug met maar liefst een album en twee EP's tegelijk. Zijn herkenbare springerige mix van beats, strijkers, rapsamples en synths werd via het label Warp een groot succes. In zijn vijftienjarige loopbaan is hij erg productief geweest, onder verschillende namen en ook als producent van andermans platen. Vooral z'n werk rond 2003-2005 is erg sterk (One Word Extinghuisher, Surrounded by Silence), maar dat niveau werd daarna meestal niet gehaald. Opzwepende beats vol breaks en abrupte stijlwisselingen maakten steeds meer plaats voor dromerige soundscapes. Mooi, maar regelmatig ook wat saai. De hoop op een plaat die weer ouderwets spannend zou zijn was bijna gevlogen, tot april 2015.

Op het album Rivington Não Rio werkt hij samen met onder andere electro-artiest Helado Negro, Sam Dew en zanger Rob Crow (van Pinback). Zo, dit klinkt goed! Zang heeft een prominentere plek dan op z'n eerdere platen. Omdat er meerdere zangers aan meewerken, klinkt het geheel afwisselend, terwijl de hak-op-de-tak knip-en-plak-stijl de rode draad blijft vormen. Critici zouden kunnen zeggen dat van dit type tracks inmiddels wel een flinke stapel het licht gezien heeft, maar omdat het geheel zo geïnspireerd klinkt, gaan we daar maar niet moeilijk over doen. 140 Jabs Interlude brengt met Milo & Busdriver nog een lekker mopje hip-hop. De plaat komt 12 mei uit. Beluister alvast Infrared en Applauded Assumptions in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Twerps - Range Anxiety
*****
(Merge Records / De Konkurrent)
De Australische band Twerps heeft met Range Anxiety een prachtplaat afgeleverd. Ze maken vrolijke indiepop die zwaar leunt op gitaren en samenzang. De sound doet regelmatig denken aan The Feelies, The Go-Betweens en Yo La Tengo. Na een serie succesvolle singles en een titelloze debuutplaat in 2011 is dit hun eerste plaat op Merge Records. Drie mannen, een vrouw en niet alleen gitaren, maar ook fijne keyboards.

Twerp betekent ‘belachelijk en onbeduidend persoon’. Geen valse bescheidenheid, mensen, dit is gewoon een erg goeie popband. Bij de eerste luisterbeurt viel het me aanvankelijk niet op dat ze zo goed zijn; het klinkt namelijk erg vertrouwd allemaal, bijna gewoontjes. Er zijn ook nogal wat indiepopgroepjes die in dit genre bezig zijn, maar hoe vaker ik de liedjes hoorde, hoe beter ze werden. Ze zijn prettig afwisselend: opzwepend uptempo, dan weer ingetogen. Beluister Shoulders en het uitermate Feelies-achtige Back To You in de Soundcloud. Ook I Don’t Mind zou je zeker even moeten aanklikken. De plaat komt eind januari uit.

Sandra de Haan
Visitors - Hello World info
*****
(eigen beheer)
De echte nerd ziet aan de titel al een aanwijzing: Visitors maakt elektronische pop met een voorliefde voor geluidjes ‘uit de oude doos’. Hello World, het simpelste computerprogrammaatje dat er bestaat, dateert uit 1974. Visitors begon als band, met songschrijver Bertin van Vliet aan het roer. Met een oude Korg synthesizer en een laptop voor de beats en retrobliepjes zet hij fijne liedjes in elkaar. Zijn favoriete instrument is de Casiotone MT40, een analoog keyboard uit de jaren 80. De invloed van Kraftwerk is evident, maar ook Oleg Kostrow en Felix Kubin zijn niet ver weg. Dat stoort allerminst want de liedjes zitten erg goed in elkaar en hebben een heel eigen sfeer en humor. Ze blijven ook lang in je hoofd hangen vanwege simpele maar doeltreffende melodietjes.

Visitors is een eerbetoon aan de science fiction van de 20e eeuw. Het is een project, bestaande uit futuristische muziek, performances, video's en workshops. Alle zangpartijen worden door een vocoder gehaald, waardoor de teksten uit de machines zelf lijken te komen. Dan krijg je vanzelf teksten als “Refresh my battery, refresh my memory” of “Are you sure? Are you sure?”. De liedjes zijn geschreven vanuit buitenaards perspectief. De Nijmegenaar knutselde er robotpakken van karton en zilverpapier voor in elkaar, waarmee de band enkele keren optrad, samen met dansende aliens. De videoclips doen een beetje denken aan Michael Gondry’s film Be Kind, Rewind. Logistiek bleken de concerten met band en aankleding wat lastig (zeker als je geen auto hebt), dus bestaat Visitors tegenwoordig nog alleen uit Bertin. De liedjes zijn sterk genoeg om solo prima over te komen, zo bleek op het Ver Uit de Maat-festival in Worm op 21 december (waar hij jammer genoeg geen robotpak droeg). Gelukkig is de grappige doe-het-zelf science fiction op YouTube nog wel terug te zien. Bekijk Rocket Science en Interior. In No Flash Photography (van de cd 2012) speelt Frans de Waard een sacherijnige alien.

In 2012 kwam er een cd met tien liedjes uit, getiteld 2012. Hello World is helaas alleen op cassette te koop, wat wel past bij zijn voorliefde voor oude apparaten, maar handig is het niet. Muziek verkopen doe je op internet, dus is er op zijn YouTube-kanaal ook een selectie te horen. Ook leuk is The Fathers Of Invention (2014) , een serie odes aan uitvinders. Electropop-tracks tussen soundscape en pop in, opgedragen aan de uitvinders van o.a. klitteband, het A4 papier, de rits, de balpen en de koffiefilter. Maar één luistertip mag hier zeker niet ontbreken, het eerste dat ik ooit van hem hoorde en dagen lang niet meer uit mijn hoofd kreeg: Videorecorder. (luisteren op eigen risico)

Sandra de Haan
Dan Mangan & Blacksmith - Club Meds
*****
(City Slang - De Konkurrent)
De Canadese singer-songwriter Dan Mangan was in 2009 ‘artiest van het jaar’. In 2012 volgden meer prijzen, waaronder album van het jaar. Zijn album Nice, nice, very nice was dan ook... inderdaad, very nice. Daniel Mangan kan zich met gemak meten met bekendere namen uit het orkestrale folkrockgenre en heeft al op alle grote folkfestivals gestaan. Na zijn begin als solo artiest vormde hij een band en werkte ook samen met mensen uit de meer experimentele scene, waarmee zijn stijl zich ook wat losmaakte van het traditionele beeld van folky-met-gitaar. Fans van Bon Iver en Owen Pallett zullen hem wellicht al kennen. Hij is een begaafd componist, de goede smaak druipt er werkelijk vanaf. Ook zijn nieuwe plaat Club Meds maakt vanaf de eerste paar maten weer indruk.

Toch is er een probleem: zijn manier van zingen. Alsof hij het leed van de ganse wereld op zijn schouders moet dragen. Een man met Grote Gevoelens. Een nummer of twee gaat het nog wel, maar de overserieuze sfeer van zijn zangpartijen maakten me hoe langer hoe kriegeliger. Mag het iets luchtiger, met iets van relativering en iets meer variatie in sfeer misschien? Ookal is het een heel ander genre, het deed me een beetje denken aan de manier waarop Brendan Perry zijn bijdragen aan Dead Can Dance steevast vakkundig om zeep hielp. Jammer, het maakt de plaat aan het einde van de rit voor mij onluisterbaar. Laten we er maar van uit gaan dat het aan mij ligt. Millions can’t be wrong luidt immers het gezegde. De plaat komt half januari uit. De single Vessel is al uit. Hij was te horen in de film Hector and the Search for Happiness. Ook de single Mouthpiece is al uit.

Sandra de Haan
Kiasmos - Kiasmos
*****
(Erased Tapes)
29-10-2014 01:00
Dit IJslandse duo maakt experimentele electro met piano en synths. Het is hun debuut, maar beginners zijn ze niet: Ólafur Arnalds heeft al een aantal prachtige platen gemaakt, waarop minimal music met piano, strijkers en subtiel gebruik van electronica samen komen. Toen hij Janus Rasmussen ontmoette, herkenden ze in elkaar een liefde voor minimale experimentele muziek. Ze begonnen in 2009 samen in de studio te experimenteren. Arnalds’ werk heeft klassieke instrumenten als basis, Rasmussen is meer van de commerciële technobeats.

Op Kiasmos worden piano, synths, strijkers, drummachines en tape delays gemixt. Nieuw is deze aanpak natuurlijk niet, in IJsland en Scandinavië wemelt het van dergelijke artiesten, maar het zeer geslaagde Kiasmos verdient de aandacht. De beats gaan hier en daar wel een beetje lang door, maar telkens voordat het saai dreigt te worden trekken de fijne subtiele details de aandacht weer. Deze gelaagde aanpak maakt dit een plaat die je vermoedelijk niet snel zat wordt. Er speelt daarbij een echt strijkkwartet mee en een live drummer, wat warmte aan het geheel geeft. Het opzwepende Thrown is voorlopig m’n favoriete track. De plaat sluit sfeervol af met het dromerige ambient stuk Burnt. Op het label Erased Tapes zijn de mannen goed op hun plek naast geestverwanten Nils Frahm, A Winged Victory For The Sullen en Douglas Dare. Voor zowel dance fans als ambient liefhebbers is deze plaat een aanrader. De plaat is nog streaming te horen op de 3voor12-luisterpaal.
Sandra de Haan
Deerhoof - Las Isla Bonita
*****
(Polyvinyl Records)
Het Amerikaanse avantrock-kwartet Deerhoof bestookt de avontuurlijk ingestelde rockfan al twintig jaar met vrolijke ontregelende platen. Zowel pop als noise hoor je erin terug. Gaandeweg zijn hun opnamen wel wat verzorgder gaan klinken, maar hun aanpak is ongewijzigd gebleven. Onconventionale ritmes, staccato gitaarwerk, kinderlijk simpele melodietjes, vreemde breaks en de meisjesachtige zang van bassiste Satomi Matsuzaki zorgen samen voor een uniek geluid dat je steevast na een maat of twee al herkent. Blonde Redhead was twintig jaar geleden een vergelijkbare band (inclusief Japanse zangeres-bassiste tot 1995). Na een vlammende start zijn zij inmiddels helaas ingezakt tot een slaapverwekkend synthpopgroepje. Deerhoof heeft de punk spirit gelukkig hoog weten te houden. Ook live zijn ze beslist een belevenis te noemen.

La Isla Bonita is alweer hun dertiende album. Wie de band gevolgd heeft zal waarschijnlijk niet verrast worden. De bekende troeven worden in elk nummer weer met verve op tafel gesmeten. De plaat is live opgenomen in de kelder van gitarist Ed Rodriguez. Daardoor klinkt het allemaal nog extra lekker energiek en ongepolijst. Tien goed gelukte liedjes (vooral Big House Waltz), maar veel voegt de plaat niet toe aan hun bewonderenswaardige stapel wapenfeiten. Deerhoof mag dan nooit een slechte plaat uitgebracht hebben, tegelijk zijn die platen ook amper uit elkaar te houden. De ene keer wat meer gitaren, de andere keer wat meer toetsen. De ene keer zingt Matsuzaki, dan weer zingt drummer Greg Saunier wat meer. Maar dat is het dan wel.

Gaan zulke experimenteel ingestelde muzikanten zich op die manier niet vervelen? Blijkbaar niet. Misschien omdat alle bandleden naast Deerhoof altijd druk zijn met andere projecten; met andere bands spelen, produceren en mixen. De lijst is te lang om namen te gaan noemen. Afwisseling genoeg buiten de deur dus. Wellicht dient juist dat stijlvaste Deerhoof als het thuishonk, de vertrouwde plek om altijd weer naar terug te keren na een expeditie in andermans studio. De line-up is daarnaast niet altijd constant geweest. Gitarist Chris Cohen heeft een erg fijne popplaat uitgebracht (Overgrown Path, 2012), maar heeft de band verlaten om plaats te maken voor Rodriguez. La Isla Bonita is nu streaming te horen op de 3voor12-luisterpaal.
Sandra de Haan
Wildbirds & Peacedrums - Rhythm
*****
(Leaf / De Konkurrent)
Het Zweedse echtpaar Mariam Wallentin en Andreas Werliin maakt experimentele rock met slechts een drumstel, percussie en zang. Daarmee zetten ze een zeer compleet geluid neer, dat ook nog eens zeer intens is. Wallentin’s bluesy voordracht maakt indruk. Haar vurige manier van zingen doet soms denken aan St. Vincent (waar ze het voorprogramma voor verzorgden) en PJ Harvey. Ze speelt af en toe ook steel drums. De titel zegt het al: ritme is de basis. En niet zomaar ritme. Complexe drumpatronen buitelen over elkaar heen, tegen elkaar in, jagen elkaar op. Alles retestrak en in elk nummer verrassend. Zang en drums zijn telkens even belangrijk. Door in eigen studio op te nemen en te produceren hielden ze alles in eigen hand. Ze hebben er daarom vier jaar aan kunnen schaven. Misschien klinkt het daarom ook zo intiem. “Sound-wise we wanted it to feel like a live experience,” legt Andreas uit. “Almost every song is one take. We recorded standing in the same room, no screens or isolation, looking each other in the eyes."

Hun debuut Heartcore in 2008 leverde hen meteen de onderscheiding ‘jazz act van het jaar’ op. Rhythm is alweer hun vierde plaat. Vreemd dat dit duo in Nederland nagenoeg onbekend is (al deden ze in augustus wel Paradiso aan). Hoog tijd dat daar verandering in gaat komen want hun plaat is in één woord geweldig. Beluister de single The Offbeat op hun site.

*****
(BitTorrent)
Acht jaar na het verschijnen van Thom Yorke’s uitstekende soloplaat The Eraser is er eindelijk een vervolg. Het is begrijpelijk dat het even duurde. Naast Radiohead had hij met zijn nieuwe band Atoms for Peace ongetwijfeld de handen vol. In zijn solowerk heeft elektronica een veel grotere rol dan in de bands. Op Tomorrow’s Modern Boxes beperkt hij zich nog sterker tot elektronica en zang, aangevuld met piano. De melancholieke sfeer is vergelijkbaar met zijn solodebuut, maar het is zeker geen Eraser 2 geworden. Tomorrow’s Modern Boxes is veel minimalistischer. Er wordt minder nadrukkelijk lagen beats op elkaar gestapeld en gitaren ontbreken. Het tempo ligt op de meeste tracks lager. Een rustige passage als Pink Section is bijna ambient, met klanken die op een aftandse kroegpiano lijken gespeeld, opgenomen op cassette en vervolgens op een nog gammeler recorder afgespeeld. Beats klinken soms als het tikken van statische electriciteit of die van een beschadigde elpee. Dat levert een intrigerende, soms naargeestige Tim Hecker-achtige sfeer op. Prachtig. Op There’s No Ice (For My Drink) komt er dan weer een wat opzwepender beat langs.

De terugkeer van een vergelijkbare electro-artiest waar we met spanning naar hadden uitgekeken is Aphex Twin. Yorke beweerde altijd een groot fan van hem te zijn geweest. Na dertien jaar wachten verscheen eind september Syro. Viel dat even tegen! Syro borduurt voort op de bekende weg en klinkt daarom nogal gedateerd en voorspelbaar. Dan weet Yorke toch beduidend meer te verrassen met zijn ongepolijste donkere beats en onheilspellende zangpartijen. Waar de gemompelde teksten over gaan? Dat blijft gissen, wat geen moment stoort, want wat valt er veel te beleven. M’n favoriete nummer Guess Again! is helaas niet online te horen, maar de single Brain In A Bottle wel. Tomorrow’s Modern Boxes wordt alleen via de downloadsite BitTorrent en op vinyl verspreid, wat al even eigenzinnig is als zijn muzikale stijl.
Sandra de Haan
Hailu Mergia and the Wallias - Tche Belew
*****
(Awesome Tapes From Africa - De Konkurrent)
De Gouden Eeuw van de Ethiopische muziek loopt van begin jaren 60 tot halverwege de jaren 70. De socialistische revolutie had een bruut opererende regering opgeleverd die het volk stevig onder de duim had. Maar ook invloeden uit de VS en Europa kwamen het land binnen. Het label Awesome Tapes From Africa duikelde al aardig wat parels op, uit alle uithoeken van het continent. Dat er een goeie markt is voor heruitgaves van Afrikaanse bands uit die periode bewezen andere labels (zoals Analog Africa) ook al. Als je de film Broken Flowers van Jim Jarmush hebt gezien, dan heb je al een voorproefje gehad: op de soundtrack staan diverse freaky nummers van Mulatu Astatke, een beroemd Ethiopisch jazzmuzikant uit de 70s.

Onlangs bracht Awesome Tapes een heruitgave uit van Hailu Mergia and the Wallias uit 1977. Deze band wist onwelkome bemoeienis van de regering te omzeilen en toerde met veel succes door Europa en Noord-Amerika. Mergia is toetsenist en accordeonist. Heerlijk gedateerde toetsenbordklanken zetten dan ook de toon. De tracks hebben vaak geen duidelijk begin of einde, het gaat om de groove en de sfeer. Zwoel wiegende loungemuziek voor de nachtclubs van Addis Ababa wordt afgewisseld met wat opzwepender werk vol trompetten en saxofoons, rinkelende wahwahgitaartjes en fluiten. Afrikaanse muziek kan in onze oren nogal eentonig klinken. Er wordt eindeloos gevarieerd op een eenvoudig thema, zonder breaks, want er moet wel lekker op doorgedanst kunnen worden. Ook Mergia's band kabbelt soms wat lang door, maar gelukkig zijn de nummers wel vrij divers in tempo, maatsoort en instrumentatie. Met spannende breaks weten ze ook wel raad. Zang wordt geen moment gemist. Veertig minuten is wel wat kort voor deze fijne funky plaat. Beluister een track op de site van het label.
Sandra de Haan
Arve Henriksen - The Nature Of Connections
*****
(Rune Grammofon / De Konkurrent)
De Noorse trompettist Arve Henriksen heeft een unieke serie cd’s bij elkaar gespeeld, in een stijl die tussen jazz, ambient en modern gecomponeerd in zit. Hij gebruikt daarbij vaak elektronica, zonder dat die zich opdringt, en laat zijn trompet soms klinken als een Japanse bamboefluit of een zachte zangstem. Subtielere trompettisten zul je niet vinden. Zijn nieuwe plaat The Nature Of Connections begint met een soundscape die aansluit bij wat we van hem kennen. Maar al snel gaat het een heel andere kant op. Met viool, cello, contrabas en af en toe drums belanden we onverwacht in de Noorse folk. Folksongs hadden we hem nog nooit horen brengen. Henriksen speelt ook wat piano. Deze verrassing pakt erg goed uit. Samenwerken met een speciaal hiervoor samengesteld strijkkwartet heeft zijn meest toegankelijke plaat tot nu toe opgeleverd.

Ook de Hardangerviool is te horen, die voort is gekomen uit de Noorse traditionele volksmuziek. Deze viool heeft acht of negen snaren in plaats van vier. Men volgt vaak dit recept: een eenvoudige melodie die telkens herhaald wordt, maar wel telkens anders ingekleurd. Bij folk denk je aan dansmuziek, maar dit gezelschap neigt meer richting modern klassiek en soundscape, alles heel beheerst gespeeld. Dit past meer in een kerk dan in een kroeg. Weinig dwingende ritmes en veel ruimte voor stilte, net als op Arve’s eerdere werk. Het klinkt allemaal even prachtig. Fans van Tin Hat Trio zouden de plaat zeker moeten proberen. De plaat komt 22 augustus uit. Hambopolskavalsen is te horen in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Plank - Hivemind
*****
(Akoustik Anarkhy - De Konkurrent)
Plank maakt instrumentale math rock op hoog niveau. De drie mannen uit Manchester laten graag zien wat ze technisch in huis hebben. En dat is niet mis. De sound lijkt soms wel wat op het eveneens Britse Alt-J, met een flinke scheut Soundgarden erbij. De dynamiek en variatie is groot. Scheurgitaren wisselen vaak abrupt af met subtiel getokkel, synths, rollende bassen en digitale violen. Het gitaarspel op Swarm Behaviour lijkt een regelrechte ode aan King Crimson. Op Aphidelity kiezen ze voor een Krautrock-sfeer met kitschy toetsenpartijen. Drone begint als een soundscape van Boards of Canada. Het drumwerk is van het type gevorderde jazzstudent op het conservatorium. Afwijkende maatsoorten en polyritmes in overvloed. Maar waar ging het mis?

In hun persbericht lezen we: “Hivemind is effectively a concept album about insects without which our global eco-system could not survive.” Dat is sympathiek natuurlijk, maar een link met de muziek heb ik niet kunnen ontdekken. Zonder tekst is het lastig om bedoelingen over te brengen. Doe het dan gewoon niét, zou ik zeggen. Daar wordt zo’n plaat beslist niet slechter van. Maar zo’n persbericht moet toch vol natuurlijk.

Ondanks het overduidelijke talent weet hun spierballenvertoon bij mij geen emotie los te maken. Het zo foutloos mogelijk spelen van zeer complexe composities vol breaks kan behoorlijk saai zijn. Ze lijken wel zèlf die bijen te zijn die als één organisme opereren. Het is allemaal heel knap en smaakvol gedaan, maar nodigde ook uit tot het citeren van Bob Fosko (van de Raggende Manne): “Het is leuk, heel erg leuk. Druk mee geweest? Moeite gekost? Maar het is bloedeloos!” Op hun Bandcamp-page is de plaat geheel te horen.
Sandra de Haan
Mirel Wagner - When The Cellar Children See The Light Of Day
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
“One, two three four, what's underneath the floor. One, two three four, what's underneath the floor. Pretty little face, pretty little eyes, big fat belly, birthing out flies.” Singer-songwriter Mirel Wagner grijpt je aandacht al bij die eerste woorden. Haar ontspannen stem, begeleid door een akoestische gitaar brengt opvallende teksten die in een sobere uitvoering de aandacht krijgen die ze verdienen. Haar titelloze debuut in 2012 maakte grote indruk. Twee jaar later staan er alweer tien zeer sterke liedjes op de plaat. Het tempo is traag, de sfeer is erg donker en melancholiek. De titel zet al de toon: dit is geen vrolijke plaat. Maar wat een persoonlijkheid!

Mirel Wagner groeide op in Helsinki, na adoptie uit Ethiopië toen ze anderhalf jaar oud was. Ze voelt zich 100% Fins, maar haar muziek klinkt alles behalve Fins. Haar liedjes sluiten naadloos aan bij Amerikaanse singer-songwritertraditie van Leonard Cohen via Lisa Germano en Nick Drake (okee, een Brit) naar Michael Gira (Swans). Wie wel van dergelijke rauwe poëzie houdt kan deze plaat blind kopen. De gitaarcomposities zijn eenvoudig en repetitief, maar zeker niet saai. Af en toe is er wat piano en cello toegevoegd. Er is veel ruimte voor stilte. De plaat duurt helaas maar een half uur. Dan nog maar een keertje want hier krijgen we niet snel genoeg van. Ze treedt 14 september op in de Rotterdamse club Bird. Gaat dat zien. The Dirt staat op YouTube. “The can't drink drink the dirt, even if you wanna / You can't eat the dirt, even if you wanna / You can't breathe the dirt, even if you wanna / But you'll be in the dirt, you'll be the dirt.”
Oak Tree is eveneens te horen op YouTube.
Sandra de Haan
J Mascis - Tied To a Star
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
Joseph Donald Mascis - beter bekend als J Mascis - loopt al tegen de 50, maar voor hem lijkt de tijd stil te staan. Hij blijft onvermoeibaar platen uitbrengen, waarop ook nog eens koppig al bijna dertig jaar niet van het gekozen pad wordt afgeweken. Je kunt het stijlvastheid noemen of creatieve stagnatie. Of zijn liedjes je weten te raken of niet bepaalt waarschijnlijk hoe dat oordeel uitvalt. Hij is er zich natuurlijk zeer bewust van dat hij de dinosaurus van de indierock is; het eerste liedje heet niet voor niks Me Again.

Mascis maakte vanaf half de jaren 80 de podia onveilig met zijn noisetrio Dinosaur JR, dat nog altijd bestaat (in 2012 maakten ze nog een plaat). Hij speelt ook in andere bands en solo knalt hij er nog geregeld platen uit. Tied To a Star is de zesde soloplaat alweer. Voornamelijk akoestische gitaar en een beetje piano begeleiden deze keer zijn karakteristieke kraakstem. Zijn teksten brengen een mix van melancholie, introspectie en berusting. Daar geen verrassingen en muzikaal is de plaat ook meer van het heerlijke zelfde. Eigenlijk is alleen de sound veranderd. Van een bak noise met veel wahwah-pedaal naar steeds beter opgenomen, dus helderder klinkende liedjes. Vals zingen is nooit een probleem geweest en ook nu doet hij dat met verve. De plaat opent ingetogen, gevolgd door de vrolijke uptempo single Every Morning, met het refrein “Every morning makes it hard on me.” Ja, het het leven van een rock God valt natuurlijk niet mee.

Ookal heeft de akoestische gitaar de hoofdrol, hij kan het langdurig elektrisch soleren niet laten. Op Trailing Off pakt hij weer even stevig uit. Digitale violen doen er nog een schepje bovenop. “How much can I take?” zingt hij vertwijfeld. Hij wisselt zoals altijd zijn gruizige lage stem af met kopstem. Kortom: erg genietbare plaat, maar het voegt niks toe aan zijn prachtige oevre. Muziek is zijn leven, dus waarom zou je dat ook opgeven? Lekker doorgaan. Wide Awake is te horen in de Soundcloud.

Het psychedelische tekenwerk van Marq Spusta, dat de hoesjes al vaker sierde, is ook deze keer weer erg leuk (zie plaatje links boven). In de mooie kartonnen vouwhoes zit een vergrote print om op te hangen. Zo komt die prent met vele details veel beter tot z’n recht.

Sandra de Haan
Shabazz Palaces - Lese Majesty
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
Het experimentele hip hop-duo Shabazz Palaces uit Seattle maakte in 2011 met Black Up een van m’n favoriete platen van dat jaar. De verwachtingen waren dan ook hoog toen opvolger Lese Majesty op de mat viel. Was dat even schrikken. De beats zijn nog wel met enige goede wil experimenteel te noemen, maar verder is de plaat van begin tot eind erg vaag en spaced out. Mooie geluidjes, dat wel, ze hebben een goeie smaak. Maar de nogal richtingloze composities kunnen de aandacht niet lang vasthouden. De lastig verstaanbare raps kabbelen voort, soms op een dub-beat. THEESatisfaction’s Catherine Harris-White, die op Black Up zo geweldig uit de verf kwam, heeft een mager bijrolletje.

Het persbericht van te voren lezen had een handige voorbereiding geweest, want die is wel illustratief. Een fragment: “A unique and glorified offering into our ever-uniforming musical soundscape. Lese Majesty is a beatific war cry, born of a spell, acknowledging that sophistication and the instinctual are not at odds; Indeed an undoing of the lie of their disparate natures. Lese Majesty is not a launching pad for the group’s fan base increasing propaganda. It is a series of astral suites of recorded happenings, shared. A dare to dive deep into Shabazz Palaces sounds, vibrations unfettered. A dope-hex thrown from the compartments that have artificially contained us all and hindered our sublime collusion. These reveries were sent to Palaceer Lazaro and Fly Guy ‘Dai in the year of gun beat battles in excess, whilst walking in dreams and in varied transcendental states...”. Ach, ze staat erom bekend dat ze graag rookgordijnen optrekken tussen henzelf en de schrijvende pers.

They Come In Gold staat in de Soundcloud. Ook #CAKE en Forerunner Foray. Wie van zowel druggy psychedelische soundscapes als van hip hop houdt, kan hier een prettig uurtje mee doorbrengen. Het is zeker geen slechte plaat. Maar ik zet liever Black Up nog maar eens op, geheel streaming op YouTube . De plaat komt 29 juli uit. De verpakking is wel weer erg mooi verzorgd.
Sandra de Haan
Sharon van Etten - Are We There
*****
(Jagjaguwar - De Konkurrent)
Singer-songwriter Sharon van Etten maakte in 2010 grote indruk met Epic. Haar gitaar (en orgel)-liedjes met folkinvloeden hebben een diep melancholieke ondertoon. De wat hese en toch heldere stem waarmee ze haar sores openhartig de wereld in stuurt is indrukwekkend. Haar zangstijl herken je goed aan de manier waarop vaak van de ene naar de andere toon ‘gegleden’ wordt en ook aan de overdubs met een tweede melodie. Op Tramp (2012) werd de akoestische gitaar nog wat vaker aangevuld met elektrische gitaar, drums en toetsen dan op Epic.

Slechts twee jaar was nodig om met een vierde cd te komen. Are We There maakt vooral duidelijk dat liefdesverdriet een onuitputtelijke bron van inspiratie is, want ook nu weer lijken veel nummers over moeilijkheden met mannen te gaan (haar relatie ging na zes jaar uit). En zo niet, dan is er nog genoeg ander leed om over te zingen, zoals dat sommigen beweren dat ze maar een ‘one hit wonder’ is. Haar songschrijftalent en charisma zijn onbetwistbaar, maar het is wel een beetje jammer dat bijna elk nummer ongeveer dezelfde gekwelde sfeer heeft. In tempo wordt ook weinig gevarieerd, waardoor een flink deel van de liedjes lastig uit elkaar te houden is. Op Are We There is wat vaker piano te horen, wat goed uitpakt. Ze werkte met een band van maar liefst zeventien muzikanten en zangers, waaronder Peter Broderick op viool. Dat is het voordeel van in Brooklyn wonen: het barst er van de goeie muzikanten. Dat bracht nog meer variatie tussen ‘kale’ solo nummers en uitbundige bandnummers dan op eerder werk. Zo zijn sommige nummers groots als kathedralen geworden, in één woord prachtig. Maar toch blijft Epic voorlopig onovertroffen. Beluister drie tracks in de Soundcloud.
*****
(Rough Trade - De Konkurrent)
Het postpunkkwartet Parquet Courts uit Brooklyn NY viert het verleden. Al bij het eerste uptempo garagerockliedje dacht ik: “Waar doet dit me nou aan denken? Oja, Television… met een beetje Guv’ner.” Dat ging de hele plaat zo door. De hoekig tegen elkaar inspelende gitaren en gescandeerde teksten klinken in Vienna II als The Fall. Even later hoorde ik de grotestadsherrieschopper Richard Hell er doorheen schemeren, dan weer invloeden van Pavement, Fergus & Geronimo en The Lapse. De zang wordt verdeeld tussen Andrew Savage en Austin Brown. Eén ervan klinkt vooral in het laid back Dear Ramona heel erg als Jonathan Richman. Okee, een halve recensie vullen met name dropping is een beetje flauw, maar zelden kwam ik een bandje tegen dat daar zo toe uitnodigt als Parquet Courts. En nu weet je meteen hoe ze ongeveer klinken, tenzij genoemde bands je niks zeggen natuurlijk. Dat hoop ik maar want dat zou het genieten van Sunbathing Animal vast ten goede komen.

Er wordt voornamelijk gescandeerd en ongegeneerd vals gezongen, niks mis mee als je dat consequent en overtuigend volhoudt. En dat doen ze. Het titelnummer Sunbathing Animal raast in een moordtempo langs zonder pieken of dalen. Sommige tracks duren maar een minuut. Een enkele gierend valse mondharmonicasolo is wel even doorbijten, maar de plaat klinkt grotendeels lekker, zelfverzekerd en brutaal. Veel afwisseling in tempo helpt ook. Maar zoals gezegd, hun goed gevulde platenkast zit de ontwikkeling van een eigen geluid nog wel wat in de weg. Ach, ze bestaan pas sinds 2010, dus is er nog een goede kans dat dat nog wel komt. Tenzij ze er helemaal geen behoefte aan hebben om origineel te zijn. Dat kan natuurlijk ook. De gestaag groeiende schare fans vindt dat óf geen probleem, óf is te jong om last te hebben van al die associaties.
Het Bluegrass Festival strijkt voor de vierde keer neer op het sfeervolste plein van R’dam-noord: het Pijnackerplein. Op 28 en 29 juni kun je daar genieten van rootsmuziek uit de jaren 40 en 50 van Amerika: bluegrass, swamp-blues, hillbilly, country, folk, western-swing en rockabilly. Bekijk hier het programma met wel 17 bands. Extra bijzonder is het optreden van Les Primitifs du Futur, een band waar Robert Crumb mede-oprichter van was. Het festival is gratis toegankelijk en dat is nog lang niet alles: Doe mee met de jamsessies en workshops door bekende bluegrass-artiesten of luister naar de live interviews en hoor waardoor zij geïnspireerd raakten en wat hen motiveert als artiest.

Strips krijgen dit jaar een zeer prominente plaats. In een speciaal ontworpen tent en de Cartoon Gallery ontdek je zelf hoe cartoons gemaakt worden, leer jezelf tekenen en bekijk je wat voor talenten er zijn. Er is werk van o.a. Wasco, Marcel Ruijters, Sandra de Haan en Alice Kok te zien. Op de grote pick-nick weide kun je genieten van de zon, culinaire snacks en speciale biertjes. Ook voor kinderen is er van alles te doen. Op de festivalmarkt is Zone 5300 weer te vinden met nieuwe strips, sterk afgeprijsde buitenkansjes en signerende tekenaars. Bij onze stand zal Marloes Messemaker portretjes tekenen van de bezoekers. We zijn beide dagen van 12:00 tot 22:00 aanwezig. Het gaat vast weer erg gezellig worden, dus kom vooral even langs!

Sandra de Haan
Slint - Tivoli/Vredenburg - 5 juni
*****
Het splinternieuwe muziekpaleis Tivoli/Vredenburg naast Utrecht CS is een indrukwekkend bouwsel. Pas als je de vier roltrappen omhoog bent gegaan om de Pandorazaal te bereiken merk je pas hoe hoog het eigenlijk is. Daar, met uitzicht over de stad, speelde Slint, een legendarisch bandje uit Louisville, Kentucky. Ze worden beschouwd als de eerste postrock-band, een genre dat inmiddels alweer geschiedenis is. Hun nog altijd grote populariteit hebben ze te danken aan slechts twee platen: Tweez (1989) en Spiderland (1991). De laatste 23 jaar hebben ze, op een nogal minimaal ep-tje na, niets meer uitgebracht. Dat heeft hun populariteit niet geschaad, integendeel zou je bijna denken. Slint is er een cultband mee geworden. De kleine zaal was behoorlijk vol gestroomd met voornamelijk veertigers (waaronder maar een handjevol vrouwen). Daar hoefde je je met een grijze coupe even niet oud te voelen.

In Paradiso speelde Slint in 2007 een hele plaat integraal na, noot voor noot. Dat er ook nu niet geïmproviseerd of verrast zou gaan worden viel wel te verwachten. Bands die oude successen live blijven spelen zonder nieuwe albums te maken krijgen nogal eens kritiek. Slint niet; deze mannen worden overal steevast met een soort heilig ontzag ontvangen. Okee, die platen waren dan ook wel erg goed, maar toch. Bijzonder is het wel. De zanger leek de idolate reacties van het publiek wel grappig te vinden: “You guys are too easy!”. Hij had wel een beetje gelijk. Wie ging de meest voor de hand liggende vraag van de dag stellen: “Got any new songs?!” Niemand. We hadden een prima avond met z’n allen. Dat ga je niet verstoren met kritiek. Wat het nieuwe pand nog mist aan rock-‘n-rollsfeer wordt ruimschoots goed gemaakt door het veel betere geluid. Slint klonk simpelweg perfect, haarscherp. De zanger was eerst wat slecht te horen, maar dat werd later beter. Er werd bijna maniakaal nauwkeurig gespeeld, zonder dat het saai werd. Oordoppen waren (op een enkele uitbarsting na) niet eens nodig. Als eerste toegift kwam daar zowaar iets dat op een nieuw nummer leek! Let wel: ‘be careful what you wish for’. Het stak nogal schamel af tegen de uitstekende set die ze net gebracht hadden. Tijd om moe maar voldaan naar huis te gaan.

Sandra de Haan
To Rococo Rot - Instrument
*****
(City Slang / De Konkurrent)
Het Duitse To Rococo Rot is alweer bijna twintig jaar actief en dus een constante te noemen in de scene die zich liet inspireren door onder andere Kraftwerk en Can. Een Duitsere sound vind je bijna niet; onderkoeld, zeer precies, machinaal en repetitief. TRR heeft patent op een fijne combinatie van electro en post-rock. Liedjes kun je hun composities meestal niet echt noemen, meer een rockvariant van ambient muziek. Music Is A Hungry Ghost (2001) was zo goed dat ik elke plaat daarna meteen aanschafte. En die van daarvoor ook. Helaas waren ze altijd minder goed dan gehoopt. Instrument klinkt nog iets meer als Tarwater dan eerdere platen. Niet verwonderlijk: TRR-drummer en effectenman Robert Lippok speelt ook in Tarwater. Er wordt op Instrument veel over de bekende paden gewandeld. Live drums en wat piano worden omlijst door retrobliepjes en ander digitaal gefriemel.

Het klinkt allemaal heel smaakvol, maar spannend wordt het nergens. De gelukkig spaarzaam ingezette slaperige zang had achterwege mogen blijven; dat versterkt de weinig geïnspireerde sfeer alleen maar. Af en toe experimenteren ze met minder gestructureerde geluiden, zonder dwingend ritme. Meer ambient, minder rock. Zo lijkt het slotnummer, Longest Escalator In The World, toch nog interessant te worden. Arto Lindsay speelt op drie tracks mee, waaronder deze. De rauwe gitaar-improvisatie smaakt naar meer. Jammer dat deze aanpak maar een bijrol heeft op deze plaat. To Rococo Rot lijkt erg tevreden met het bevestigen van het beeld dat de fans (en zijzelf) van de groep hebben. Voor altijd gevangen in de Krautrock. Beluister Too Many Prescriptions in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Silmus - Shelter info
*****
(Volkoren / De Konkurrent)
Gert Boersma componeert ambient. Zijn tweede album Shelter brengt ons tokkelende gitaren met veel galm, spaarzaam ingezette piano, ukelele, synthesizers, samples en allerhande effecten. Alles wordt onnadrukkelijk en kalm gespeeld en gemixt met veel ruimte voor stilte om een gevoel van tijdloosheid en rust over te brengen. Minco Eggersman schreef en speelde mee. Hij produceerde en arrangeerde tevens met Jan Borger het geheel. Op Shelter draait het allemaal om het neerzetten van een bepaalde sfeer. Minimale middelen, groot effect. De tien composities zijn niet erg bijzonder of spannend en lopen organisch in elkaar over. Soms is er alleen een vage drone in de verte te horen, dan weer ondersteunen drums en piano de wat meer rock-achtige passages.

Liedjes kun je het niet noemen, niets trekt bijzonder de aandacht. De plaat is daarmee zeer bruikbaar voor film. Op slechts drie tracks is wat zang op de achtergrond te horen, door Mirjam Feenstra. Fans van Nils Frahm en Sigur Rós zullen de plaat ongetwijfeld prachtig vinden. Het is erg smaakvol gedaan, maar ook een beetje saai, want de zachte klanktapijten blijven je vanwege het gebrek aan variatie niet echt lang bij. Maar de wereld is al zo propvol dwingende ritmes, schreeuwerige ego-documenten en stoere statements. Mag het een keertje wat minder? Veertig minuten ontstressen, je even terugtrekken uit de jachtige wereld met een koptelefoon op je hoofd, daar is dit luistertripje naar het Friese platteland uitermate geschikt voor. Beluister drie tracks in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Douglas Dare - Whelm info
*****
(Erased Tapes / De Konkurrent)
De Londense singer-songwriter Douglas Dare debuteert deze lente met een indrukwekkende plaat. Hij is pas 23 jaar, maar klinkt alsof hij al een heel leven achter zich heeft. Hij begon als zoon van een pianoleraar dan ook al jong met spelen. Toch begon hij in 2008 pas met het schrijven van eigen songs tijdens zijn muziekstudie aan de Universiteit van Liverpool. De klassieke piano wordt afgewisseld en aangevuld met synthesizers. Zijn gevoelvolle wendbare stem doet soms een beetje denken aan een ingehouden Jeff Buckley. In diverse nummers geven subtiele laagjes elektronica diepte aan de composities. Hij is perfect op zijn plaats bij dit label, waar ook Nils Frahm en Peter Broderick platen uitbrengen, mensen waar hij zich zeer verwant mee voelt.

Douglas Dare's muziek is serieus, poëtisch en steevast nogal droevig. Het straalt eenzaamheid uit. Een man die veel alleen is en veel tijd heeft om na te denken. Hij is opgegroeid aan de Engelse kust en heeft altijd een band met de zee gehad. De onvoorspelbaarheid van menselijke emoties herkent hij ook in de zee. En de rusteloosheid van de mens zowel als de zee kan je overspoelen. De titel Whelm verwijst hiernaar. Dare is evenveel dichter als muzikant. Nergens verheft hij zijn stem. Dat heeft hij ook helemaal niet nodig om indruk te maken. Zijn talent komt meteen over, ook al is de opbouw van de nummers niet bepaald eenvoudig. Het is een complexe plaat, maar zeker niet op een manier die zegt "Kijk mij eens virtuoos spelen". Dit is zo'n plaat die met meer keren luisteren steeds beter wordt. Op basis van zijn geluid zullen sommigen je hem in het hokje 'neo-klassiek' plaatsen, maar singer-songwriter met piano komt toch meer in de buurt omdat zijn zang zo'n grote rol heeft. In de Soundcloud zijn alvast drie tracks te horen, waaronder Nile, een van de beste tracks. Op 12 mei komt de plaat uit.
Sandra de Haan
Chad van Gaalen - Shrink Dust
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
Singer-songwriter Chad van Gaalen herken je meteen aan zijn beverige onvaste zangstijl. Hij lijkt zich te spiegelen aan Will Oldham. Die heeft na talloze rauwe postfolkplaten uiteindelijk leren zingen, maar Chad houdt het vals en onvast zingen stug vol. Het past ook naadloos bij zijn huiskamerstudio-stijl vol zelfgebouwde instrumenten en maakt het geheel alleen nog maar charmanter. Hij is een DIY-kunstenaar puur zang. Ik ontdekte deze Canadees bij het uitkomen van Soft Airplane in 2006 en was meteen fan. De vrolijk klinkende indiepopliedjes met zwartgallige teksten zijn gevoelig, soms grappig en persoonlijk. Hij maakt simpele liedjes met alleen een banjo of gitaar en zang, maar zet net zo makkelijk een noisy bandgeluid neer. Daarbij heeft hij een heel eigen sfeer en sound ontwikkeld. Bekijk de prachtige animatie bij Molten Light. Zelf gemaakt: hij is ook illustrator en animator van beroep. Zijn ruwe, vaak kinderlijke en cartooneske stijl van tekenen past erg goed bij zijn manier van muziek maken. Opvolger Diaper Island (2011) was helaas iets minder memorabel.

Onlangs ontdekte van Gaalen de pedal steel. Dan ook maar meteen een countryplaat maken, lijkt het idee te zijn geweest. Shrink Dust noemt hij in zijn persbericht zijn country-plaat. Toch zijn alleen track 5 en 11 duidelijk in countrystijl, inclusief mondharmonica. De rest wijkt niet erg veel af van zijn eerdere werk. Het resultaat is een aardige, afwisselende serie liedjes, maar niet zo goed als Soft Airplane. Daar zijn de composities net iets te gewoontjes voor. Het door hemzelf getekende artwork is een van de best geslaagde onderdelen van Shrink Dust. Bekijk de door hem getekende animatie op YouTube. Monster is in de Soundcloud te horen. Op 29 april wordt de plaat gelanceerd. Fans van Vic Chesnutt en Daniel Johnston zullen hem vast al kennen, zo niet, check it out.
*****
(Digital Piss Factory / De Konkurrent)
Voor punk heb je geen gitaren nodig; computers en synthesizers voldoen uitstekend, als je maar de juiste attitude hebt. Het duo Nid & Sancy uit Gent heeft meer dan genoeg attitude. Bart Demey en Tania Gallagher combineren opzwepende dance-beats met rauwe broken beats, acid en lekker veel samples. Hun digitale knip-en plakwerk is erg goed gelukt. Deze manier van werken wordt door honderden zo niet duizenden laptopmuzikanten gebezigd en kan makkelijk een wat gezichtsloze en willekeurige serie muzikale collages opleveren. Om die valkuil lopen ze gelukkig heen. De fragmentarische opzet heeft toch een samenhangend geheel opgeleverd met een aanstekelijke en vrolijke energie. Live klinkt het vast nog beter.

Echte punks zijn niet lang van stof. Zo jagen ook Nid & Sancy er in hoog tempo veertien tracks doorheen in krap een half uur. Precies de goeie lengte voor dit soort moddervette electropunk. En het DIY artwork is ook al dik in orde. In de Soundcloud staan enkele tracks handig in één stream. Fans van Jason Forrest (Donna Summer) zouden de plaat zeker even moeten proberen.
*****
(Full Time Hobby - Arts & Crafts / De Konkurrent)
Het geluid van Timber Timbre zou je simpel samen kunnen vatten als een kruising tussen Giant Sand en Broadcast. Het Canadese duo Kirk Taylor en Simon Trottier lijkt inspiratie te halen uit de Italiaanse b-films en westerns van de jaren zeventig. Een donkerbruine mannenstem bepaalt voor een groot deel de sfeer van deze zeer filmische plaat, die soms zwoel is, soms dreigend en mysterieus. Timber Timbre is retro-synthesizers, een constant traag tempo en veel fijne geluidseffecten. Het titelnummer Hot Dreams is een wat kleffe crooner met een vleugje Elvis. De rest is gelukkig een stuk beter.

Er wordt een hele batterij interessante instrumenten gebruikt; mellotron, Fender Rhodes piano, teremin, lapsteel, Wurlitzer, Hammond, Novachord, strijkers, klavecimbel, (surf)gitaren en drums. Colin Stetson is ook te gast op saxofoon. De bas en drums in Curtains?! doen nog het meest aan Broadcast denken, de andere nummers veel minder. De wat eenvormige zangpartijen van bandleider en multi-instrumentalist Taylor gaan op den duur wel een beetje vervelen, maar muzikaal is er gelukkig heel veel te genieten. De hoge achtergrondzang van Romy Lightman is de kers op de taart, want gelukkig spaarzaam ingezet. Fans van Lambchop zouden de plaat zeker moeten proberen. Hot Dreams is nu nog te horen op de 3voor12-luisterpaal.
Sandra de Haan
Christopher Tignor - Thunder Lay Down In The Heart
*****
(Western Vinyl / De Konkurrent)
De titel van deze modern klassieke plaat is een regel uit A Boy, een gedicht van John Ashbery uit 1956. In het eerste nummer wordt het voorgedragen door de auteur. Geen lichte kost; zwaarmoedig van sfeer en wat de man bedoelt blijft in nevelen gehuld, zelfs als je mee leest. De rest van de plaat bevat geen poëzie, maar alleen violen, cello (door A Far Cry String Orchestra), drums en op de achtergrond wat subtiele synths en electronische beats. Tignor komt uit de minimal music-hoek en was ooit assistant van Lamonte Young. De violist-componist-producer studeerde ook informatica en combineerde al vaak electronische met klassieke muziek. Hij is veelzijdig te noemen want ook het avantgarde electrorock-duo Wires Under Tension is een van zijn projecten.

Van zeer lang uitgestreken noten zonder ritme bouwt het A Far Cry String Orchestra langzaam het volume op tot een snarenstorm, opgejaagd door de drummer. Thunder Lay Down In The Heart doet tijdens de energiekere stukken sterk denken aan de platen van het strijkkwartet Rachel’s. Dat is niet toevallig: ook Rachel Grimes componeerde mee aan de plaat. Een flink deel van de stukken is zo wijdlopig van opzet en zo subtiel dat je aandacht makkelijk afdwaalt. Als je de plaat opzet tijdens het werk gaat het waarschijnlijk grotendeels finaal langs je heen. Dat is dan ook de enige makke van Tignor’s composities: deze smaakvolle ambient dreigt soms te vervallen tot muzak. Gelukkig staan er op stragische momenten spetterende passages op om je bij de les te houden. Deze plaat is wel een tip voor Fans van Godspeed You Black Emperor en Tarentel. Thunder Lay Down In The Heart had perfect gepast bij het label Constellation, maar verscheen bij Western Vinyl. Beluister A Boy in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Sisyphus - Sisyphus
*****
(Asthmatic Kitty Records / De Konkurrent)
Sisyphus is de naam waaronder drie bijzondere muzikanten samenwerken: de alternatieve rappers en hiphop-componisten Serengeti (Chicago) en Son Lux (New York) en de singer songwriter Sufjan Stevens (Chicago). Het project bestaat sinds 2002 en lijkt het stadium van gelegenheidsband al een beetje te zijn ontgroeid. Het nieuwe album is geïnspireerd op de beeldhouwkunst en installaties van Jim Hodges en is gemaakt in opdracht van het Walker Art Center. Electrobeats, kitschy synthesizers en raps domineren bijna alle elf tracks. Wanneer Stevens zijn zoetige zang inzet kon het contrast bijna niet groter zijn. Hun zangstijlen passen totaal niet bij elkaar. Hoe zijn ze in hemelsnaam in één studio beland?

In de barokke orkestrale popliedjes waar Stevens solo al vele platen mee vulde, experimenteerde hij de laatste jaren al steeds vaker met electronica. Die avontuurlijke aanpak en voorliefde voor electrobeats zullen ze ongetwijfeld in elkaar herkend hebben. Niet alle tracks zijn even sterk. Vooral de diepe pulserende bassen zijn erg lekker. Het beste nummer met de vetste beat bewaren ze voor het laatst; beluister Alcohol in Vimeo. In de Soundcloud staan nog 3 tracks. De legendarische Sisyphus-figuur is veroordeeld tot eindeloze zinloze en zware arbeid. Misschien hebben ze zich tijdens het maakproces wel eens zo gevoeld als het tegen zat, maar hun inspanningen hebben wel degelijk een geslaagde plaat opgeleverd. Een aanrader voor liefhebbers van experimentele hip hop (denk aan Shabazz Palaces).
Sandra de Haan
Wye Oak - Shriek
*****
(Merge Records - De Konkurrent)
Wye Oak is een indie rockduo uit Baltimore bestaande uit Andy Stack (drums, keyboards) and Jenn Wasner (zang en gitaren). Ze hadden al 3 platen gemaakt toen ik in 2011 zwaar onder de indruk was van plaat nummer 4: Civilian. In de eindeloze zee van singer-songwriters val je niet zo makkelijk op, maar deze melancholieke liedjes zaten zo verdomd goed in elkaar dat de cd lang bovenop de stapel bleef liggen. Wasner's wat hese zang volgt niet netjes de akkoorden, maar weeft zich er er soepel doorheen, vaak ook met een afwijkende timing.

Het down tempo geluid van Civilian leunde zwaar op gitaren en galm-effecten. Op Shriek wordt onverwacht het zwaartepunt verlegd naar electrobeats, bas en keyboards. Toch is hun heel eigen geluid bewaard gebleven, vooral dankzij Wasner's fabelachtig mooie zangmelodieën. Glory en Sick Talk zijn de absolute prijsnummers, maar helaas (nog) niet online te horen. De single The Tower is wel te horen in de Soundcloud. Men schaart Wye Oak onder folkrock, maar met folk heeft het weinig meer van doen. Wanneer Wasner de hoogte in gaat doet ze zelfs aan Cocteau Twins' Liz Fraser denken. Fans van Sharon van Etten moeten de plaat zeker proberen. (Leuk weetje: de band is vernoemd naar de dikste eik van de VS met 970 cm. Stamomtrek en in 2002 geveld door een storm, zo'n 460 jaar oud.)
*****
(Leaf / De Konkurrent)
Het Londense Polar Bear combineert jazz met rock en electronica. Held On The Tips Of Fingers (2005) en Peepers (2010) waren opzwepend, toegankelijk, terwijl er toch ruimte was voor experiment. Dat ze graag genregrenzen overschrijden lieten ze in 2010 nog wat prominenter horen op Common Ground, een met electronica overladen samenwerking met de Londense rapper Jyager. Kon het nog hipper? De verwachtingen waren hier hoog gespannen. Hun nieuwste cd begint met een lange soundscape-achtige track, erg vaag en niet erg uitnodigend. Daarna zetten de bekende swingende drumpartijen van bandleider Sebastian Rochford weer in, gevolgd door strakke saxofoonriedels en contrabas. Oh gelukkig, dat gaat de goede kant op..... oh, wacht.... wat doen ze nu weer? Zo makkelijk als voorheen maken ze het ons deze keer niet.

Bij track vijf pakken ze stevig uit met noisy impro, die na vier minuten plots afgebroken wordt. Een fijne verrassing voor de jazzo's die Polar Bear tot nu toe teveel een popbandje vonden. Op track negen lijken ze zelfs een poging te doen met overstuurde noise en gillende saxofoons uw speakers op te blazen. Tussendoor komen er wel weer diverse oorstrelende 'liedjes' langs. Ze hebben met het combineren van uitersten een moeilijke plaat gemaakt die je vaker moet horen om er grip op te krijgen. Langdurige freejazz uitspattingen, daar deed Polar Bear toch niet aan? Dat is dus even wennen. Popfans zullen een deel van In Each And Every One totaal onluisterbaar vinden en voor de hardcore improfans staat er te weinig freejazz op. Gaat deze plaat daarom beide kampen bevallen of juist geen van beide? Polar Bear kan het niets schelen. Deze vijf mannen zijn eclectisch en houden er niet van zichzelf te herhalen. Dat maakt hun zesde plaat nog maar eens duidelijk. Eind maart komt In Each And Every One uit, maar de single Be Free is al te horen op YouTube.

Sandra de Haan
Carla Buzolich - Boy info
*****
(Constellation / De Konkurrent)
Carla Buzolich is al ruim 30 jaar actief, eerst in The Geraldine Fibbers, later met de groep Evangelista en nu onder eigen naam. De Amerikaanse raakte begin jaren 80 verzeild in de experimentele hoek van de punk. Dat ze heftig geleefd heeft is evident, de sporen zijn overal aanwezig, vooral in haar rauwe diep melancholieke voordracht. Ze gromt en mompelt als een Patti Smith die ergens op het verkeerde pad is geraakt. Ook Thalia Zedek (van Come) mag ze tot haar muzikale zusters rekenen. Zoeken naar schoonheid in de lelijkheid, dat lukt bijzonder aardig. Buzolich is altijd de rafelranden van het art-rockgenre blijven zoeken, waar ze o.a. geestverwanten Sonic Youth, Marc Ribot, Mike Watt en Nels Cline ontmoette en daar vervolgens mee samenwerkte. Hoe ver kun je een compositie afbreken tot het geen muziek meer is? Wat is nog zingen en wat niet? Die vragen leverden spannende en unieke muziek op, maar niet altijd een even prettige luisterervaring.

Ze schreef voor Boy niet alleen de nummers, maar speelde bijna alle instrumenten zelf in: gitaar, bas, toetsen, samples en loops. Ook het artwork nam ze voor haar rekening. De plaat doet wel wat denken aan de Nick Cave van halverwege de jaren 80. Zelf noemt ze Boy haar pop-plaat. Relatief mag dat misschien zo zijn, makkelijke muziek is het nog steeds niet. De liedjes zijn wel duidelijker van opzet, met kop en staart. De dreigende en donkere sfeer zit in haar botten dus is ook Boy daarvan doordrenkt. Jazzy drums, spannende breaks en contrasten tussen subtiel en explosief houden de aandacht lang vast. Je komt zowel industrieel gebeuk tegen als gefluister. Het is een zeer geslaagde plaat geworden, al moet je wel van zwaar op de hand houden om het te kunnen waarderen. In de Soundcloud zijn twee nummers te horen: Lazy Crossbones en Deeper Than The Well.

Sandra de Haan
Kevin Drew - Darlings
*****
(City Slang / Arts & Crafts - De Konkurrent)
Kevin Drew is vooral bekend als voorman van de Canadese band Broken Social Scene. Ondanks de massale lof voor dit popgroepje vond ik er niet zoveel aan. Zijn eerste soloplaat Spirit If... in 2007 was daarom een aangename verrassing: wat een catchy gitaarsongs! Dagenlang m'n hoofd niet uit te krijgen. Zeven jaar later is daar dan eindelijk de opvolger. Terwijl Spirit If... wat ongepolijst en gedreven klonk lijkt hij in een andere fase te zijn beland. Darlings blinkt weer uit in smaakvolle liedjes, slim in elkaar gezet en keurig geproduceerd. Synths en drums uit een doosje spelen een veel grotere rol dan voorheen. Maar na afloop kon ik me er nauwelijks meer iets van herinneren. Nog maar een keer dan. Was het misschien een groeiplaat die je toch echt even de tijd moest geven?

Meerdere keren luisteren hielp niet veel. Kevin Drew klinkt hier nogal braaf. Maar soms ook alsof hij in zijn eentje U2 wil zijn, inclusief topzware productie met veel galm. Speelsheid heeft ook plaats gemaakt voor ernst. Pas bij de zevende track Bullsh-t Ballad komt er even wat pit in, met een energiek Sebadoh-achtig ritme. You Got Caught is wel een memorabel liedje. Maar als geheel klinkt Darlings teveel als talloze andere smaakvolle indiebandjes. Als die vorige plaat niet zo verdomd goed was geweest was deze recensie vast minder streng uitgevallen, maar het is niet anders. Hoe hoger je vliegt, hoe dieper je ook weer kunt vallen. Drew legt uit waar het album over gaat: “It's about the rise and fall of love and sex, in my own life and in today’s society.” Oh, hij had een dipje? Beluister Good Sex in de Soundcloud. Meer is er nog niet beschikbaar want Darlings zal pas half maart uitkomen. Het schrijven van dit stukje was wel aanleiding om Spirit If... weer eens op te zetten. Wat was dat toch een goeie gitaarplaat; beluister TBTF eens op YouTube.
*****
(Control Freak Kitten Records / Konkurrent)
Van de zangeres-componiste Rebekka Karijord had ik nog niet eerder gehoord. Ze heeft een krachtige heldere stem en begeleidt zichzelf met piano en soms wat electronica en synths. De Noorse woont en werkt tegenwoordig in Stockholm. Haar soms buitenissige make-up lijkt nogal geïnspireerd door Björk, maar goddank gaat ze muzikaal totaal haar eigen gang. De alternatieve popliedjes klinken intiem, vol emotie en zeer melancholiek. De piano heeft meestal de hoofdrol. Een van de pittiger tracks (niet op deze cd) is Use My Body While it’s Still Young waarvan een mooie video staat op Vimeo. In de meeste nummers is er veel ruimte voor stilte omdat een dwingend ritme ontbreekt. Sommige tracks vallen daarmee duidelijk in de categorie ambient, dus is het niet verbazend dat haar muziek heel geschikt bleek om te combineren met andere kunstvormen. Zo belandde haar muziek al in 30 films.

Een greep uit de composities die ze de laatste zes jaar maakte voor diverse films, dansvoorstellingen en theaterproducties is nu verzameld op één cd. Vijftien zeer sfeervolle stukjes komen voorbij, soms in neo-klassieke stijl, soms meer in de folkpop-hoek. Zang wordt hier vooral als extra instrument ingezet in plaats van overbrenger van tekst. Een sober stukje piano of een tokkelende gitaar met veel galm is vaak al genoeg. Prologue begint met trage minimalistische vioolpartij die de sfeer van een Arvo Pärt-plaat oproept. Lullaby heeft een fijne jazzy trompet en dwarsfluit. Het instrumentarium is heel divers met een kinderkoor, fluiten, gitaar, blazers, mandoline en bas. Ze werkte namelijk samen met een lange lijst muzikanten. De bekendste daaronder: Julia Kent op cello en zangeres Ane Brun. Vrolijk klinkt het allemaal niet, wel betoverend mooi. Beluister drie tracks in één stream in de Soundcloud. Maar het allermooiste nummer is toch wel Morula. Knap dat je zoveel kunt doen met slechts een eenvoudige synthesizermelodie en abstracte zang.
Sandra de Haan
Felix Kubin met Mitch & Mitch
*****
Zaterdag 14 december - WORM, Rotterdam.
De Duitse electropop-componist Felix Kubin is aardig productief geweest. Onlangs verscheen zijn nieuwe soloplaat Zemsta Plutona, waarop hij zoals altijd een ironisch soort futurisme mixt met een oost-Europees aandoende retrosound. Ondertussen is hij ook met de Poolse groep Mitch & Mitch aan de slag geweest, resulterend in een toernee door tien landen is slechts veertien dagen. Een negenkoppige rock & roll bigband met veel electronica. In elk land deden ze één show, waarvoor ze elke dag honderden kilometers moesten rijden. Daarom waren ze nu ‘totally fucked’, zo legde Kubin even uit voor aanvang van deze allerlaatste show in WORM. ‘Especially these guys’, wijzend naar het trio Tomek, Tomek en Darek, de saxofonist, trombonist en trompettist van het gezelschap. Ja ja, een blazerssectie, dit was geen gewone band. Twee drummers, twee gitaristen (die ook electronica en diverse percussie-instrumenten bedienden) en een bassist. Dirigent en ster van de avond was natuurlijk zanger-toetsenist Kubin, maar hij had een geduchte concurrent in de man die achter de dubbele vibrafoon stond. In razend tempo vulde hij met vier stokken in de hand de toetsenpartijen aan, beloond met uitzinnig gejoel van het publiek.

Bijna alle nummers in de set waren speciaal voor deze samenwerking geschreven; slechts zo’n drie tracks waren bewerkingen van oudere Kubin-werkjes, zoals het bijzonder geslaagde Antarktis Slow Rock. De composities wemelden van de tempowisselingen, breaks en andere zaken die bijzonder veel concentratie en repetitietijd vergen. Kubin’s waarschuwing dat de band op z’n tandvlees liep had achterwege kunnen blijven; er werd scherp en energiek gespeeld en de interactie tussen band en publiek werkte ook goed mee. Naast de complexere composities werd er af en toe ook lekker simpel rechtdoor gerockt met de gitaren, zoals op het wat saaiere Narzissmus Und Musik (opgedragen aan de Rotterdamse componist Harry Merry, de volgens Kubin enige niet-narcistische mens op aarde). Voor de afwisseling ook best lekker. Het concert was anderhalf uur later begonnen dan gepland, vanwege computerproblemen. Maar dat was allemaal vergeten zodra dit feestje begon. Zeer geslaagd concert. De tracks zijn op de cd Bakterien & Batterien verschenen bij zijn label Gagarin Records. Op de gedeeplinkte pagina’s zijn enkele fragmenten te horen.

Sandra de Haan
Arve Henriksen - Places of Worship
*****
(Rune Grammofon / De Konkurrent)
De Noorse trompettist Arve Henriksen heeft een uniek geluid. Een trompet klinkt vaak helder en hard maar hier klinkt hij juist hees en zacht. Al bij de eerste seconden van Places of Worship herken je het meteen: aarzelend, zoekend, bijna als een Japanse bamboefluit. Hij schijnt dan ook erg geïnteresseerd te zijn in Japanse muziek. De trompet staat altijd centraal. Hij voegt daar synthesizers, subtiele electrobeats en soms wat zang aan toe. Zijn stijl zit tussen ambient en jazz in. Het past perfect binnen de andere experimentele muzikanten die Rune Grammofon uitgeeft. Hij heeft vier jaar de tijd genomen om met een nieuwe plaat te komen. Dat heeft zijn beste werk tot nu toe opgeleverd. Op zijn vijfde plaat is het instrumentarium nog breder geworden, maar zonder dat het ooit vol klinkt. Arve’s muziek is een oase van rust, zonder dat het ooit saai is, al moet je wel van soundscapes houden. Samples van het Norwegian Wind Ensemble, gitaar, piano en het Stahlquartett komen langs. Ook wat zeer onnadrukkelijke digitale beats, percussie en contrabas, grotendeels verzorgd door Jan Bang en Erik Honoré, die tevens het opnemen en mixen op zich namen.

Arve’s spaarzaam ingezette stem is hoog als een koorknaapje. Hij zet het niet in om teksten toe te voegen, maar als een tweede instrument. Alleen bij het laatste nummer Shelter from the storm zingt Erik Honoré plots een vrij conventioneel lied in het Engels, als een soort Noorse David Sylvian, maar dan zonder diens zangtalent. Niet geheel toevallig zong Sylvian twee stukken op de vorige cd Cartography. Dat heeft blijkbaar iemand op een idee gebracht. Het is een aardig experiment, maar laten we hopen dat hij niet in de toekomst een hele plaat van dergelijke Engelstalige singer-songwriter liederen gaat opnemen. Nieuwe wegen verkennen is natuurlijk beter dan jezelf blijven herhalen, maar dan graag wel de goeie kant op. Zijn unieke stijl is iets om te koesteren; ook al zal het minder mensen aanspreken dan wanneer je toegankelijker liedjes maakt. Beluister Saraswati in de Soundcloud.

*****
(Munster Records / Sonic Rendezvous)
Schatgraven in de muzikale geschiedenis, het levert elk jaar weer ontdekkingen op die een heruitgave op cd opleveren. De Europese groepen die in de jaren 60 rockplaatjes opnamen naar Amerikaanse snit zijn ontelbaar. Verzamel-cd’s van Franse, Duitse, Nederlandse en Britse beatgroepjes vinden nog altijd gretig aftrek onder de retrofans. Nu is Spanje weer aan de beurt. Dit namelijk niet de eerste verzamelaar in zijn soort, zie Chicas en Skanish Sounds. Met enige vertraging sloeg ook in Spanje eind jaren 50, begin jaren 60 het dansvirus toe. Men danste mambo, jive, surf, jazz, cha cha cha en rock & roll, maar vooral de twist, die in 1961 aan land kwam, was populair. Dat kwam onder andere omdat stelletjes konden dansen zonder elkaar aan te raken, wat het wellicht voor de Katholieke autoriteiten enigszins acceptabel maakte.

De verzamelaar Pippermint Twist, samengesteld door kenner Miguel “Sr Patilla”, bevat 24 nummers (vaak obscure B-kantjes), die vooral vrolijk zijn en een leuk tijdsbeeld geven. Echt muzikaal onderscheidend is het allemaal niet. Okee, men zingt Spaans maar dat is zo’n beetje het enige bijzondere eraan. En de trompetten hebben die herkenbare Spaanse sound. Maar de Amerikaanse voorbeelden (inclusief surfgitaarsound) worden vrij braaf nagevolgd. De cd is illustratief vernoemd naar het hitje van Joey Dee and the Starliters (1961). Voor de liefhebbers is het echter toch een goede koop. In deze prachtig verzorgde uitgave zit een boekje waarin voor elk bandje een pagina met foto’s en informatie is ingeruimd. Dat maakt dit tijdsbeeld helemaal compleet. Bekijk een liveopname van Los Pekenikes op YouTube.
*****
(Yes Dear Records)
Throwing Muses brachten in de jaren 80 en 90 een rij fantastische indierockplaten uit. Weinig platen maakten op mij zo’n verpletterende indruk als hun titelloze LP in 1986. Van de viermansband bleef uiteindelijk na dik tien jaar alleen een duo over: zangeres-gitariste Kristin Hersh en drummer David Narcizo. Nadat Kristin vanaf 1994 in straf tempo soloplaten ging uitbrengen (9 tot nu toe) leek de band verleden tijd. Nu tien jaar na de laatste TM-plaat zijn ze plots terug als trio (Bernard Georges speelt weer bas).

Op Purgatory / Paradise staan maar liefst 32 tracks, al zijn 13 daarvan maar tussen de halve en anderhalve minuut lang. Deze come back mag dan verrassend zijn, dat geldt niet zo voor de liedjes zelf. De sfeer en sound zijn identiek aan wat we van ze gewend waren. De teksten zijn als vanouds poëtisch en gaan meestal over relaties en vaak problematische communicatie. Wel nieuw is dat ze soms een beetje piano speelt. De meer ingetogen gitaarliedjes, die sterk aan haar solowerk doen denken, worden afgewisseld met stevig scheurende rocknummers zoals Sleepwalking 1 . Deze hardere nummers zitten dichter tegen het album Red Heaven ('92) aan en vormen het best geslaagde gedeelte. Een van de langste tracks, Milan, springt er echt uit. Een akoestische demo-versie is te horen op YouTube. Haar wat afgeknepen rauwe stemgeluid heeft nog niks aan zeggingskracht ingeboet. Beluister de instrumental Sunray Venus in de Soundcloud.

Of deze plaat echt wat toevoegt aan hun carriere moet je je misschien maar niet afvragen. Het is hoedanook cool dat ze als moeder van drie kinderen altijd rock & roll is blijven maken en nog goeie ook. De slimme gitaarhooks, spannende breaks en afwijkende maatsoorten zijn er gelukkig nog. Regelmatig dacht ik echter wel: dat is wel een variatie op een ouder liedje. Het is haar vergeven. Voor sommige muzikanten heb je nu eenmaal een zwak, wat al te kritisch oordelen weinig ruimte laat. De plaat is geheel door fundraising onder luisteraars via Cash Music tot stand gekomen en uitgegeven bij boekenuitgever The Friday Project, een imprint van HarperCollins. Het is dus eigenlijk een boek met een cd. Daarbij zit ook een commentary-versie, waarop David en Kristin door hun eigen muziek heen kletsen over van alles en nog wat, alle 32 tracks lang. Leuk voor de fan die nieuwsgierig is naar de mens achter de muziek, maar wel een beetje vermoeiend. Het artwork met boek erbij is zeer smaakvol. De Throwing Muses-hoesjes worden allang niet meer door 4AD's ex-huisontwerper Vaughan Oliver gemaakt. Dave Narcizo's ontwerpbureau Lakuna Design heeft de verpakking deze keer verzorgd.
Sandra de Haan
Nils Frahm - Spaces
*****
(Erased Tapes/Konkurrent)
De Duitse componist Nils Frahm heeft met zijn minimalistische pianomuziek inmiddels een flinke naam opgebouwd. Pas 31 jaar oud is hij al aan zijn tiende plaat toe. Zijn modern klassieke muziek blinkt uit in gevoeligheid, is soms zo esthetisch en perfect dat het bijna op de rand van kitsch balanceert. Maar de lijn tussen meditatief en saai is vrij dun. Het ‘less is more’-idee voerde hij soms wel wat ver door. Felt, een van zijn laatste platen, vond ik ronduit slaapverwekkend. Spanning en verrassing ontbraken. Daarom stopte ik met niet al te hoge verwachtingen Spaces in de cd-speler. Stevige beats met dub-echo’s kondigen subiet aan dat dit niet zomaar zijn volgende album is. Het is een live album geworden. Frahm heeft een selectie gemaakt uit zo’n dertig live-opnamen uit 2012 en 2013. Waarom zoveel materiaal? Hij blijkt zo’n perfectionist te zijn dat naar zijn maatstaven geen enkel stuk er in één keer goed op stond, legt hij uit in het cd-boekje. Fans hadden blijkbaar al een tijdje om een cd met live-opnames gevraagd, lezen we op de site van Erased Tapes. Ze zullen zeker niet teleurgesteld zijn.

Frahm pakt het in de meeste van de elf tracks nog steeds vrij subtiel aan, maar het geheel is wel spannender en afwisselender dan Felt. Soms lijkt hij ter plekke te improviseren. We horen een geprepareerde piano, een beetje electronica, synthesizers en als afsluiter een stuk gespeeld op harmonium. Hij ‘drumt’ soms zelfs met zijn handen op de piano. Het uitzinnig juichende publiek is soms nog net te horen voordat het volume weggedraaid wordt. Unter-Tristana-Ambre is wat aan de sentimentele kant, maar al met al is de plaat een van zijn beste geworden, een fijne verrassing. Bekijk de album trailer met een live video op Vimeo.
Sandra de Haan
Teitur - Story Music
*****
(V2 Records)
“Hopeful, always gonna be hopeful, hopeful, that’s all I am.” Zo begint Teitur Lassen’s album Story Music. Deze singer-songwriter is afkomstig van de Faeroër, woonde een tijd in Denemarken en vestigde zich in 2002 in Londen. Met 36 jaar heeft de zingende verhalenverteller al een handvol albums op zijn naam. Binnen het folkpop genre is hij een opvallende verschijning. Zijn stem is niet zo bijzonder, maar zijn compositietalent is dat wel. Teitur zingt losjes en ontspannen, de opgewekte liedjes beginnen vaak simpel en traditioneel, maar nemen vervolgens meestal een verrassende wending. Is het folk? Is het modern klassiek? Hij laat zich niet in één hokje stoppen. En het zit allemaal geraffineerd goed in elkaar. De plaat is zeer afwisselend omdat hij naast piano en zang, ook harp, akoestische gitaar, blokfluit, viool, marimba en banjo gebruikt. Maar vooral de rol van koorzang is een grote troef.

Toegankelijke folkliedjes worden afgewisseld door nummers die experimenteler van opzet zijn, zoals If You Wait. Stem en sfeer doen hier een beetje aan David Grubbs denken. Antonio And His Mobile Phones is met fluit en banjo weer een wat toegankelijker folknummer. Op It’s Not Funny Anymore heeft hij een volledig orkest van blazers en strijkers tot zijn beschikking. Prachtig. Het doorsnee liedje in Americana-stijl Rock And Roll Band is helaas uitgekozen als single. Niet erg representatief voor dit bijzondere album. Hiermee wordt duidelijk op het grote publiek gemikt. Gelukkig is er ook deze trailer, waarin diverse fragmenten een betere indruk geven van zijn brede muzikale palet. Het filmpje vol woest natuurschoon en folklore had grotendeels een promotiefilmpje van het Deense bureau voor toerisme kunnen zijn. Afsluiter is het slaapliedje Walking Up A Hill, waarin een zangmelodie eindeloos herhaald wordt, eerst door hem zelf, daarna door een kinderkoor. Toch doet dit wat saaie einde weinig af aan deze fijne luisterplaat.

Sandra de Haan
Nat Baldwin - Dome Branches : The MVP demos
*****
(Western Vinyl / De Konkurrent)
Nat Baldwin studeerde jazz en improvisatie voordat hij in 2005 deel werd van de New Yorkse avantrockband Dirty Projectors. Later speelde hij mee op platen van Grizzly Bear, Vampire Weekend en Department of Eagles. Naast het rockgebeuren componeerde hij ook songs voor contrabas en zang. In 2005 en 2006 maakte hij hier opnamen van met zijn Dirty Projectors-maatje David Longstreth. Bandleiders die bas spelen zijn er genoeg, maar gestreken contrabas als basis nemen voor elk nummer is wel bijzonder. Na acht jaar op de plank te hebben gelegen zijn deze demo’s nu op cd gezet.

Al meteen bij de opener Lake Erie dringt de vergelijking met Dirty Projectors zich op, vooral omdat Longstreth’s grillige zangpartijen een stevige stempel drukken op het geheel. Vaak wordt zijn stem alleen begeleid door contrabas, soms wat simpele drumslagen. Een gedurfde aanpak. De zeskoppige band heeft een onverwacht open geluid, met spaarzaam ingezette electronics, viool en klarinet. Dat moet ook wel; het subtiele geluid van een contrabas zou makkelijk verzuipen als de gitaren en drums voluit zouden gaan. De nogal ingewikkelde liedjes, vaak zonder couplet-refrein-opzet, doen nogal academisch aan. Het zijn duidelijk geschoolde musici die uit de Brooklyn scene zijn gerecruteerd. De samenzang en geïmproviseerde gitaarpartijtjes zijn wel smaakvol en origineel, maar erg catchy is het allemaal niet. De liedjes lijken onaffe schetsen. Longstreth’s vocale capriolen zijn niet goed te verstaan en houden vaak iets te lang aan. Meer keren luisteren helpt echter wel. Met een beetje geduld zijn er prachtnummers te ontdekken, met name de twee laatste tracks. Look She Said is een van de beste nummers, met (niet digitale) handclaps die we ook van de Dirty Projectors-platen kennen.
Sandra de Haan
Goldfrapp - Tales Of Us info
*****
(Mute Records / Play It Again Sam)
De Britse Alison Goldfrapp maakte met haar debuut Felt Mountain in 2000 grote indruk. Haar fluwelen zuchtzang was betoverend, sensueel en loepzuiver. Maar ook lof voor de tweede helft van het duo, componist Will Gregory, die eveneens keyboards en electronica voor zijn rekening nam. Vanaf plaat nummer twee, Black Cherry, was het subiet afgelopen met de zwoele kabbelende nummers en sprookjesachtige sferen. Met stevige beats en vette synths leken ze een groter electropoppubliek te willen bereiken. Dat lukte prima. Armani gebruikte het nogal doorsnee disconummer Strict Machine zelfs voor een parfumreclame. Hun laatste album leverde een Grammy nominatie op en ze werden in 2005 beste alternatieve groep/artiest op de MTV Europe Music Awards. Ik houd best van een goed potje electropop maar 'Goldfrapp goes dance' kon me niet bekoren.

Met hun zesde album Tales Of Us grijpen ze terug naar de verstilde sound van Felt Mountain. Wat de reden ook moge zijn voor deze ommezwaai, het is een mooie plaat geworden. Op de website is alvast een voorproefje te zien en horen. Psychedelische discokleuren hebben plaats gemaakt voor stijlvol zwart-wit. Terug is de zuchtzang (nu met extra veel lucht). De muzikale begeleiding is meestal sober; een tokkelende akoestische gitaar, contrabas, een piano, wat digitale strijkers. Electronica is minder prominent aanwezig. Minpunt is wel dat het allemaal minder bijzonder klinkt dan op hun debuut. Alvar klinkt met een shoegaze-gitaartje nogal eighties. Met Thea dreigen ze alsnog de bombastische kant op te gaan, maar het ontspoort gelukkig net niet. Jammer dat er niet echt een nummer bij zit dat een hele dag in je hoofd blijft hangen. Kortom: een beetje braaf maar wel mooi. Tales Of Us is risicoloos op te zetten tijdens een familiediner. Dat zal voor de één een aanrader zijn, voor de ander zeker niet. De plaat komt 9 september uit. Bekijk de trailer op YouTube.
Sandra de Haan
RM Hubbert - Breaks & Bone
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
De Schotse singer-songwriter RM Hubbert schakelde op zijn vorige plaat Thirteen Lost & Found diverse zangers en zangeressen in om zijn liedjes te vertolken. Componeren en gitaar spelen ligt hem namelijk stukken beter dan zingen. Op Breaks & Bone gooit hij het over een andere boeg. Hier draaien de liedjes vooral om zijn fabelachtige fingerpicking-techniek op de flamencogitaar. Hij verschuilt hij zich niet meer achter vrienden uit de Chemikal Underground-scene. Met ingetogen, soms bijna fluisterende stem gaat hij met de billen bloot. Resultaat: tien liedjes over liefde, verlies, depressie, het loslaten van verdriet en het samen leven met een hond genaamd D Bone. Het is geen vrolijke plaat geworden. Je ziet hem bijna voor je, avond aan avond eenzaam schavend aan steeds ingewikkelder folky gitaarcomposities, de gordijnen dicht, terwijl de hond hem vragend aankijkt.

Hoe indrukwekkend Hubbert’s spel ook is, in plaats van openhartig klinkt de plaat juist nogal introvert, alsof hij zich afvraagt of het wel een goed idee is om zijn hartzeer te delen met zijn publiek. De eerste track (zonder zang) doet aan de jazzy mijmeringen van David Grubbs denken, losjes en zonder dwingend ritme. Na een paar keer draaien blijkt het zo’n plaat waar je even wat meer moeite voor moet doen voordat het binnen komt. Het is de moeite zeker waard. Wat een droevig juweeltje van een plaat. Beluister Song For Jenny in de Soundcloud. Fans van Jim o’Rourke, Malcolm Middleton en Alasdair Roberts zouden Breaks & Bone zeker moeten proberen.
Sandra de Haan
Braids - Flourish // Perish
*****
(Full Time Hobby / De Konkurrent)
Braids is een avant-poptrio uit Montreal. Hun tweede album Flourish // Perish bevat springerige electro die beurtelings richting pop, rock en soundscape gaat. De groep doet aan veel andere bands denken, wat meteen hun grootste makke is: je hoort een flinke scheut Aphex Twin, een eetlepel Four Tet, drie delen Múm, een snufje Tunng en nog wat Radiohead. Ook lijken ze op hun plaatsgenoten The Luyas. Maar wat het nog meeste opvalt is dat de zangeres ongetwijfeld veel naar Björk heeft geluisterd (al komt dat niet in elk nummer even sterk naar voren). Ook al zingt deze Raphaelle Standell-Preston nog zo zuiver, als een Björk-adept klinken, daar heeft nog nooit iemand hoge ogen mee gegooid.

Muzikaal zit het allemaal heel smaakvol in elkaar, fijne beats, synths en piano, afwisseling genoeg. Men is niet bepaald zuinig geweest met galm. De goede smaak druipt er vanaf. Maar ze blijven continu netjes op de door talloze andere electro-acts geëffende paden. Flourish // Perish is daarmee een mooie, maar geen spannende plaat geworden. Prettige muzak voor tijdens het werk, maar de jaarlijstjes zullen ze hier waarschijnlijk niet mee halen. Op YouTube zijn twee tracks te horen: In Kind en Amends .
*****
(Constellation / De Konkurrent)
De Canadese violiste Sarah Neufeld houdt zich op in het grensgebied tussen modern klassiek, minimal music, pop en folk. Ze speelde onder andere in Arcade Fire en Bell Orchestre. Haar solodebuut Hero Brother is zojuist verschenen. De plaat werd geproduceerd door Nils Frahm, die tevens op één track harmonium speelt en een keer piano. De stukken zijn vrij repetitief van opzet. Ze weet een fijne sfeer op te roepen met niet al te gladjes uitgevoerde stukken. Neufeld noemt de Tjechische violiste Iva Bittová als invloed. Dat is wel te horen, maar daar kan ze zeker niet aan tippen. Iva is technisch stukken beter en zingt ook nog eens geweldig, terwijl Neufeld het houdt bij wat woordloze vocale flarden met veel galm op de achtergrond. Ook Béla Bartók en Steve Reich zijn een inspiratie geweest. Expressieve snelle stukken worden afgewisseld door rustige passages, mooi in balans.


Op de site legt ze uit waarom ze deze soloplaat wilde maken. Ze wilde haar relatie met de viool verdiepen, de zaadjes van de composities in haar bewustzijn laten ontkiemen, geholpen door meditatie en yoga. Tja, dat had ik liever niet geweten. Moet hiermee extra gewicht aan de muziek gegeven worden? Dat werkt bij mij in ieder geval averechts. Muziek zou voor zichzelf moeten spreken. Een schilderij moet je ook niet uitleggen om het interessanter te maken (al zijn er genoeg kunstenaars die dat maar al te graag doen). Deze plaat is een geslaagd experiment dat nieuwsgierig maakt naar een vervolg. Beluister het beste nummer Hero Brother, en oordeel zelf. Ze neemt zichzelf wel erg serieus, wat goed te zien is in deze gothisch gestylede video van Scalpel/ Stradivarius.

*****
(Human Ear Music / De Konkurrent)
De Colombiaanse componiste Lucrecia Dalt woont in Barcelona. Wie weet werd ze aangetrokken door de scene rond het Sonar Festival voor experimentele electronische muziek, dat daar deze maand al voor de twintigste keer plaats vindt? Zou goed kunnen. Na haar debuut in 2009 is Commotus haar tweede plaat. De basgitaar dient vaak als basis, waarmee ze zeer filmisch aandoende tracks opbouwt die je niet direct liedjes zou noemen, maar ook weer geen soundscapes. De loom voortkabbelende ritmes hebben soms een licht dreigende sfeer, mooi verbeeld door de naderende stofstorm op het hoesje. De sound zit soms een beetje in de hoek van Tricky (op zijn subtielere momenten), maar dan niet zo deprimerend, eerder dromerig.

Naast electronica is er genoeg ruimte voor warme akoestische elementen zoals de trommels in Turmoil. De onverstaanbare zang met veel galm zorgt voor kleur op de achtergrond, aangevuld met toetsen en door pedalen vervormde gitaarpartijen. Resultaat is een bijzonder intrigerend geheel met een heel eigen sfeer. Wel slaperig, maar alles behalve saai vanwege de subtiele details. Commotus bevat vele laagjes zonder dat het ooit druk klinkt. Met simpele middelen creeërt ze maximaal effect. Beluister de plaat in zijn geheel op de 3voor12 luisterpaal.

*****
(Fire Records / De Konkurrent) release: 3 juni
Georgia’s Horse brengt melancholieke countrysongs, geschreven door de spil van de band, zangeres en pianiste Teresa Maldonado. Weather Codes is hun tweede plaat en bevat voornamelijk gitaren in mineur, minimalistisch drumwerk en een monotoon jengelende viool. Die lijkt sterk beïnvloed door The Velvet Underground, vooral in Ginger. De trage liedjes vol liefdesverdriet zijn wat sfeer betreft een beetje te vergelijken met de donkere alt-country van Edith Frost, Songs Ohia en Nina Nastasia. De valse oude piano contrasteert mooi met haar rauwe stem, die soms wat weg heeft van PJ Harvey. Het lamlendige sfeertje is compleet.

Maar waar bovengenoemden hun zielepijn ongegeneerd in je gezicht smijten houdt de Texaanse Maldonado zich liever in. Het is een mooie plaat geworden, netjes gespeeld. Geen wanklank te bespeuren. Helaas! Ondanks de veelbelovende ingrediënten slaagt de plaat er daarom niet echt in om indruk te maken. Woede en pijn kunnen geweldige muziek opleveren, maar dan moet je wel wat durven. De vorm moet bij de inhoud passen, wil het werken. De composities blinken helaas ook niet uit in originaliteit. "I love you, yes I do." zingt ze in Weather Codes part 3. Het achterste van de tong is netjes binnen gebleven, of was ze misschien gewoon te moeilijk verstaanbaar om de luisteraar mee te krijgen? Een beetje jammer is het wel want er leek meer in gezeten te hebben.

*****
(Vadbra Music / Bertus)
Onvoorbereid de plaat van Equinox, the Peacekeeper beluisteren zet je gegarandeerd op het verkeerde been. Terwijl je denkt met een volbloed Amerikaanse singer-songwriter te maken te hebben blijkt het gewoon ene Wouter Buyst uit Antwerpen te zijn. Hij voelt zich buitengewoon goed thuis in Amerikaanse roots-muziek als bluegrass, folk en country. Dat is op zich niet bijzonder, je hebt er wel meer in Vlaanderen, zoals de singer-songwriter Stefaan Decroos (van I do I do), die net als Buyst in Gent woont. Zijn tweede album Birdsongs On The Wasteland is werkelijk prachtig, met melancholieke liedjes stevig in de traditie verankerd en een stemgeluid zo donkerbruin als Leonard Cohen.

In relaxed tempo begeleidt hij zichzelf op gitaar en vertelt verhalen die niet zelden over de liefde gaan. Walking Drunk Through Heaven Again, met alleen zang en piano, doet sterk aan de Nick Cave denken van een jaar of 10 geleden. De romantiek van het verval klink ook hier door in de tekst, “I’ve seen the scars around your eyes and the marks on your soul/ And I've felt the war inside you you keep untold/... And there was a moment when I fell in love with your crooked teeth.”

Om het geheel oud te laten klinken zocht hij half vergane speakers of een oude radio om daar het geluid door te laten vervormen. Sommige tracks, zoals Bill’s Song doen mede hierdoor sterk denken aan The Willard Grant Conspiracy. Gelukkig gebruikt hij dit effect niet in elk nummer, want dan zou het een gimmick worden. Buyst is duidelijk een romantische geest die liever vertoeft op andere plekken en in voorbije tijden dan in het hier en nu. De liedjes zijn niet eens zo opvallend van opzet, maar de invulling is wel opmerkelijk smaakvol en niet alledaags. Naast gitaar, banjo, zingende zaag, harmonium, mondharmonica, accordion en Oost-Europese zithers hoor je op Making Time Stop Evaporating zelfs boventoonzang (door hemzelf gezongen!). Mede door dit afwisselende instrumentarium klinken twaalf nummers achter elkaar helemaal niet lang.

In het perbericht lezen we dat het ene lied in Colombia werd opgenomen, het andere in een hangmat in het Amazonewoud en ook India wordt genoemd. Waarom eigenlijk? Je komt het regelmatig tegen dat bands exotische lokaties noemen waar tracks opgenomen zijn, liefst zo afgelegen mogelijk. Klinkt de muziek daar beter door? Overbodige informatie. Dat hij een en ander meegemaakt heeft waar hij gebutst uit te voorschijn is gekomen is evident. Buyst is een van de beste Vlaamse muzikanten van nu. Zeker en vast. Beluister The Holy Lamb Soundly Sleeping en Total Eclipse. Een video: Minding Your Own Business
Sandra de Haan
Dame Flux - Champagne info
*****
(Rauwplaat / De Konkurrent)
De Groningse Irene Wiersma noemt zich Dame Flux. Haar vrolijke synthesizerliedjes doen meteen de oren spitsen. Dit is nieuw. Dit vind ik leuk. De kitschy retro-sound past erg goed bij de droogkomische Nederlandse teksten. Ze komt soms erg meisjesachtig, zelfs suikerzoet uit de hoek. De opsomming van verkleinwoordjes in Uitverkoop is daarvan een goed voorbeeld. “Een grapje voor een lachje/ een muntje voor een drankje/ Een knipje voor een oogje / een bordje voor een goedkoopje.” Maar omdat ze dat zoete met humor en originaliteit combineert en simpelweg goeie electropopliedjes componeert is dat geen punt. De mix heeft die teksten helaas wel lastig verstaanbaar gemaakt: haar zachte zangstem en de synths vormen vaak één onontwarbaar geluid. Met koptelefoon luisteren is dat wel op te vangen, maar toch jammer.

In sommige nummers doet ze qua sound erg denken aan de Duitse Barbara Morgenstern, vooral in Grote Baas. “Ik ben grote baas/ niemand eet het brood van m’n kaas.” Maar waar Dame Morgenstern de laatste jaren erg saaie platen maakt, veegt Dame Flux haar zo van de draaitafel met deze verfrissende Champagne. Prijsnummer is de single Vind Ik Leuk. De stortvloed van onbenulligheden die op Facebook langs komt wordt op een Jeugd-van-Tegenwoordig-achtige wijze opgesomd door gast-rappers. Bekijk de leuke animatieclip op Youtube, waarin ook Sam Peeters van Lamelos te zien is.

Even dreigt het geheel wat aan de zoete kant te blijven, maar dan is daar plots het lekker rauwe en opwindende Negen Levens, dat op een plaat van Felix Kubin niet had misstaan. Deze en het volgende TV-modellenvel zijn favoriet. De nummers zijn fijn afwisselend, wat de aandacht moeiteloos veertien tracks lang vasthoudt. Er komt een walsje voorbij en de plaat sluit af met een filosofische tekst over huisdieren. “Als huisdieren konden praten zouden ze nu even stil vallen.” Dieren zouden immers ook niets met onze woordenschat kunnen beginnen. En “Konijnen vervelen zich nooit.” Precies, een ervaringsdeskundige.
De titels van de nummers heeft ze illustratief uitgebeeld door van de letters pictogrammen te maken. Leuk idee, maar wel onleesbaar. Gelukkig staan de titels in gewone letters op de schijf, anders was het schrijven van dit stukje wel erg lastig geworden. Irene Wiersma maakt overigens ook cartoons en strips. Maar die halen het niet bij deze zeer geslaagde plaat.
Sandra de Haan
The Postal Service - Give Up, deluxe anniversary edition
*****
(Sub Pop / Konkurrent)
The Postal Service zijn Ben Gibbard (Death Cab For Cutie) en Jimmy Tamborello (Dntel), plus zangeressen Jen Wood en Jenny Lewis. Perfectie bestaat niet. Toch zou je er bijna aan gaan twijfelen bij het luisteren naar Give Up. In 2003 stegen ze met deze plaat tot grote hoogten, geholpen door de hit Such Great Heights. De plaat staat vol ijzersterke electropopliedjes met goeie teksten over bitterzoet relatieleed. Ze werden een voorbeeld voor diverse electropopacts die na hen kwamen. Helaas hebben ze dat succes niet kunnen voortzetten. Al jaren is er niet veel meer van de band vernomen, al zijn ze solo wel doorgegaan met muziek maken. Het minder lichtvoetig klinkende Dntel bracht in 2003 het succesvolle album Life Is Full Of Possibilities uit. Tien jaar later brachten ze die plaat opnieuw uit; geremastered met een extra disc vol remixes en B-sides. Dit recept beviel blijkbaar goed. Ze herhalen het nu met The Postal Service.

Hopen ze voor de tweede keer munt slaan uit hun gouden tijd? Is het nostalgie? Wie zal het zeggen. Ze vonden het in ieder geval tijd voor het uitbrengen van geremasterde versies. Of dat anno 2013 genoeg mensen tot aanschaf zou bewegen lijkt twijfelachtig. Daarom zijn maar liefst 15 bonus tracks toegevoegd. Met een oogstrelend dik kartonnen boekwerk er omheen is dat een goed verkoopbaar hebbeding geworden. De meeste bonus tracks waren al eerder uitgebracht op singles: versies met alleen akoestische gitaar en zang, remixes, live tracks en twee covers: Againt All Odds (take a look at me now) van Phil Collins en Grow Old With Me van John Lennon. Tevens staan er tracks op van The Shins en Iron & Wine die respectievelijk We Will Become Silhouettes en Such Great Heights coveren.
De echte fan zal de die extra’s waarschijnlijk al in huis hebben. Er staan maar twee nummers op die nog niet eerder uitgebracht zijn. Toch is het ding de aanschaf wel waard. De geremasterde versies klinken als een klok. En aan het artwork en de twee boekjes vol foto’s en songteksten is veel zorg besteed. Beluister hier twee tracks: We Will Become Silhouettes en The District Sleeps Alone Tonight.

Sandra de Haan
CocoRosie - Tales of a Grass Widow
*****
(City Slang / De Konkurrent)
De zusjes Bianca en Sierra Casady maken al 10 jaar eigenzinnige muziek. Ze worden door de schrijvende pers nog altijd in het freakfolk-hokje gestopt. Dat heeft meer te maken met hun uitzinnige verkleedpartijen dan met hun muziek, want die is allang niet zo weird meer als in hun beginjaren. Freaky zijn de zusjes zeker, een in hun hippie-jeugd ontwikkelde eigenschap die ongetwijfeld geholpen heeft hun liedjes aan de man te brengen. Hun zelfportretten zijn een kunstvorm op zich. Op CocoRosie-platen tref je van alles aan: hiphop, electrobeats, samples, avantfolk, synths, pop, found sounds en kinderspeelgoed.

Hun nieuwe plaat Tales of a Grass Widow klinkt een stuk toegankelijker dan ouder werk. Ze stapten voor deze vijfde plaat over van Sub Pop naar City Slang. Veel prettig in het gehoor liggende beats, minder kinderspeelgoedgefriemel, meer dansbare glad klinkende beats. Antony Hegarty zingt twee nummers mee. In Tears For Animals bezingt hij zijn ‘love for human kind’, een bekend thema in zijn werk. Het nummer kwam vorige zomer al uit als b-kant van de single We Are On Fire. De dames klinken hier soms bijna even engelachtig als Liz Frazer. Het is een van de beste tracks op het album. Na een swingend begin zakt de plaat wat in met een indiase fluit-passage. End Of Time is een echt hip-hop nummer met niet zo geweldige praat-zang. Dan weer een stukje traporgel, afwisseling is er genoeg om de aandacht elf nummers lang vast te houden. Maar ook ontbreekt samenhang.

De expressieve zangpartijen vol vibrato hebben in bijna elke track de hoofdrol. En daar wringt de schoen, of juist niet? Hun hoge kindvrouw-stemmetjes vind je ofwel betoverend of vreselijk irritant. Een middenweg is er bijna niet. Als je het stemgeluid van Björk en Joanna Newsom prachtig vindt, dan zit je bij CocoRosie vermoedelijk wel goed, al kunnen de muzikale ideeën van de zusjes bij lange na niet tippen aan alle eerder genoemden. Eindconclusie: muzikaal best een aardige plaat, alleen jammer van die stemmen. De single Gravedigress is al te horen in de Soundcloud. Waar het nummer over gaat? "It’s an imagined conversation between an abandoned child and an outcast old woman." Ach ja, ze hebben een imago hoog te houden. De plaat komt 27 mei uit.

Sandra de Haan
Karen Gwyer - Needs Continuum
*****
(No Pain In Pop / Konkurrent)
Vrouwen en electrobeats, een veel voorkomende combinatie. Maar de rollen zijn bijna altijd strikt verdeeld: de vrouw zingt en de man bedient de laptop. Vrouwen die van beide markten thuis zijn, die zijn ver in de minderheid. Goed, er zijn er natuurlijk tientallen actief, maar het lijstje namen dat echt naam maakt in de scene (Björk, Laurie Anderson, TheeSatisfaction, Kevin Blechdom) mag nodig langer worden.

Nu dook onlangs Karen Gwyer op met een solo ambient electroplaat. Daar wilde ik wel eens meer van weten; wie is Karen Gwyer? Ze kwam als dochter van twee cellisten ter wereld in Ann Arbor, keerde na een tijdje cello en viool studeren de klassieke muziek de rug toe en stortte zich tot teleurstelling van haar ouders op de techno-scene. Via New York kwam ze in Londen terecht. Needs Continuum is haar debuut (als je een eerdere EP niet mee telt). Techno mag dan haar grote liefde liefde zijn, Needs Continuum is geen danceplaat geworden. Het eerste nummer Sugar Tots begint met intrigerende synth-drones, sitar-achtige geluiden en dof galopperende electrobeats. Ze werkt met repeterende patronen en soundscapes met een mystieke inslag. Lange stukken met en zonder (vaak ongewone) beats wisselen elkaar af. Ze is niet bepaald zuinig met galm.

Het is allemaal smaakvol gedaan, maar leunt soms ook tegen kitsch aan, zoals de latere platen van Dead Can Dance dat nogal eens deden. Invloeden van Krautrock, Afrikaanse drumpatronen en Britse psychedelica (the Orb) hoor je erin terug, al is het wel vertaald naar een dromerige stijl. Ritmes hoeven niet per se opzwepend te zijn; ze kunnen ook een meditiatieve sfeer oproepen. Dat heeft Gwyer goed in de vingers. Tegen het einde voegt ze ook nog vervormde stemmen toe, galmend als in een kerk. De esoterische sfeer die zo in Jaja Uses Ancestral Spirits ontstaat is wat mij betreft net één stap te ver. Aan één Lisa Gerrard hebben we meer dan genoeg. Gelukkig spelen de vocalen maar een bijrol. Al met al is dit een fijne en bijzondere plaat die heel geschikt is voor de huiskamer. Needs Continuum is in zijn geheel te horen in de SoundCloud.

*****
(YCR Records)
Niek Hilkmann, alias Yoshimi, is met zijn 24 jaar nog maar net op weg en kijkt nu al achterom. In 2011 bracht hij het verfrissend non-conformistische conceptalbum Sowieso uit, waarop allerlei vormen van verwarring langs trokken. Zijn nieuwe cd Bottelaars en Beesten gevat geen nieuw werk, maar een verzameling nog niet eerder uitgebrachte tracks uit 2007-2012. Wie de Rotterdamse feestneus een beetje kent weet ongeveer wat je kunt verwachten: nonchalant gespeelde simpele rockliedjes, uptempo en vol studentikoze meligheid. De eigenzinnige teksten waren op Sowieso het meest in het oor springende element. Ook nu hoopt hij dat de luisteraar “de naieve en bedenkelijke kwinkslagen kan waarderen”. Helaas zijn die op dit ‘conservatie-album’ zo goed als onverstaanbaar door een teveel aan galm. Jammer! Toch meldt het bijgaande persbericht dat het opgepoetste versies zijn. Alleen het laatste nummer, de live-opname Doe de krab is te verstaan. Het is het beste nummer, ook door het fijne viool- en orgelspel.

De Dire Straits-cover Walk Of Life is wel grappig; het klinkt een beetje als Violent Femmes die op een dronken feestje spontaan aan het jammen slaan. Ook staat er een cover op van een nummer van zijn inspirator Wim T. Schippers: No Way Around That. Hilkmann is nog jong, dus niet getreurd. We wachten gewoon op waar hij straks ongetwijfeld mee gaat komen. Aan goeie ideeën geen gebrek. En passant richtte hij namelijk ook het label Kikvors op, tevens platform om het muzikale klimaat van Rotterdam op ludieke wijze te versterken. Vind je de platen van stadgenoten Eric de Boer (Ricky de Sire) en Harry Merry leuk, maar ken je Yoshimi nog niet? Probeer dan zijn debuutplaat en laat Bottelaars en Beesten voor wat het is: een hebbeding voor de fan die compleet wil zijn. Nog een pluspunt: het genummerde kartonnen hoesje. Elk exemplaar is uniek want met een wisselend aantal lukraak geplaatste Yoshimi’s en hand-met-bierflesje bestempeld. Handenarbeid, daar houden we van! De plaat komt 1 april uit. De releaseparty is 30 maart in Club Vibes.

*****
(Badman Records / Bertus)
De Amerikaanse singer-songwriter Lisa Germano heeft een uniek geluid, dat ze nu zo’n twintig jaar geperfectioneerd heeft. Zo stijlvast kom je ze niet vaak tegen. Met piano, viool, een hese onvaste stem en soms akelig persoonlijke liedjes is ze inmiddels een soort cultfiguur geworden met een kleine maar trouwe following. No Elephants is haar dertiende plaat. In 1994 brak ze bij het 4AD label door met het ironisch getitelde Happiness. De sfeer was sprookjesachtig maar nooit zoetsappig, met teksten die vaak zwartgallig en confronterend waren maar ook grappig en vol zelfspot. Kinderspeelgoed en liefdesverdriet, blokfluiten en drankzucht, alleen zij kan dat in één nummer samen brengen zonder dat het gekunsteld klinkt. De donkere kant van de menselijke psyche kreeg altijd ruim baan; niet zo vreemd dus dat Michael Gira haar uitnodigde om twee platen bij zijn Young God Records uit te brengen. Voor haar nieuwste werk stapte ze over naar het in Portland gevestigde Badman Records.

Met haar 54 jaar doet ze het wat rustiger aan. Het bandgeluid maakte al jaren geleden plaats voor een steeds soberder aanpak. Op de laatste platen was het instrumentarium nog vrij breed met naast viool ook fluiten, bellen, trekzak, omgevingsgeluiden en gitaar. No Elephants is nog ingetogener. Haar stem houdt het midden tussen zingen en zuchten, begeleid door voornamelijk piano. Weinig viool deze keer, wat een beetje jammer is. Het is geen makkelijke plaat; je moet er moeite voor doen om de aandacht erbij te houden. De plaat geeft zich niet prijs bij de eerste luisterbeurt. Germano’s voortkabbelende meditaties lijken slaapliedjes, maar dat is schijn. Het klinkt allemaal lief en mooi, maar wie in de teksten duikt ziet dat er weinig veranderd is. Germano’s muziek lijkt wel therapie.

No Elephants is haar meest in zichzelf gekeerde plaat tot nu toe. Ze is een meester in de details, de kleine geluidjes op de achtergrond, maar daar luister je makkelijk overheen. Haar instrumentaaltjes zijn vaak erg goed. Gelukkig zit er hier ook weer een bij: Dance Of The Bees, met een soort banjogetokkel, gitaarnoise en de piepjes van een onbereikbaar telefoonnummer. Contact houden met de wereld, het valt soms niet mee. Hier blijkt de plaat ook over te gaan: "My communication with myself, the earth and its beings is getting weirder every day. All the shit in my head, my troubles relating to humans and the earth's beings, I think that's what this record is about." Beluister een track op YouTube .

Sandra de Haan
Mister Lies - Mowgli info
*****
(Lefse Records / Konkurrent)
Nick Zanca, alias Mister Lies, is een laptopcomponist zoals er massa’s actief zijn. Wil je opvallen met electrobeats, dan moet je dus behoorlijk goed zijn. Zijn debuut Mowgli is dat ook. In 2012 brachte hij al de EP Hidden Neighbors uit, een wat ingehouden voorproefje van het echte werk. In Chicago houden ze wel van een beetje kitsch. Daar bedient Zanca zich ook gretig van. Een beetje dub, relaxte clubby grooves, synthetische handclaps, foute jaren 80- toetsenpartijen, soulvolle zangeressen, samples, een trompetje hier en daar en veel galm. Zang is er voor de sfeer, niet voor de inhoud: zwaar vervormd dus zelden verstaanbaar. Maar wat is het allemaal lekker. Spannend is dat je je regelmatig afvraagt of dit nu vreselijke kitsch is of daardoor juist weer helemaal hip. Door op die grens te gaan zitten daagt hij de luisteraar uit.

Zijn aanpak doet wat denken aan James Pants en Nicolas Jaar, maar dan uitbundiger. En waarom hij in een blokhut aan een meer in Vermont de boel op heeft genomen? Dat lezen we vaker in persberichten van grotestadsmuzikanten. Blijkbaar is afzondering niet goed mogelijk in de stad. Hoedanook, het resultaat mag er zijn. Ook het hoesje, dat door hemzelf is getekend want hij is tevens kunstenaar. In de SoundCloud zijn een paar tracks te horen: Lupine, Align, de single Dionysian en Hounded.
*****
( - )
Er is leven buiten Radiohead. Thom Yorke heeft meer ideeën dan hij in één band kwijt kan. Dat bleek al bij het uitkomen van zijn spookachtige solo debuut The Eraser (2006). Daar kon hij zijn liefde voor experimentele electrobeats goed in kwijt. Nieuw was de elekronische aanpak niet: op Kid A (2000) hoorden we al veel elektronica. Zijn solowerk leek de koers van Radiohead nog een extra zetje te hebben geven: op The King Of Limbs (2011) was nog meer ruimte voor elektronische experimenten en ‘moeilijkere’ composities.

Zijn nieuwe band heet Atoms for peace, vernoemd naar een van de tracks op The Eraser. De supergroep werd in 2009 bij elkaar gebracht. Een opmerkelijke verzameling muzikanten: Flea (Red Hot Chili Peppers) op bas, Beck, Joey Waronker (REM) op drums, Mauro Refosco (Forro in the Dark) op percussie en producer Nigel Godrich (Radiohead). Er valt nog steeds niks te lachen in Yorke’s muzikale universum. Gevoelens van frustratie zijn ook hier aanwezig, evenals ondoorgrondelijke teksten, zoals gewoonlijk vaak nauwelijks verstaanbaar. Het stapelen van ritmes ligt aan de basis van elke track. Zijn uitgesmeerde losjes meanderende zangmelodieën contrasteren mooi met de hoekige glitchy electro. Alles grijpt perfect in elkaar.

Amok klinkt als het uitbundige broertje van The Eraser, ook wat minder depressief. Veel elektronica, maar nu met een vol bandgeluid. Het is wel lastig te horen wat digitaal is en wat met een 'echt' instrument is ingespeeld. Dondert eigenlijk niet, want het resultaat is fantastisch. Amok had net zo goed de nieuwe plaat van Radiohead kunnen zijn, zo groot is de stempel die Yorke op het geheel drukt. Dit is zo'n plaat waarvan je in februari al weet dat hij een van de beste van 2013 zal zijn. Het artwork van Stanley Donwood is ook weer oogstrelend.

De limited vinyl editie is bij hun eigen Atoms For Peace Shop inmiddels uitverkocht, de limited cd nog niet. Wil je de limited vinyl, probeer dan de online of online platenboer, want die hebben inmiddels hun zendingen binnen gekregen en beperkt op voorraad. De plaat is geheel te horen op de vpro-luisterpaal. Op YouTube staan video’s van Default en Judge, Jury and Executioner.
Sandra de Haan
Low - The Invisible Way
*****
(Sub Pop / Konkurrent)
Low bestaat 20 jaar. The Invisible Way is hun tiende plaat en een van hun beste. Een Low-nummer herken je geheid binnen een paar maten: een traag maar strak tempo en minimalistisch spel met lang uitklinkende gitaar- en pianotonen. Vooral de trillende zachte stem van drumster Mimi Parker is uniek. Haar fans zullen blij zijn; meestal zingt gitarist Alan Sparhawk veel nummers, maar Mimi neemt deze keer vijf tracks voor haar rekening. De liedjes klinken op dit album zoals altijd droevig en hoopvol tegelijk, met een vleugje country. Zo’n sterk recept kan gemakkelijk een trucje worden. Dat leek het ook af en toe te worden (de platen waren niet allemaal even sterk), maar de liedjes op The Invisible Way zijn simpelweg zo goed dat je je daar niet echt aan zult storen. Waar gaat het album over? "Intimacy, the drug war, the class war, plain old war war, archaeology and love." Geen lichte kost. De plaat werd door Jeff Tweedy (Wilco) in zijn studio in Chicago opgenomen.

Het eerste nummer Plastic Cup begint al met een mooie tekst: “You can always count on your friends to get you high. That’s right. You can always count on the rest to get you by. Now they make you piss into a plastic cup. Get up.” Het catchy So Blue is wat meer up tempo en steviger. Ook de kraker Just Make It Stop is lekker pittig. Dat levert een fijn afwisselend album op. Holy Ghost is een van de meest country-achtige en minimale tracks, bijna geheel gedragen door Mimi’s breekbare stem. Het mooie artwork is nog een extra reden om geen mp3’s te kopen, maar de cd. Beluister de album trailer op YouTube.
Sandra de Haan
Ulfur - White Mountain
*****
(Western Vinyl / Konkurrent)
Dit Ijslandse gezelschap onder leiding van Ulfur Hansson maakt prachtige ambient soundscapes. Hansson houdt zich bezig met het bouwen van instrumenten en het experimenteren met geluid. Elektronica speelt doorgaans een grote rol. Toch is White Mountain geen typische electronische soundscapeplaat. Hier hoor namelijk je vooral akoestische instrumenten: cello, vibrafoon, fluit, clarinet, viola, een vleugje zang en wat field recordings van meeuwen.

De sfeer lijkt een beetje op de platen van Biosphere, maar het is wat minder toegankelijk. Zo bekend als collega's Sigur Rós zal deze groep vermoedelijk nooit worden. Er wordt onnadrukkelijk gecomponeerd met veel ruimte voor ruis en stilte, maar het resultaat is alles behalve saai. Af en toe worden de ijle klanklandschappen onderbroken door folky ritmische passages met gitaar, bas en drums. Dat werkt erg goed. De zeven modern klassieke stukken duren samen helaas maar een half uur. Wij willen meer! Beluister So Very Strange op zijn site.
Sandra de Haan
I do I do - Then info
*****
(eigen beheer)
De derde plaat van de Belgische gitaarband I Do I Do is eigenlijk de eerste soloplaat van bandleider Stefaan Decroos. I Do I Do debuteerde in 2007 met None, een vrij heftige postrockplaat waarop het songschrijftalent al helder tussen de breaks en noise door straalde. Op de tweede plaat More Light werd meer ruimte voor de akoestische gitaar ingeruimd. Postrock maakte beetje bij beetje plaats voor folk en andere traditionele stijlen van Amerikaanse bodem. Deze ontwikkeling wordt voortgezet op Then. Decroos heeft zich hier beperkt tot alleen acht- en twaalfsnarige akoestische gitaren. De melancholieke composities staan als vanouds met twee benen in de traditionele bluegrass, country en blues. Zang is achterwege gelaten, wat goed uitpakt want zo gaat alle aandacht naar Stefaan’s talent: snaren!

De veertien instrumentaaltjes zijn in 2012 opgenomen op zijn zolderkamer in Gent. Allemaal even prachtig, al klinkt het geheel op het eerste gehoor wat eenvormig. De liedjes dringen zich niet bepaald op. Met For all the Wor begint de plaat een beetje abstract met wat losse klanken uit de verte, zonder melodie. Daarna ontvouwt zich een fijne folky serie composities die je vaker moet horen voordat het kwartje valt. Decroos mag dan geïnspireerd door traditionals zijn, braaf is de plaat gelukkig niet. Afsluiter Then is een experimenteel stukje ambient en zeer geslaagd. Zou dat een aanwijzing zijn voor een nieuwe muzikale koers voor plaat nummer vier?

De plaat is in december 2012 in eigen beheer uitgebracht op slechts 100 cassetes (!). Geen cassetterecorder meer in huis? Even geduld: in februari zal hij op cd uitgebracht worden op het Gentse label Kinky Star. Er zijn alvast drie liedjes te horen op de Soundcloud.
Sandra de Haan
Broadcast - Berberian Sound Studio
*****
(Warp Records)
Een nieuwe plaat van Broadcast?! Maar Trish Keenan is toch al bijna 2 jaar dood? De zangeres overleed inderdaad begin 2011, maar toen lag er nog een stapel opnames op de plank. Nadat de band in 2005 een duo was geworden, hadden liedjes steeds meer plaats gemaakt voor soundscapes: geluidsexperimenten met analoge synthesizers, geluidseffecten uit de oude doos en veel samples. Met het album Broadcast and The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age waren James Cargill en Trish Keenan een nieuwe richting ingeslagen.

Deze collage-aanpak is ook op Berberian Sound Studio te horen, gemaakt voor een film van Peter Strickland. De film is een ode aan Italiaanse horrorfilms uit de seventies en uitgebracht door Warp. De 39 tracks zijn soms maar 30 seconden, soms 3,5 minuten. Veel synthesizers, orgels, fluiten, brokjes Italiaanse dialoog, fragmentarisch alsof je aan de radioknop zit te draaien en telkens maar vlagen opvangt van een groter geheel. Werkelijk prachtig. Gelukkig blijft het gegorgel en gekrijs van een zombiedame tot een minimum beperkt en is het resultaat vooral erg sfeervol, zelfs sereen. De plaat is nu streaming te horen op de VPRO-luisterpaal . De trailer van de film is te zien op YouTube.
Sandra de Haan
Snow Palms - Intervals
*****
(Morr music / De Konkurrent)
Tortoise maakte de oubollige xylofoon met Millions Now Living Will Never Die in 1996 plots een hip instrument. Inmiddels kijkt niemand meer raar op als er vibrafoons en klokkenspellen opduiken bij rockconcerten. Ook in het neo-klassieke genre, dat de laatste jaren snel populair is geworden, kom je ‘gestemd slagwerk’ hier en daar tegen.

Snow Palms heeft de rijen metalen en houten plankjes en buizen de hoofdrol gegeven op Intervals. Wat klinkt als een groep is eigenlijk maar één man: de Engelse David Sheppard. Samen met producer Chris Leary (Ochre) heeft hij 11 stukken moderne kamermuziek opgenomen, waarop ook viool, cello, akoestische gitaar en subtiele elektronica zijn te horen. De stukken zijn ronduit prachtig. Gelukkig weerstaat Sheppard de verleiding om zijn stukken laag over laag vol te stapelen met instrumenten.

Alleen Motion Capture is een stuk voller dan de andere tracks, met klarinetten die dwars tegen de xylofoons in spelen. Dat stuk doet een beetje denken aan het recente werk van Sufjan Stevens. Intervals klinkt als een klok, bijna klinisch perfect, maar toch erg sfeervol. Juist vanwege die eenvoud. De propvolle orkestrale platen in de neo-klassieke en folkhoek (Jaga Jazzist, Sufjan Stevens), maken dan meestal een sterke eerste indruk, toch belanden ze vanwege te vermoeiend al snel onderop de stapel. Dat zal Snow Palms niet gebeuren. Dit is een blijver die ook fans van Nils Frahm zeker zal bevallen. Beluister hier Atoll. Een selectie fragmenten van alle nummers staat in de Soundcloud.
Sandra de Haan
Björk - Bastards
*****
(One Little Indian Records / De Konkurrent)
Vorig jaar kwam Björk met het ambitieuze multimediaproject Biophilia; de eerste plaat ooit uitgebracht als een serie apps. Deze plaat was een stuk soberder dan het wat militante Volta uit 2007. Popmuziek maakt Gudmundsdóttir allang niet meer. Met haar experimentele elektronica, kunstzinnige video’s, uitzinnige verkleedpartijen en unieke stemgeluid heeft ze inmiddels de status van stijlicoon bereikt. En wel één die graag samenwerkt met geestverwanten uit de kunst en modern gecomponeerde muziek. Haar soms nogal extreme muzikale ideeën lokken vaak al even sterke reacties uit. Je vindt het geweldig of je vindt het niks.

Vanaf april 2011 verscheen een serie remix ep's van Biophilia-tracks. Globaal de helft daarvan is nu verzameld op Bastards. De enige exclusieve mix is de 37 seconden reprise van Sacrifice door Matthew Herbert. De prachtige hoes is op zich al reden voor aanschaf. Remixes zijn niet altijd een must have. Maar Björk-fans weten wel dat haar remixes geen oude wijn in nieuwe zakken zijn. Opener Crystalline is daar een goed voorbeeld van. De Syrische Omar Souleyman heeft er een zeer Arabisch klinkend nummer van gemaakt. Andere tracks zijn onder handen genomen door Alva Noto, Matthew Herbert, Death Grips, The Slips, These New Puritans, 16bit, Current Value en Hudson Mohawke Peaches & Guacamol.

Ze zijn bijna allemaal een stuk heftiger dan het bronmateriaal. Noisy breakbeats vind je nauwelijks op Biophilia (behalve dan in Mutual Core), maar op deze compilatie wel. Niet alle nummers zijn even boeiend, maar al met al is Bastards een mooie serie experimenten die je kunt zien als een ode aan haar nooit ophoudende experimenteerlust, ook in het samenwerken met steeds weer andere muzikanten. Enkele nummers zijn te horen in de Soundcloud. (met dank aan Emiel Efdee)
Sandra de Haan
Stubborn Heart - z/t info
*****
(One Little Indian / De Konkurrent)
Stubborn Heart maakt wat zij zelf electronic soul music noemen. Luca Santucci and Ben Fitzgerald (Londen en Oxford) haalden inspiratie uit zowel elektronica uit de jaren 80 en 90 (jungle, ambient house, triphop) als soul uit de jaren 60 en 70. Gelukkig klinkt Stubborn Heart niet echt retro. Ondanks hun duidelijk afgebakende invloeden heeft de niet alledaagse combinatie van ingrediënten een eigen geluid opgeleverd. De zachte soulvolle zang wordt omlijst met breakbeats en een relaxt soort dubstep. De broken beats zijn aangekleed met synths, maar het geluid is toch open gebleven, waardoor de gevoelvolle vocalen alle ruimte krijgen.

Need Someone klinkt vanwege de klagende falsetstem een beetje als Thom Yorke’s elektronische solowerk. Het refrein ‘I need love, I need someone to love’ vat zo’n beetje de rode draad van deze plaat samen. Geen lachebekje, deze Luca Santucci. Emo voor electrofans. De trage beats en dreigende sfeer in Two Times Maybe heeft wel wat weg van Tricky. Snelle en langzame tracks wisselen elkaar af, waardoor het niet snel verveelt. Een tip voor fans van Massive Attack en Four Tet. Al met al een heel geslaagde debuutplaat die smaakt naar meer. Hij komt 5 november uit. Beluister ook vast Starting Block in de Soundcloud.
*****
(Morr music / De Konkurrent)
De Oostenrijkse elektronica-componist Bernhard Fleischmann voelt de klok tikken. Het einde komt in zicht, resulterend in een introspectieve bui en dito plaat. Sterfelijkheid mag dan zijn thema zijn, I’m Not Ready For The Grave Yet klinkt zeker niet somber. Wel erg Duits: veel repetitieve beats, omlijst door sfeervolle laagjes synthesizers en een beetje lijzige stem. Zijn vocalen tussen zingen en praten in, gecombineerd met warme elektrobeats doen denken aan de Duitse bands Tarwater, Schlammpeitziger en The Notwist. Maar waar die nogal eens eentonig en aan saaie kant zijn, weet deze knoppendraaier van begin tot eind de aandacht moeiteloos vast te houden.

Naast de subtiel gelaagde beats komen er ook geregeld gitaren langs, die zoals in Who Emptied The River het roer luidruchtig overnemen. Het geheel klinkt intiem, soms prettig ongepolijst en is rijk aan fijne details en dynamiek. Waar Tarwater al jaren in bijna elk nummer dezelfde uitgebeende mineurtoon aan slaat, laat Fleischmann veelzijdigheid zien. Een goeie vondst is bijvoorbeeld dat hij zijn eigen zang aanvult met samples van oude LP’s van Engelse taalcursussen. Het bekakte accent werkt vervreemdend en grappig. Niet uniek natuurlijk want o.a. The Books en Grasscut haalden die truuk ook al uit. Maar daar gaan we niet over zeuren want I’m Not Ready For The Grave Yet is in het genre simpelweg erg goed. Het leven is een ballenbak in de vorm van een doodskist. Met humor de midlife crisis te lijf gaan, dat zouden meer mensen moeten doen. De plaat is nu te horen op de vpro-luisterpaal.
Sandra de Haan
Sacri Cuori - Rosario info
*****
(Décor Records / Bertus)
De kern van Sacri Cuori bestaat uit de Italianen Antonio Gramentieri, Christian Ravaglioli en Francesco Giampaoli. Met een uitgebreid internationaal gezelschap maken ze rootsy muziek die zeer filmisch aandoet. Hun eerste plaat Douglas & Dawn uit 2010 was hier en daar nog vrij ruig met noise, bluesrock en jazz-elementen. De sound zit soms tegen Giant Sand en Calexico aan. Niet zo vreemd, want daar speelden enkele bandleden van mee. Op Rosario is er iets meer ruimte voor stilte, waardoor het nog meer als de soundtrack van een door Fellini geregisseerde western klinkt.

Geen wilde saxofoonuitspattingen meer, wel veel galmende gitaren. Spannend en afwisselend is het gelukkig wel gebleven. Tussen de trage sfeerstukken met piano en cello door wordt er een paar keer vrolijk gerockt met een Hammond orgeltje erbij. Het klinkt soms alsof de band meters van de microfoons af staat te spelen, wat het soundtrackgevoel versterkt. Het Bossa Nova-uitstapje is ook erg fijn. Zang heeft maar een heel bescheiden rol in deze 19 korte stukjes. Sacri Cuori maakt ideale huiskamermuziek. Ook fans van Mazzy Star en Tin Hat zouden Rosario zeker eens moeten proberen. Beluister alvast Zorro (van de vorige plaat) in de Soundcloud. En deze video van een repetitie. Tot slot nog even het lijstje bandleden: Jim Keltner (Stones, Dylan, Beatles), David Hidalgo (Los Lobos), Isobel Campbell, Joey Convertino (Calexico), Stephen McCarthy (Long Ryders) en JD Foster.
Sandra de Haan
Stratus - As The Crow Flies
*****
(Tummy Touch / Bertus)
Mat Anthony en Martin Jenkins maken onder de naam Stratus elektronische muziek die voortborduurt op Franse filmmuziek uit de jaren 60 en 70. Zoemende synth-tapijten, ritmeboxen, akoestisch gitaargetokkel, pedal steel, veel galm, blazers, orgels, ronkende bassen, koortjes en violen worden gemixt tot iets dat het midden houdt tussen rock en soundscape. Het is retrokitsch, maar wel goed gedaan. Bovendien wordt er de hele plaat lang consequent op een heel relaxed tempo gespeeld, wat het geschikt maakt om als soundtrack of werkmuziek te dienen.

Zang is niet hun sterkste punt. Gelukkig zijn de meeste tracks zangloos. Where Do You Go lijkt wel een slap Britpopnummer door het lijzig gezongen “Where do you go when the sky begins to fall.” The Long Shadows klinkt als DJ Shadow in zijn beginperiode. In Be Ready roepen ze met wazige zang een shoegaze-sfeertje op. De Britten zijn ongetwijfeld ook fans van Boards Of Canada. Look To The Sky en Descender bootsen de dromerige BOC-sound met fuzzy beats en synths exact na. Anthony en Jenkins kennen hun klassiekers. De minste nummers staan wel aan het begin en de beste achteraan, dus bij twijfel niet te snel opgeven. Baanbrekend is As The Crow Flies niet: er wordt best veel in dit genre uitgebracht. Ze steken niet echt boven het maaiveld uit. Maar na meer keren luisteren lijkt het gek genoeg toch een blijver. Want wat klinkt het allemaal heerlijk. Stratus maakt zeer smaakvolle muzak die je huiskamer in een rustgevende retrolounge verandert. Alcoholische versnapering erbij en je bent klaar. Een aanrader voor fans van Air. De plaat is in zijn geheel te horen in de Soundcloud. Wel jammer van het suffe hoesje.
*****
(4AD / V2)
David Byrne is na het einde van Talking Heads in 1988 gelukkig doorgegaan met muziek maken. Hij koos niet voor variaties op oude successen, maar voor vernieuwing. Hij schreef muziek voor diverse films, ballet en zelfs voor een opera. Daarnaast bleek hij een waar multitalent: ook als beeldend kunstenaar en fotograaf oogstte hij succes. Het was daarom niet eens zo’n verrassing dat hij na een samenwerking met Brian Eno onlangs de studio in ging met de avantrockband Dirty Projectors. En daar bleef het niet bij. Hij ontmoette de eveneens in New York wonende Annie Clark, beter bekend als St. Vincent, die inmiddels al drie avontuurlijke popplaten op haar naam heeft.

De combinatie Byrne & Clark was na drie jaar samen spelen wel rijp voor de studio. Het resultaat is een schot in de roos. Het meest opvallende aan Love This Giant zijn de blazers. De saxofoons, tuba en trompetten laveren hoekig en swingend tussen modern gecomponeerd, jazz en pop door. Gitaar en percussie geven een rockgevoel aan het geheel. De nogal verschillende zangstijlen van Byrne en Clark vullen elkaar wonderlijk goed aan. De nummers zijn wel erg bedacht en complex en daarom soms een beetje vermoeiend, maar wat een prachtplaat is het geworden. Overvol als Broadway in het spitsuur. Byrne is ondanks grijze kuif en rimpels vocaal nog in topvorm. Het plezier spat er vanaf. Bekijk de videoclip van mijn favoriete nummer Who (in zwart-wit Jim Jarmush-sfeer) op YouTube . Dame Clark zingt Weekend In The Dust. Love this record.

*****
(The End / Bertus)
James Iha begon zijn carrière in 1987 als gitarist van The Smashing Pumpkins. Daar stond hij meestal in de schaduw van superego en bandleider Billy Corgan moddervette geluidsmuren te produceren. Hij speelde daarna in de progrockgroep A Perfect Circle, waar elektronica al een grotere rol had. In 1998 nam hij solo de plaat Let It Come Down op en vijftien jaar later is daar nu de opvolger Look To The Sky.

De kamerbrede sound heeft hij inmiddels achter zich gelaten. Minder effecten, meer aandacht voor het goed geschreven liedje. De dertien melodieuze gitaarnummers doen soms sterk denken aan The Postal Service. Iha’s zachte dromerige stem, de synthesizers en fijne composities hebben een perfect klinkende en zeer romantische plaat opgeleverd. Speed of love: “I’m travelling at the speed of love / Sooner or later I’ll be crashing / Don’t know what I’m thinking of / All the lights around me are flashing.” To Who Knows Where is een van de weinige nummers met een wat voller geluid en een van de beste. Beluister het op Youtube .

Erg spannend en vernieuwend is het allemaal niet, maar wel erg mooi en dat is soms gewoon genoeg. Eigenlijk is dit niet echt een soloproject: hij wordt bijgestaan door onder andere twee leden van The Yeah Yeah Yeas, Nathan Lawson van Shudder To Think en Tom Verlaine. Het bluesrocknummer Appetite is met een wat log bespeelde piano een beetje vreemd uitstapje. Beluister Dark Star op Youtube . Prima plaat om je geliefde kado te doen, al moet die wel van lieve gitaarpop houden.
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
De Ierse singer-songwriter Adrian Crowley schreeuwt zijn muziek niet bepaald van het podium. Zijn liedjes klinken op het eerste gehoor onopvallend, maar na meer keren luisteren blijken het kleine juweeltjes. Hij speelt geen noot te veel en gaat trefzeker op zijn doel af. Met het hart op de tong. Op zijn vorige plaat Season of the Sparks werd zijn elektrische gitaar omlijst door harmonium, elektrische piano en viool. Op zijn zesde plaat I See Three Birds Flying gaat hij voort op deze sfeervolle weg, met een hoofdrol voor zijn donkerbruine stem, ingetogen als Leonard Cohen of de latere Nick Cave. Zijn poëtische inslag sluit aan bij de eveneens met het leven worstelende Bill Callahan (Smog). Zijn muziek is even tijdloos als het landschap op de hoesfoto. Maar je moet er wel even voor gaan zitten, anders is de kans groot dat het finaal langs je heen gaat.

Veel mensen nemen daar de tijd niet voor en hebben hun oordeel snel klaar: next!. Er staan immers nog hordes nieuwe platen om aandacht te schreeuwen. Daar doet Crowley niet aan mee. Hij zal vermoedelijk daarom nooit een hit scoren: dit is niet bepaald (auto)radio-muziek. Maar zijn stijlvastheid heeft hem wel lovende kritieken en een groeiend aantal fans opgeleverd. I See Three Birds Flying straalt eenzaamheid en ernst uit, maar wat is het allemaal prachtig. Een puntje van kritiek: een echte kraker zoals The Wishing Seat (2009) ontbreekt. De twaalf liedjes zijn wat eenvormiger dan op zijn vorige plaat. De variatie zit hem in de details, een ronkende contrabas op de achtergrond, de vioolarrangementen die zich niet opdringen. Kortom, wie oplet wordt beloond. De plaat komt 14 september uit.
*****
(Easy Star Records / Bertus)
De negenkoppige reggaeband Easy All-Stars speelt zichzelf in de kijker met tributeplaten. Eerder namen de New Yorkers coveralbums op met nummers van Pink Floyd, Radiohead en The Beatles, getiteld Dub Side Of The Moon, Radiodread en Easy All-Star’s Lonely Heart Dub Band. Ze doen ze hun ding een vierde keer, nu met het grootste popalbum aller tijden: Michael Jackson’s Thriller. Gastzangers zijn deze keer onder andere van Steel Pulse, Black Uhuru, Morgan Heritage en The Green Luciano. Met Wanna Be Startin’ Something gaan ze energiek van start. Maar na dik zes minuten is het kunstje al uitgewerkt.

Zo’n plaat is vast erg leuk om te maken, maar de covers zijn zo braaf en saai dat ze voor Jacksonfans nauwelijks interessant zijn. Is hun respect voor de meester zo groot dat ze er amper een eigen draai aan willen geven, of hebben ze simpelweg niet genoeg fantasie? Echte reggaefans kunnen de plaat ook overslaan: er is genoeg beters te vinden. De spanning van de originele versies ontbreekt. De lange nummers kabbelen maar voort met blazers die netjes binnen de lijntjes blijven, omlijst door zoete achtergrondzang. Billy Jean is een clichématige echoput. Er zal ongetwijfeld meegezongen worden in de auto als deze covers airplay krijgen. Maar beklijven zal Thrillah waarschijnlijk niet. De plaat doet vooral dit: je op het idee brengen om de echte Thriller weer eens op te zetten. Hij komt 28 augustus uit.

Wel een aanrader is Radiodread uit 2006. OK Computer wordt hier integraal nagespeeld, maar op een veel avontuurlijker manier. Gitaarsolo’s worden met trombone of melodica gespeeld, wat erg goed werkt. Het geheel is een stuk minder zoetsappig dan Thrillah, wat natuurlijk grotendeels met het bronmateriaal te maken heeft. Horace Andy (bekend van Massive Attack) zingt de indrukwekkende opener Airbag. De laid back ska en dub-sfeer past erg goed bij Thom Yorke’s teksten over levensangst en paranoia. Easy All-Stars is dus toch een band om in de gaten te houden. Ik ben benieuwd welke supergroep ze hierna zullen gaan coveren.
Sandra de Haan
Dead Can Dance - Anastasis
*****
(4AD / PIAS)
Brendan Perry en Lisa Gerrard waren van pakweg 1985 tot halverwege de jaren 90 boegbeelden van de Gothic muziek. Dead Can Dance produceerde kathedralen van galm, grote gebaren, grote woorden, filosofische bespiegelingen, diepzinnige symboliek en smaakvol georkestreerde Weltschmerz. Spiritchaser was hun laatste plaat samen en verscheen in 1996. Ze besloten in 1998 uit elkaar te gaan, maar solo bleven ze beide actief. Met name Gerrard oogstte veel succes met filmmuziek. In 2005 deden ze samen een wereldtoernee. De hernieuwde samenwerking beviel blijkbaar goed. Na zestien jaar hebben ze voor het eerste weer samen een plaat gemaakt. Op de hoesfoto staan dode zonnebloemen, die in een volgend seizoen weer voor nieuwe bloemen zullen zorgen. Anastasis is het griekse woord voor wederopstanding. Dit zijn dus geen dode bloemen, dit is Dead Can Dance. Perry opent met: “We are ancient, ancient as the sun”. Overal is over nagedacht en dat zullen we weten ook!

Na de pikzwarte doom-sfeer van hun beginjaren haalden ze inspiratie uit onder andere de middeleeuwen, het midden-oosten en Afrika. Zouden ze bij deze reunie inspiratie halen uit weer een andere exotische of uit het verleden opgeduikelde muziekcultuur? Ja, het verleden wordt wederom onder de loep genomen, maar wel hun eigen verleden. De plaat doet nog het meeste denken aan een van hun beste: Within the Realm of a Dying Sun uit 1987. Dead Can Dance lijkt te hebben gekozen voor een bloemlezing uit de eigen hoogtepunten. Geen verrassing te bekennen. Er wordt bombastisch op pauken geslagen, de strijkers zijn in mineur, de stukken zijn allemaal 6 tot 8 minuten en de synthesizers maken de back to the eighties-ervaring compleet. Leuk voor de fans die er maar niet genoeg van kunnen krijgen, maar het geheel is wel een overbodige en risicoloze herhalingsoefening, hoe smaakvol alles ook klinkt. Return of the She-King is een van de weinige opvallende stukken. Het thema in Keltische sfeer lijkt wel wat op de openingstune van het fantasy-epos Game of Thrones, dat bij het zelfde publiek in de smaak zou kunnen vallen.

Brendan Perry’s teksten zijn zoals altijd nogal pretentieus en zwaar op de hand. De woordeloze en kristalheldere zang van Gerrard maakt gelukkig veel goed. Beide komen even vaak aan bod. Zo, laat de ineenstorting van de Europese economie maar komen, de soundtrack ligt al klaar. Anastasis is nu te horen op de VPRO Luisterpaal .
Sandra de Haan
Beat Fräuleins - Female pop in Germany 1964-1968
*****
(Grosse Freiheit / Sonic Rendezvous)
Aan de populariteit van sixtiesmuziek lijkt geen einde te komen. Nieuwe compilaties van beatgroepjes worden nog jaarlijks uitgebracht. Ook het grote aantal girl groups was inmiddels goed voor een flink aantal verzamelplaten. En niet alleen van Engelse en Amerikaanse bodem. Spaanse meidengroepen belandden op ¡Chicas!, Franse dames op onder andere Swinging Mademoiselles en ook de Nederlandse beatmeisjes kregen met From the Kitchen to the Garage, Biet Het Vol. 3 hun eigen compilatie.

Duitsland kon natuurlijk niet achterblijven. In 2005 kwam Marina Records met de compilatie The In-Kraut - Hip Shaking Grooves Made In Germany 1966-1974, gevolgd door Vol.2 en 3. Het label Grosse Freitheit was dus niet de eerste om geld te slaan uit de sixties revival toen zij in 2009 en 2011 twee compilaties uitbrachten met de titel Funky Fräuleins, waarop Duitse beat, groove, disco en funk van 1968-1978 verzameld waren. Begin dit jaar kwam daar deze compilatie bij met vrouwelijke beatgroepjes uit de periode 1964-1968. Het merendeel van de 19 tracks is Duits gezongen, een enkele keer Engels. Van up tempo rockliedjes met hier en daar een saxofoon of trompet tot zwijmelballads met violen, het is bitterzoete romantiek wat de koekoeksklok slaat.

Een paar liedjes zijn covers, waar een Duitse tekst (geen letterlijke vertaling) op werd gezongen, waaronder hits van The Supremes, Sonny & Cher en The Mamas & the Papas. Een herkenbare Duitse stijl valt er, afgezien van de taal natuurlijk, nauwelijks te ontdekken. Geen grote verrassingen dus. Net als in Nederland, Frankrijk en Spanje spiegelden de dames zich meestal aan Angelsaksische voorbeelden. Toch is Beat Fräuleins voor de sixties-fan een vrij risicoloze aanschaf. De liedjes zijn vrolijk, afwisselend en de geluidskwaliteit is prima. De Fräuleins zijn stuk voor stuk lief, een beetje kneuterig en blij (zelfs als ze liefdesverdriet hebben). Een ideale plaat voor in de auto op weg naar het zonnige zuiden. Beluister een selectie fragmenten in de Soundcloud .
Sandra de Haan
Miaoux Miaoux - Light of the North
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
Julian Corrie is bij het Chemikal Underground label tussen de gitaarbands een vreemde eend in de bijt. De singer-songwriter en producer uit Glasgow maakt onder de naam Miaoux Miaoux namelijk bijna volledig electronische muziek. Zijn stem en manier van zingen doen sterk denken aan Ben Gibbard van The Postal Service. Muzikaal zit hij daar soms ook niet ver vandaan, al is zijn stijl gladder en meer clubby. Op Light of the North zijn ook af en toe gitaren te horen, maar het accent ligt op de opeengestapelde beats en synthesizers. Die lopen vaak ritmisch wat uit elkaar, waarmee wordt voorkomen dat de beats saai worden.

Muzikanten genoeg die oorstrelende elektronische collages in elkaar draaien, maar op die manier een memorabel popliedje maken, dat kan lang niet iedereen. James Pants maakt qua sound een beetje vergelijkbare platen, maar mist het talent om pakkende songs te componeren. Julian Corrie is wél een goeie songschrijver, ontwikkeld toen hij nog in de band Maple Leaves speelde.

Hey Sound! heeft een dance-achtige clubsfeer, maar Better For Now is weer een ijzersterk popliedje. Die afwisseling werkt erg goed. De soulvolle R&B-zang op Is It a Dream is een onverwachte zijsprong. Vreemd, maar wel lekker. Light of the North is al met al een geslaagd album. Toegankelijk, maar ook leuk voor de electrofans met een wat avontuurlijker smaak. Beluister de twee tracks Autopilot & Hey Sound! in de Soundcloud. De plaat is in zijn geheel te horen op de vpro-luisterpaal.
Sandra de Haan
Cheek Mountain Thief - Cheek Mountain Thief
*****
(Full Time Hobby / De Konkurrent)
De zanger van de IJslandse folkband Cheek Mountain Thief klinkt opvallend veel als Mike Lindsay van de Britse folktronicagroep Tunng. Dat is niet zo gek: het IS Mike Lindsay. Cheek Mountain Thief blijkt zijn nieuwe project te zijn. Hij streek neer in IJsland om daar met lokale musici in het vissersstadje Husavik deze plaat te maken. Waarom IJsland? Toen hij daar in 2010 optrad, werd hij verliefd op het land en de mensen. Zozeer dat hij er een tijdje wilde werken en wonen (en om zijn romance met ene Harpa voort te kunnen zetten). Hij bouwde een studio met uitzicht op de Kinnafjöll (Cheek mountains), leende wat apparatuur en maakte daar twee maanden lang opnames.

De zangpartijen van Lindsay zijn even ingehouden en melancholiek als op de platen van Tunng. Nieuw is het folky kamerorkest dat voor een stevig geluid zorgt met viool, bas, accordeon, trompet en af en toe een hele drumband (op de achtergrond). Elektronica is afwezig. Wat erg opvalt is de samenzang. Dit wordt wel erg veel ingezet. Bijna elke tekst wordt in koor of gedubt gezongen, wat in combinatie met de volle orkestrale invulling doet denken aan Efterklang uit Kopenhagen. Dat is eventjes mooi, maar het effect raakt vrij snel uitgewerkt en het gaat op den duur irriteren. Daarbij is Lindsay’s expressieloze manier van zingen nogal slaapverwekkend. Ookal wordt er soms wel aan de keurige kant gemusiceerd, er valt muzikaal veel te genieten, wat een hoop goed maakt. Opener Cheek Mountain is een van de beste nummers. Het laatste nummer Darkness bewijst dat ze op de valreep toch in staat blijken tot vuurwerk. Het album werd gemixt door Gunni Tynes van Múm. Dat de gebreide hippiemuts in IJsland nog lang niet op zijn retour is wordt geïllustreerd door ondertstaand mega-exemplaar, model slaapzak.
*****
(Alien Transistor / De Konkurrent)
Dit Berlijnse orkest mixt moderne kamermuziek met elektronica, pop en jazz. Dat heeft een feest van een plaat opgeleverd. Dat Andromeda Mega Express Orchestra geen ‘gewoon’ klassiek orkest is maakt de stripachtige verpakking al duidelijk, samen met rare titels als Space Purolator en Hektra Mumma Gulla. Deze zestien mannen en twee vrouwen rocken dat het een aard heeft. Gitaar, drums, sax, dwarsfluit, harp, tuba, violen, cello, keyboard, trombone en trompetten buitelen over elkaar heen. In hoog tempo volgen de tempowisselingen, stijlen en sferen elkaar op. Dat gebeurt met abrupte breaks, wat de plaat erg fragmentarisch maakt. Toch grijpt alles prachtig en swingend in elkaar. Beluister hier drie fragmenten.

Mozart wordt regelmatig door de stem van een computergame onderbroken in het grappige Mozart vs. Zufallswurst . Dat dit geschoolde musici zijn is duidelijk. De zeven composities van deze big band zijn behoorlijk complex. Ze klinken soms als soundtracks voor films, vol humor, wilde achtervolgingen en verrassingseffecten. Er gebeurt zo overdonderend veel dat je de plaat vaker moet horen om niks te missen. Het gezelschap bestaat nu zes jaar en Bum Bum is hun tweede plaat, uitgebracht op het label Alien Transistor. Ook The Notwist brengt daar platen uit, een bevriende groep waar ze soms mee optreden. Live schijnt de groep nogal sensationeel te zijn, dus hopelijk doen zij Nederland ook eens aan. Extra punten voor de prachtige hoes van Henning Wagenbreth. Opener Saturn Hoola Hoop is te horen in de Soundcloud .
Sandra de Haan
King Tuff - King Tuff
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
King Tuff is de band van KT Paints (ASCAP). Eh, wie? Na een rondje Googlen blijkt het Kyle Thomas te zijn, de frontman van de olijke punkrockband Happy Birthday . Kyle is full time met muziek bezig en speelt daarnaast ook in Witch, de metalband van J Mascis. Zijn solodebuut als King Tuff Was Dead zorgde in 2008 voor lovende recensies. Na een overstap naar Sub Pop is de garagerocker nu terug met 12 zeer catchy liedjes, bijgestaan door een pianist, bassist, drummer en achtergrondzangers. Qua sfeer is er geen groot verschil met Happy Birthday, al is de geluid van King Tuff beter en opener dan ouder werk en met meer dynamiek. KT staat met zijn lijzige stem en fuzzy rock-‘n-roll stevig in een traditie. Sporen van meerdere decennia Amerikaanse muziekgeschiedenis duiken op, lopend van de psychedelica in de sixties, zonnige surfmuziek, via punkrock (Ramones) en de noise van Dinosaur Jr. De opener Anthem is meteen het beste nummer, een heerlijke headbanger die doet denken aan oude platen van Sebadoh. Een gitaarmuur met ijzersterke melodie. Daarna blijkt hij ook een stuk minder ruig uit de hoek te kunnen komen dan het hoesje doet vermoeden. De ingetogen akoestische passages zijn erg fijn en zorgen voor de nodige afwisseling. KT maakt echte grotestadsmuziek, maar woont wel in een klein dorpje in Vermont, waar hij zich meer op zijn plek voelt dan in NY of Los Angeles.

”There’s nothing better than alone and stoned/ Listen to music on yr headphones/ All of my friends are alone and stoned/ Stare at all the shit in yr bedroom”. De teksten staan bol van teenage angst, liefdesverdriet, eenzaamheid, geweld en druggebruik. Deprimerend? Integendeel: de up tempo liedjes vol samenzang en aha-oehoe-koortjes klinken aanstekelijk vrolijk. Zelf beweert hij dat je niet kritisch naar zijn teksten en muziek moet luisteren, dat je King Tuff moet ondergaan als een lichamelijke ervaring. Toch zit er een losbladig tekstboekje bij met een (zelf gemaakte) punky illustratie bij elke tekst. Dat hij een talentvolle songwriter is zal niemand met oren aan zijn hoofd ontgaan. King Tuff is niet vernieuwend, maar dat heeft hij ook niet nodig om zijn publiek een goeie tijd te bezorgen. Het hele album is te horen op. YouTube
Sandra de Haan
Alt-J - An Awesome Wave info
*****
(Infectious / PIAS)
Deze band is alleen om de naam al een vreemde eend in de bijt. In de wiskunde is de letter delta het teken voor verandering, op het scherm te krijgen met de combinatie Alt-J op een Apple toetsenbord. Na enig zoekwerk blijken hier geen wiskundige types achter schuil te gaan, maar vier literatuur- en kunststudenten uit Leeds. Zo'n perfecte debuutplaat kom je niet alle dagen tegen. Hij doet vanaf het piano intro meteen de oren spitsen: hier gebeurt iets! Op An Awesome Wave smeden ze een eigenzinnige mix van electronica, rock en triphop met een vleugje folk. Een indrukwekkende plaat met opzwepende rock vol inventief drumwerk (beluister de knettergoeie single Breezeblocks) , maar ook subtiele akoestische mijmeringen en a capella interludes.

De flexibele stem van Joe Newman heeft een enorme zeggingskracht. Ook de stukjes samenzang zijn erg fijn. Vooral wanneer zijn stem de hoogte in gaat, heeft de muziek ook vanwege de slimme composities, afwijkende ritmes, gitaarspel en sfeer wel iets weg van Radiohead. Fans van Dirty Projectors zal dit zeker bevallen.

Op hun homepage altjband.com staan ze pontificaal niet met hun vier gezichten in beeld, waarmee ze de band blijkbaar met mysterie willen omkleden. Dit is echt zo'n plaat die je iedereen in de handen wilt drukken, gewoon omdat hij simpelweg awesome is. Gelukkig wordt dat de mens makkelijk gemaakt: hij is in zijn geheel te horen in de Soundcloud . An awesome wave komt 28 mei uit en zal in de top 10 van 2012 niet gaan ontbreken. De heren zijn geprezen. Amen.
*****
(Solina Records - De Konkurrent)
Dit Finse duo heeft een fascinatie voor tragische verhalen in de evolutie. De tragiek van dieren die niet meer bestaan hebben ze in sprankelende electropopliedjes verwerkt. De zangstem van Jessika Rapo is helder als kristal en lijkt af en toe sterk op de te vroeg overleden zangeres van Broadcast, Trish Keenan. Dat Extinctions zo’n hemelse plaat is geworden is vooral te danken aan Rapo’s inventieve loepzuivere zangmelodieën. Componist Henry Ojala is zeker een talentvol toetsenist en gitarist, maar zonder Rapo zou Burning Hearts nooit zulke hoge ogen hebben gegooid. Beluister Burn Burn Burn in de Soundcloud.

Het bijgevoegde tekstboekje vol plaatjes van deze tragische dieren is niet overbodig: de galmknop staat de hele plaat lang flink open en ook de overdubs maken de teksten soms lastig verstaanbaar. Bij het meelezen blijken de teksten dan soms wel wat hippiemeisjesachtig. Modern Times: “My wings aren’t good for flying/ My legs are weak and bad/ We leave just feathers and some bones/ ‘cause tears dry up too fast.” The Swallows: “This is our world/ A sacred place to be/ This is our resort/ For resting weary feet.”

Ze lieten zich voor één nummer inspireren door de film Into the Wilderness , waarin Timothy Treadwell verslag doet van zijn leven tussen de Grizzlyberen in Alaska. “I could never climb those mountains/ I could never be/ Sleeping safely under the same stars as Timothy.” Evenals Into the Wilderness is ook The Swallows te horen in de Soundcloud. Het warme synthesizertapijt en de drums uit een doosje geven een jaren 80-sfeer aan dit zeer geslaagde dream pop album, hun tweede plaat sinds hun oprichting in 2006. We kijken alweer uit naar de opvolger.
Sandra de Haan
Bobby Conn - Macaroni
*****
(Fire Records - De Konkurrent)
Bobby Conn heeft een missie: niet alleen goeie platen maken, maar ook de hypocrisie in de Amerikaanse maatschappij aan de kaak stellen. Met een mengsel van humor en frustratie richt hij vooral zijn pijlen op de oorlogszuchtige overheid, het kapitalisme en de hebzucht. Dit alles verpakt in goed geschreven rocknummers met een glam- of metalsausje erover en opgediend met een enorme drive en showmanship. Sluit hij hiermee aan in de rij grote Amerikaanse protestzangers? Niet echt: niet alleen is hij bijzonder klein van stuk, met zijn falsetstem, kitchy gitaareffecten, clowneske make up en plateauzolen is Bobby Conn veel te avantgarde om een groot publiek te bereiken. Hij zal vermoedelijk altijd underground blijven. Dat vindt hij helemaal niet erg: dat geeft hem de vrijheid om alles te roepen wat hij vindt. Vooral zijn spectaculaire live shows hebben hem zo een schare trouwe fans opgeleverd, van Chicago tot New York, Rotterdam en Berlijn.

Ook op zijn zesde studioplaat Macaroni tapt hij uit dit vaatje. In Govt. komt dat het sterkst naar voren. ”Everybody hates the government/ Now I know that Hitler’s black…/ We just want our country back…/ We know all of your conspiracies…/ Keep us scared and keep us fat…/ So don’t confuse us with the facts. We’re working hard for the people…/ Nobody knows what the government knows.”

Zijn nieuwe band The Burglars is samengesteld uit leden van diverse bands uit de Chicago scene. Natuurlijk heeft zijn vrouw, violiste en zangeres Monica Boubou als vanouds een prominente rol. Enige minpunt van Macaroni is dat er muzikaal weinig vernieuwing te bespeuren valt, al is het Afrikaanse high life-gitaarspel in The Truth wel nieuw. Hoe goed de tracks stuk voor stuk ook zijn, het is meer van hetzelfde. Voor wie Bobby Conn niet kent maakt dit natuurlijk niets uit en is Macaroni een prima plaat om mee te beginnen. “You want something easy, you want something cheesy? It’s okay, macaroni.” Conn is een fenomeen met het hart op de juiste plaats en verdient alleen al daarom 3 sterren. Beluister alvast More Than You Need in de SoundCloud.
*****
(Monastery Records - eigen beheer)
Rotterdam is een dorp, al helemaal als je een trouwe bezoeker bent van improvisatieconcerten. Iedereen lijkt elkaar te kennen of heeft wel eens met de ander op de planken gestaan. Ook Joe en Vanita Monk kom je er geregeld tegen, niet alleen als bezoekers, maar ook als muzikanten. Ze maakten ook opnamen, met behulp van (eveneens impromuzikanten) Katja Vetter en Pierre Verbeek. Vorig jaar hebben ze een selectie van 92 fragmenten op cd gezet, opgenomen tussen december 2003 en januari 2004. De werkwijze wordt in het mooi verzorgde boekje toegelicht: “Composed, decomposed and recomposed by Vanita & Joe Monk.”

Buiten deze muzikale gemeenschap genieten ze nauwelijks bekendheid, maar toch even wat namen van de muzikanten die te horen zijn: violiste Mira Uršić, cellist Peter Sterk, Miriam Siebenstädt, saxofoniste Mariette Kleisen, saxofonist Henk van Schaik, gitarist Victor Snijtsheuvel en natuurlijk Joe en Vanita zelf, op voornamelijk klarinet, saxofoon, keyboard en zang. Het instrumentarium is zoals je mag verwachten opmerkelijk: unplugged electric guitar, ashtrays, chair, drumsticks, water, plastic bottle, broken pianos, clarinet, crystal glass, bicycle wheel, harmonica, voice en ga zo maar door. Er komen subtiele stukken langs, sinistere soundscapes, ongepolijste staaltjes Musique Concrète, fijnzinnig klarinetspel en hemeltergende saxofoonerupties. De vocalen doen af en toe denken aan duivelsuitdrijvingen of imitaties van krolse katten. Er gaan vaak een stuk of acht muzikanten in gesprek met elkaar, wat de aanwezigheid van een dirigent geen overbodige luxe maakt. Dit type muziek is wat je noemt een acquired taste.

De opnames zijn gemaakt in de Jazz Bunker, het Poortgebouw en in huize Monk. Resultaat: een staalkaart met uitgebreide documentatie die vooral voor de betrokkenen interessant is, maar ook voor de avontuurlijk ingestelde jazzliefhebber. Op hun website zijn 17 fragmenten te horen. De Rotterdamse Improvisatie Poel organiseert regelmatig improsessies. Het programma is hier te vinden.
*****
(The Leaf Label / De Konkurrent)
Jherek Bischoff is niet alleen componist, maar ook performer, producer en arrangeur. Dit veelzijdige talent uit Seattle beweegt zich graag in het gebied waar orkestraal uitgevoerde muziek en pop elkaar raken. Hij heeft deel uitgemaakt van de experimentele rockband Parenthetical Girls en werkte samen met onder andere Xiu Xiu en Amanda Palmer. Behoorlijk ingewikkeld spul waar je echt voor moet gaan zitten, wil het niet finaal langs je heen gaan. Zijn composities zijn razend knap geschreven, maar soms ook wat vermoeiend door de enorme hoeveelheid instrumenten en tempowisselingen. Maar wie bijvoorbeeld Joanna Newsom, Owen Pallett en de recente platen van Sufjan Stevens helemaal niet vermoeiend, maar juist fantastisch vindt kan ik Composed van harte aanbevelen.

Voor zijn nieuwe plaat heeft Bischoff een flink aantal persoonlijke muzikale helden om zich heen verzameld, waaronder David Byrne, Nels Cline, Greg Saunier (van Deerhoof), Carla Bozulich, Craig Wedren (ex-zanger Shudder To Think), SoKo, Paris Hurley en nog een handvol meer. Vocalisten, maar ook componisten. Parenthetical Girls- zanger Zac Pennington schreef ook een nummer mee: Young And Lovely. Dat zal als single uitgebracht worden voor Record Store Day (21 april), samen met Eyes, het nummer met David Byrne. In The Secret Of The Machines laat Bischoff Caetano Veloso een gedicht van Rudyard Kipling zingen. Een beetje elitair is het allemaal wel, maar zo mooi gedaan dat het niet echt stoort.

De druk op en neer fladderende dwarsfluiten zijn wel een beetje too much, maar goed. En Pennington's nogal aanstellerige zangstijl vol vibrato blijft gelukkig tot één nummer beperkt. Strijkers, blazers, drums, gitaren, fluiten, regelmatig worden ze laag op laag gestapeld tot een uitbundig versierde muzikale slagroomtaart. Gelukkig zijn er wel wat sobere passages om even op adem te komen voor we ons misselijk luisteren, waardoor deze plaat beter te behappen is dan de topzware Parenthetical Girls-nummers. Het tempo ligt ook niet overal even hoog, wat prettig is. De violen en cello's in het prachtige filmische Your Ghost zijn een hoogtepunt.
Sandra de Haan
Human Don’t Be Angry
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
Is Human Don’t Be Angry een albumtitel of een band? Het hoesje biedt geen duidelijkheid. Wel doen het gitaarspel en de trieste sfeer al snel aan Arab Strap denken. Een online rondje speuren leverde hier al snel de verklaring voor: dit is het nieuwe project van ex-Arab Strap-gitarist Malcolm Middleton. Nadat de Schotse band er in 2006 mee ophield ging hij solo verder. Na vijf platen vol spelen met melancholieke folky liedjes begon hij het onder zijn eigen naam optreden als beperkend te ervaren. Het was tijd voor iets nieuws. Een nieuwe band beginnen zou dan een logische stap zijn. Toch koos hij ervoor solo muziek te blijven maken, zij het onder dit pseudoniem. Dat bleek hem de muzikale vrijheid te geven die hij een tijdje had gemist, zo lezen we in een interview met Nicola Meighan.

De hoesfoto met een ouderwets spelletje mens-erger-je-nieten ziet er onschuldig en vrolijk uit. De muziek staat daar haaks op: die is vaak traag, dreigend en deprimerend. Dat geldt niet in het minst voor de teksten. First Person Singular, Present Tense :“… Looking for the exit, a way out. I wanna go home, home. I’m looking for the person, looking for the person, looking...” In Middleton’s liedjes overheerste altijd al de melancholie en jezelf Human Don’t Be Angry noemen heeft daar niet veel aan veranderd. Het geluid is wel breder, diverser geworden. Piano, beats uit de laptop, vibrafoon, synths en veel gitaren zorgen voor een compleet bandgeluid. De zang heeft maar een bescheiden rol.

Monologue: River:“I’m gonna row down the river, row down. I’m gonna go wherever I’m gonna go. Don’t know how I’m ever gonna find… peace of mind.” Meer tekst heeft het nummer niet nodig. Het instrumentale slotnummer met de titel Getting Better (At Feeling Like Shit) maakt de Weltschmerz compleet. Maar wat is het allemaal prachtig en goed gedaan! Middleton is duidelijk nog lang niet uitgespeeld. De plaat komt 16 april uit. Beluister het HDBA theme in de Soundcloud .
Sandra de Haan
Lele - Partytime info
*****
(Magnetron)
De Amsterdamse übercoole party animals van De Jeugd van Tegenwoordig wonnen vorig jaar de Nederlandse Popprijs. Iets minder bekend is hun andere ‘band’ Lele. Zanger Pepijn Lanen, Piet Parra en producer Rimer London maken onder deze naam muziek die veel electronischer is. Flage was in 2008 een van de beste Nederlandse platen die ik in jaren had gehoord. Ook in Duits, Frans en Engels zette taalvirtuoos Lanen de lachspieren flink aan het werk. Zelfs het sexistische gezwatel van Willie Wartaal was een genot om naar te luisteren vanwege het aanstekelijke plezier en lekkere beats.

Ze lieten hun nieuwe materiaal even op de plank liggen om de release van de nieuwe plaat van De Jeugd van Tegenwoordig niet in de weg te zitten. Maar deze lente is het dan eindelijk partytime! De stijl van Flage wordt hier doorgetrokken: dansbare beats en hippe retrobliepjes. Lanen beperkt zich nu tot Engels en Nederlands. Zelf is hij erg tevreden met deze ‘meer volwassen plaat’. Misschien bedoelt hij daarmee dat de plaat een stuk minder melig is. Ze lijken die onderbroekenlol en onnozele rijmelarij achter zich te willen laten, wat wel een beetje jammer is. Want de grote troef van Lele zijn juist die maffe teksten. Die zijn niet alleen meer volwassen, ze leggen het in de mix ook vaak af tegen de electronica. De nummers propvol eighties kitsch en discobeats zijn veel meer dichtgesmeerd met synths dan voorheen. Het open geluid van Flage liet de teksten een stuk beter uit de verf komen. Vervorming en veel galm maakt het vaak lastig te volgen. Maar Lele is geen Spinvis. Lele gaat voor entertainment, geen luisterliedjes. De plaat lijkt bedoeld om doorheen te kletsen en te dansen. Wie gaat er op een feestje nu aandachtig naar teksten zitten luisteren?

Het nummer En Pierre is nog het meest Lele-oude-stijl. “Een net niet rijmend rijmboek, een extra strakke rijbroek, een vullisbak van diamant, operatie van bil- naar tietenman, de Soprano’s op VHS, Flügeldrink-privéles. Kom eens naar beneden en sla je slag, grijpen naar die prijzen, graaien mag. Kijk eens in de camera met je saaie lach. Kom eens lekker naar beneden, sla je slag”. Dit meteen mijn favoriete nummer, al mag het daaropvolgende Pearl Necklace in Underworld-stijl er ook wezen.

De single Neen is hier te horen. De plaat is in zijn geheel te horen op de VPRO-luisterpaal . Erg fijn is Parra’s consistent doorgevoerde grafische vormgeving van alle Lelehoesjes, T-shirts, buttons, posters en wat al niet.
Sandra de Haan
Die Zorros - Future
*****
(Voodoo Rhythm / Clear Spot)
Reverend Beat-Man is met zijn blues trash al jaren de schrik van Zwitserland. De kale man met een voorliefde voor de combinatie sex, religie, dood, alcohol en algehele waanzin blijkt ook een lichtvoetige kant te hebben. Hij drumt namelijk ook in Die Zorros, het ideale trio voor feesten en partijen voor wie van retrokitsch houdt. Hun zojuist verschenen cd Future is daarvoor zeer geschikt. Beat-Man speelt met Olifr Guz op orgel en Patrick Abt op gitaar en bas voornamelijk instrumentale surfversies van nummers die je niet met het genre zou associëren. Onder andere No No No van Amy Winehouse, Paint it Black van The Stones, Black Sabbath, Nights in White Satin van The Moody Blues en Walrus Eats Taxmen van The Beatles gaan door de surfmangel. Iets dergelijks is natuurlijk al talloze malen gedaan met andere hits en muziekstijlen, maar Die Zorros brengen het met aanstekelijk plezier.

Het ironische effect werkt de ene keer wel beter dan de andere. Het slotnummer Sailing (jawel, van Rod Stewart) gaat jammerlijk ten onder in een overdosis meligheid en Zwitsers gebrabbel. Hun zelfgeschreven acht tracks zijn stukken minder memorabel. De slappe uitstapjes naar jazz en bluesrock hadden ze beter achterwege kunnen laten. Waar de ‘foute’ orgelgeluiden het voortouw nemen lijken Die Zorros zich aan het Finse trio Aavikko te spiegelen. Toch kunnen ze daar nooit aan tippen bij gebrek aan goeie ideeën. Als je maar maximaal 12 minuten besteedt aan het instuderen van een nieuw nummer (ze gaan er prat op de snelste band ter wereld te zijn), weet je wat je krijgt: geleende riffjes, simpele akkoordenschema’s en heel veel pastische. Is het daarom een slechte plaat? Ja, maar wel een leuke: omdat ze hun pretentieloosheid met zoveel plezier etaleren is het ze vergeven. Lang leve de lol. No No No is op de labelsite te horen.
*****
(No Quarter / De Konkurrent)
Zijn er onderhand niet genoeg virtuoze folkgitaristen op de wereld? Nathan Salsburg uit Louisville, Kentucky geeft met zijn debuutalbum luid en duidelijk antwoord op deze vraag: nee. Folkliefhebbers die o.a. John Fahey en Nick Drake in de kast hebben staan kunnen Affirmed blind aanschaffen. Wat een feest. Zijn verbluffend knappe instrumentals doen hier en daar erg aan die van Jim o’Rourke denken, al zijn ze iets traditioneler. De fingerpicking-melodieën zijn behoorlijk complex, maar de techniek zit het overbrengen van emotie geen moment in de weg. Je hoort dat er lang aan de plaat gesleuteld is en toch klinkt elke track soepel en relaxed. Echt zo’n plaat die met elke luisterbeurt beter wordt.

Tussen de eigen composities staat één traditional van Shirley Collins: The False True Love, waarin hij ook zingt, bijgestaan door Julia Purcell en accordeonist Matthew Schreiber. Nathan Salsburg is muziekhistoricus en trakteert de luisteraars van enkele radiostations op pareltjes uit het Amerikaanse muzikale verleden. Het zal ons niet verbazend als zijn naam in de muziekgeschiedenisboeken van de toekomst een blijvend plekje gaat krijgen. Het slotnummer is hier te horen. Meer horen? Live op YouTube .
*****
(Chemikal Underground / De Konkurent)
Het in Glasgow gevestigde label Chemikal Underground mag dan een grote professionele organisatie geworden zijn, het lijkt nog steeds een vriendenclub. Het label is de spin in het web van de vruchtbare Schotse scene. Soms levert dat mooie onverwachte samenwerkingen op. Ook folkgitarist RM Hubbert lijkt iedereen te kennen. Hij heeft voor zijn tweede plaat Thirteen Lost & Found een flink aantal muzikanten uit de buurt uitgenodigd op zijn feestje (niet allemaal uit de Chemikal stal). Aidan Moffat, voorheen zanger van Arab Strap, praat en zingt in z’n kenmerkende volkse tongval het mooiste nummer Car Song. Zangeres en gitariste Emma Pollock neemt Half Light voor haar rekening. Daarnaast zijn er bijdragen van violist Luke Sutherland (Long Fin Killie / Mogwai), banjospeler John Ferguson, Paul Savage (The Delgados), Shane Connolly en Rafe Fitzpatrick. Alex Kapranos, gitarist bij Franz Ferdinand, produceerde het geheel en speelde ook mee.

Bij liedje nummer vijf waan je je plots op een ander continent. Hier heeft zangeres Hanna Tuulikki de hoofdrol. Dat zij een Fins-Engelse achtergrond heeft zou je niet zeggen. Ze begeleidt zich op het traditionele Finse snaarinstrument de kantele. Net als haar zeer hoge stem klinkt het ding meer Chinees dan Fins. De prachtige plaat wordt afgesloten met een solonummer vol liefdesleed van folkveteraan Alasdair Roberts. Beluister Gus Am Bris An Latha in de SoundCloud .
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
Postrock is dood. Dat is best spijtig. Episch centrum Louisville, Kentucky bracht opmerkelijk veel bands voort die van eind jaren 80 tot begin deze eeuw een rij indrukwekkende platen achtergelaten hebben. Slint, June of 44, Palace Brothers, Rachel’s, Rodan, Shipping News, The For Carnation, Aerial M (later Papa M), ik draai ze bij vlagen nog steeds. Maar aan alles komt een eind en dat is maar goed ook. Op tijd iets anders gaan doen is meestal beter dan steeds minder goeie platen maken (iets waar Shipping News helaas niet helemaal in slaagde). Van postrock hoorde je langzaam steeds minder. Bands gingen uit elkaar, waarna verschillende kopstukken solo doorgingen, onder een andere naam of in andere samenstellingen, zoals Will Oldham a.k.a Bonnie Prince Billy, David Pajo (Slint) en Tara Jane o’Neill (Rodan). Maar vaak niet met evenveel impact als voorheen.

King’s Daughters & Sons pakt nu de draad weer op. Het eerste nummer Sleeping Colony doet sterk denken aan The For Carnation: sober, traag, uitermate droevig maar ook prachtig. Dat is simpel te verklaren: deze vijfkoppige band is samengesteld uit de fine fleur van de Louisville scene. Todd Cook en Kyle Crabtree van Shipping News spelen bas en drums, Rachel Grimes (van Rachel’s) zet haar piano en hoge zachte stem in, Joe Manning en Michael Heinemann spelen gitaar en zingen. Is postrock dan toch weer tot leven gewekt? King’s Daughters & Sons brengt de stad weer even terug in de schijnwerpers, vooral door de achtergrond van de bandleden. Deze poging oude tijden te doen herleven is goed gelukt, al zijn niet alle nummers even sterk. If Then Not When is een mooie mix van alt-rock en folk-ballades geworden, vol emotie en goed geschreven. Na het trage begin gaat het tempo gelukkig wat omhoog. De plaat is een stuk gevarieerder in tempo en volume dan de For Carnation-platen. De verstilde kamermuziek van Rachel Grimes contrasteert mooi met de ruige gitaarnummers. Maar beide uitersten ontmoeten elkaar ook vaak in één track. Dat pakt best goed uit, zeker wat samenzang betreft. Het vlammende Anniversary en het tranenktrekkende Lorelei zijn hoogtepunten.

Het lijkt in eerste instantie vreemd dat de plaat bij een label in Glasgow is uitgebracht, maar bij nader inzien ook weer niet, want de melancholische sfeer past perfect bij hun nieuwe collega’s Adrian Crowley en Arab Strap’s Aidan Moffat. Kortom, een fijne plaat voor de oudere nostalgisten, voor mensen die een passende soundtrack zoeken bij de huidige recessie, maar zeker ook voor jongere luisteraars die bovengenoemde bands niet kennen. Die kunnen met deze plaat als startpunt beginnen aan een reis terug in de tijd, een ontdekkingstocht in de muzikale geschiedenis van Louisville. De plaat is nu in zijn geheel te horen op VPRO’s Luisterpaal . Daarnaast zijn 3 nummers te horen op site van Chemikal Underground.
Sandra de Haan
Dan Freeman and the Serious - I Lie A Lot
*****
(Solaris Empire / Sonic Rendezvous)
Berlijn oefent al decennia een bijna magische aantrekkingskracht uit op muzikanten. En niet alleen elektronica-adepten. Jazzsaxofonist Dan Freeman vertrok van Tasmanië naar Berlijn om er muziek te studeren. Op de Academy of Music Hanns Eisler ontmoette hij de band The Serious, ruilde zijn sax in voor piano en ging zingen. De samenwerking bleek een schot in de roos. Hun debuutplaat I Lie A Lot is erg goed en kan zich zelfs bij vlagen meten met Radiohead en Jeff Buckley. Overdreven? Oordeel zelf; het album is te horen in de SoundCloud.

De academische achtergrond van de vier mannen heeft 11 knap gecomponeerde liedjes opgeleverd, tussen alternatieve pop en jazzy rock in. Technische perfectie kan soms zielloze stijloefeningen opleveren, maar daar hebben zij geen last van. De nummers zitten vol dynamiek, spannende overgangen en soms ongewone maatsoorten. Toch is het een heel toegankelijke popplaat. Van een flinke dosis pathos en galm zijn de mannen niet vies. Dan Freeman is enorm romantisch, vooral in de subtielere pianostukken, maar lekker rocken kunnen ze ook. Af en toe neigt de boel wel erg esthetisch te worden. Op die momenten denk je dat je naar een Coldplay-kloon zit te luisteren. Gelukkig blijven ze meestal aan de goede kant van de streep.

Freeman’s beweeglijke zangmelodieën zijn keuriger dan die van Jeff Buckley, maar nooit saai. De rocknummers zijn favoriet, zoals het titelnummer I Lie A Lot, inclusief noisy freejazz-einde. De hoekige tracks Break Of Day en Older zijn de betere tracks. Meer daarvan graag. Het goedkoop uitziende hoesontwerp is wel een minpunt; die nodigt niet bepaald uit tot luisteren. Ik benieuwd naar hun volgende stap: zullen ze verder richting pop gaan en wereldwijd het Coldplaypubliek veroveren, of juist meer het experiment gaan opzoeken? Het zal geen verbazing wekken dat ik hoop op het laatste. Een lichte koerswijziging is zeker niet ondenkbaar. Bassist Bernhard Meyer en de enorm creatieve gitarist Peter Meyer hebben met een ander trio namelijk onlangs een nog avontuurlijker plaat gemaakt en kunnen dus meer kanten op:

Meyer/Baumgärtner/Meyer - Melt (Traumton, september 2011)

Dat is andere koek. Voor echte popliefhebbers is deze experimentele jazzrock waarschijnlijk een paar bruggen te ver. Maar wat zetten alleen bas, gitaar en drums hier een prachtige kathedraal van geluid neer! Van dromerige klanklandschappen tot spetterende rockpassages, dit is smelten geblazen. Fan van de eveneens Berlijnse jazzrockers Der Rote Bereich? Check even die link. Dit is geschoolde muziek met ballen (en baarden). Drie van de negen lange nummers zijn hier te horen.

Sandra de Haan
High Places - Original Colors
*****
(Thrill Jockey / De Konkurrent)
Dit duo uit Brooklyn NY (nu verhuisd naar Los Angeles) heeft een opmerkelijke derde plaat gemaakt. Opmerkelijk omdat Original Colors verrassend veel toegankelijker is dan eerder werk. De multi-instrumentalist Rob Barber en zangeres Mary Pearson knutselden thuis in 2008 met complexe experimentele ritmes, vreemde geluiden en potten en pannen hun titelloze debuut in elkaar. Het resultaat was luchtig, speels en een beetje wereldvreemd. High Places leek gedoemd voor altijd in de marge te blijven. Twee avontuurlijke muzikanten met een kunstachtergrond en een berg electronica en microfoons, zoals er zoveel zijn, maar wel talentvol genoeg om door het gerenommeerde Thrill Jockey-label opgepikt te worden. De opvolger High Places vs. Mankind (2010) klonk massiever, serieuzer en vrij moeilijk. De beats waren zelden of nooit dansbaar en Pearson’s nonchalante vocalen vaak wat veel van hetzelfde. Zouden Barber en Pearson op hun derde plaat muzikaal zo high worden dat ze geheel uit het zicht zouden gaan raken? Gelukkig is deze vrees opgegrond gebleken. High Places heeft in één klap het roer omgegooid.

De dromerige huiskamersfeer is wel gebleven, met name door Pearson’s laid back manier van zingen, maar de beats op Original Colors zullen zeker een groter publiek aanspreken. De plaat zit namelijk vol drum ’n bass, techno en pop-invloeden. Iets van de warmte van hun eerdere werk is ingeleverd, maar daar is veel moois voor in de plaats gekomen. Opener Year Off is meteen het beste nummer, maar ook daarna blijft het genieten. De vocalen zijn nog steeds wat slaperig met veel galm, maar omdat het tempo hoger ligt dan vroeger en de composities minder weird zijn, kan deze plaat best wel eens een doorbraak op gaan leveren. Original Colors is geschikt voor zowel huiskamer als draaitafel in de hippere club. Nieuwsgierig? Luister een selectie clipjes van het hele album in de SoundCloud .
*****
Podium Grounds, Rotterdam (zaterdag 22 oktober)
Zanger Han Buhrs bracht in 2006 vier ervaren muzikanten bij elkaar uit verschillende windstreken. Gitarist René van Barneveld speelde eerder in de rock-rapgroep Urban Dance Squad. Luc Ex was tot 2002 zo’n twintig jaar bassist geweest van The Ex. De Bulgaarse Tatiana Koleva komt uit de modern klassieke hoek en speelt hier vibrafoon en slagwerk. Een opmerkelijke combinatie als deze wil je na erover gelezen te hebben liefst meteen live horen. Zou Rubatong klinken als de som der delen: rock plus jazz, blues en modern gecomponeerd, gebracht met een geëngageerde punk-attitude? Of toch heel anders? Gelukkig kon zaterdag al de proef op de som worden genomen.

Podium Grounds adverteert met een ludiek commentaar op het veelbesproken Rotterdamse live-circuit: ’Watt, maar dan open. Dunya, maar dan droog’. Een podium voor wereldmuziek is niet de plek waar je zo’n experimentele act zou verwachten. Toch kwam Rubatong in deze kleine Delfshavense club de nieuwe cd aanprijzen. Het publiek van voornamelijk veertig-plussers werd getrakteerd op een vlammende set met uitstekend geluid.

De verschillende achtergronden binnen Rubatong springen natuurlijk het meest in het oog, maar dit aspect verdween al snel naar de achtergrond. Want niet de verschillen, maar wat de muzikanten gemeen hebben is waar Rubatong om draait. Allemaal hebben ze een goedgevulde rugzak om uit te putten. Han Buhrs is een vocalist die zich niet beperkt tot één genre: hij doet aan jazz, rock, wereldmuziek en improvisatie of een combinatie daarvan. Hij zoekt de grenzen op van wat nog zingen is (soms aangevuld met loops en effecten). Koleva is docent bij het Codarts Conservatorium en heeft over de hele wereld met talloze groepen en orkesten gespeeld, waaronder De Volharding, het Asko-Schönberg, Concertgebouworkest, theatergroep Hollandia en Orkater. Luc Ex speelde ook met Four Walls geïmproviseerde muziek en heeft de beperkingen van punk allang achter zich gelaten. Hij gooit zijn hele fysiek in het trekken aan die akoestische bassnaren. De wat introverte René van Barneveld kan zo’n beetje alles uit zijn telecaster halen wat hij maar wil en de klassiek geschoolde precisie van Koleva houdt ten slotte alles bij elkaar. Het hechte samenspel van deze flexibele geesten is puur genieten.

Han Buhrs bespeelt zijn publiek als een charismatisch acteur. Zijn rauwe stem is de ene keer fluisterend, poëtisch, dan weer samengebald in een explosieve rant. “He had a severe case of winter in his head” werd voelbaar gemaakt door een noise-uitbarsting. Amerikaans Engels ligt hem het beste. Daarin kan hij grommen, krijsen en mompelen als het neefje van Tom Waits. Af en toe is er een uitstapje naar Duits en Frans, maar de directheid van het Nederlands maakt toch het meeste indruk. De beginzin “Is er iets? Wat is er?” leverde een van de mooiste momenten van de avond op. Ook een tekst bestaande uit bijna alleen maar woorden met een F was een fijn staaltje jazzpoëzie vol humor en dagelijkse ergernissen van de fatale fiscus tot frutselende filatelisten.

Het enige minpunt was de dronken dj, die tussen de nummers door hinderlijk de aandacht trok. Na een modern gecomponeerd stuk met Koleva’s vibrafoon in de hoofdrol, leverde de opmerking “Nou, dat was wel erg vreemd hoor!” een wat genant moment op. Maar een professional laat zich daar natuurlijk niet door afleiden. Buhrs introduceerde het volgende stuk met “Daar gaan we nu wat aan doen”, gevolgd door een bluesy nummer dat rockte als een gek. Hopelijk gaat Grounds vaker acts boeken die te experimenteel zijn voor Rotown en te rock-achtig voor Worm. Luister U-Turns op YouTube.
Sandra de Haan
Nils Frahm - Felt & Peter Broderick - Music For Confluence
*****
(Erased Tapes - De Konkurrent)
Nils Frahm is nog geen dertig en heeft al een stevige naam opgebouwd als pianist. Niet onder het traditionele klassiekpubliek, maar onder liefhebbers van modern gecomponeerd en ambient. Na zijn klassieke scholing is hij steeds vaker electronica door zijn subtiele composities heen gaan weven. In zijn eigen Durton Studio in Berlijn maakten ook de gelijkgestemde pianist Dustin o’Halloran en de Amerikaanse componist Peter Broderick opnames. Met celliste Anne Müller maakte hij vorig jaar 7 fingers , die hier vijf sterren kreeg. De verwachtingen waren dan ook hoog toen Felt aangekondigd werd.

Op zijn vijfde plaat treffen we geen verrassingen aan. Opener Keep is met een xylofoon erbij nog wel opvallend, maar de plaat biedt voornamelijk een nog verder doorgevoerd minimalisme dan op zijn debuut Wintermusik (2009) al het geval was. Dat pakt niet altijd even boeiend uit. Eenzame pianosnaren laat hij vaak seconden lang uitklinken. Dat wordt door liefhebbers delicate genoemd, maar associaties met de woorden ‘saai’ en ‘Richard Clayderman’ komen regelmatig gevaarlijk dichtbij. De tweede track heet Less en is hier het beste voorbeeld van. Luister een selectie fragmenten uit Felt in de Soundcloud.

Toen Frahm eens met een orkest opnames maakte, werd er wat gemord onder de orkestleden: zijn muziek zou niets anders dan alleen maar mooi willen zijn. Ze vonden zijn composities te simpel. Die mening werd na enkele repetities bijgesteld. De ogenschijnlijk simpele composities hadden blijkbaar even tijd nodig om hun zeggingskracht prijs te geven. Die ouderwetse orkestleden toch; ze hadden het gewoon niet meteen begrepen! Na Felt enkele keren gehoord te hebben, begin ik de reactie van dat orkest destijds te begrijpen. Felt kabbelt dromerig en richtingloos voort. Een spanningsboog is nergens te vinden, de gedachten dwalen al snel af. Te veel esthetiek (behaagziek?) kan onverwacht irritatie veroorzaken. En less is niet more, less is gewoon less. Maar wie weet was dit een te snel oordeel? Zou Felt net als 7fingers na meerdere keren luisteren pas zijn geheimen prijs geven, gevolgd door kippenvel? Helaas, na tien keer proberen gaf ik het op en zette de nieuwe cd van zijn collega Peter Broderick op.

Zijn eveneens net bij Erased Tapes verschenen Music For Confluence is ronduit prachtig. Hij is met zijn 24 jaar zelfs nog 5 jaar jonger dan Frahm en blijkt een groot talent. De plaat kan eveneens in het schapje modern gecomponeerd & ambient, maar deze componist en violist uit Oregon maakt er wel een veel boeiender geheel van. Hij maakte eerder deel uit van Efterklang (Kopenhagen). Met deze veelkoppige band met strijkers, blazers, gitaren, bas en drums als achtergrond is het niet verwonderlijk dat hij geen genoegen neemt met een enkele piano. Music For Confluence is gelaagder en gevarieerder dan Felt en blijkt na een paar draaibeurten een echte groeidiamant. Broderick voegt soms een folky viool toe op de achtergrond, zang, af en toe een gitaar of heel in de verte een strijkkwartet. Ondanks die gelaagdheid straalt de plaat een weldadige rust uit, zonder ook maar één moment saai te worden. Een soort kruising tussen ambient soundscape en post-rock. Op The Person Of Interest slaat hij plots een andere weg in met een donker rocknummer vol dreigende bassen. Beluister in de SoundCloud ook de track The Last Christmas. Het folky slotnummer Old Time met alleen een zingende Broderick en akoestische gitaar blijft lang hangen. Bekijk hier de live uitvoering ervan bij KindaMuzik. Laat die herfst maar komen.
*****
(Constellation / De Konkurrent)
Carla Bozulich lijkt aan een muzikale vorm van duiveluitdrijving te doen. Deze singer songwriter uit Los Angeles draait al een tijdje mee. Vanaf 1982 maakte ze deel uit van diverse bandjes (o.a. The Geraldine Fibbers) en werkte samen met o.a. Mike Watt, Nels Cline, Thurston Moore, Lydia Lunch, Marianne Faithfull, Marc Ribot en Wilco. Sinds 2006 is ze aanvoerder van het Evangelista-project. Dit is een project, geen band. Bozulich staat namelijk met één been in de performancekunst en poëzie en met de andere in de rock en improvisatiemuziek. Haar rauwe voordracht doet denken aan Patti Smith en Thalia Zedek (Come). De stukken op In Animal Tongue zijn traag en zwaar, de teksten onheilspellend. Ze spreekt vaker dan ze zingt. Ze klampt zich aan de microfoon vast alsof die haar zou kunnen redden als was het een reddingsboei op open zee. Begeleid door slechts wat sober gitaarspel, donkere drone, traporgel, xylofoon of een cello lijkt Bozulich zichzelf in een soort trance te brengen. Het resultaat is indrukwekkend. Het grijpt je bij de keel.

Of we In Animal Tongue graag een tweede keer opzetten is een tweede. Dit is geen entertainment, eerder exorcisme. Om zo’n plaat te maken moet je lak hebben aan verkoopcijfers. Evangelista zoekt het in een bijna evangelische gedrevenheid. Een titel als Black Jesus had op een plaat van collega zwartkijkers Swans niet misstaan. Het titelnummer zou het prima doen in de soundtrack van een door David Lynch geregisseerde horrorfilm. Geen (zelf)relativerende noot te bekennen op dit egodocument. Op Die Alone lijkt alle hoop definitief gevlogen. “My body has failed me on this cold night / And I’ll die in the dark tonight / Now it’s too late , I see what I’ve done / I killed so many things before they ever begun / I was always coming to your door / Asking for something, then asking for more / I never even knew your story / I never even sat straight enough to hold your body.” Kortom, een gedurfde bijzondere plaat, maar je moet er wel tegen kunnen. Wie intense vocalistes als bijvoorbeeld Jarboe en Hannah Marcus wel kan waarderen, raden we zeker aan Evangelista eens te proberen.
Sandra de Haan
Tarwater - Inside The Ships
*****
(Bureau b / Sonic Rendezvous)
Het duo Bernd Jestram en Robert Lippok maakt onder de naam Tarwater al 15 jaar een door en door Duitse variant van post-rock: beheerst, repetitief en doorspekt met electronica. Een introverte variant van Krautrock. Lippok maakt ook deel uit van To Rococo Rot, dat net als Tarwater gitaar, bas en drums met digitale elementen mixt. Lange tijd kwamen ze bijna elk jaar met een nieuwe plaat, maar Inside The Ships heeft vier jaar op zich laten wachten. De tijd nemen heeft goed uitgepakt. Dit is een van hun beste platen geworden. Hun onderkoelde minimalisme pakte voorheen soms wat saai uit, vooral door Lippok's eentonig uitgesproken teksten. Zingen, daar waagt hij zich nog altijd liever niet aan. Zijn ernstige voordracht in de stijl van Wire’s Colin Newman doet je steevast in de jaren tachtig belanden. De ‘zang’ is ook op deze plaat de zwakste schakel, maar dat stoort nu veel minder omdat de composities een stuk interessanter zijn.

Inside The Ships biedt meer variatie, een uitgebreider instrumentarium, een grotere gelaagdheid en sfeervolle details. Tegelijk blijven ze trouw aan hun eigen stijl, die soms behoorlijk retro klinkt. In Get On hoor je een stemvervormer die The Orb’s op UFO.r.b (1992) gebruikte. Op Do The Oz hoor je zowaar een jazz-saxofoon, begeleid door bongo’s. In Sata Sato blaast een tuba de beats mee, begeleid door een mandoline, wat een onverwacht vrolijk effect heeft. Zo warm en grappig heeft Tarwater nog niet eerder geklonken. Wanneer ze eindelijk weer eens een Duitse tekst gebruiken, denk je: waarom überhaupt Engels? De Duitse taal past hen perfect. De plaat zal 9 september uitkomen. Luister alvast naar de titeltrack in SoundCloud.

Sandra de Haan
Blithe Field - Two Hearted
*****
Waaga Records
Blithe Field is het eenmansproject van Spencer Radcliffe uit Athens, Ohio. Deze negentienjarige thuisknutselaar maakt collagemuziek met een akoestische gitaar, een aftandse piano, lome beats en field recordings, waaronder veel samples van stemmen. De meeste tracks op zijn nieuwe plaat Two Hearted klinken stoffig, vol ruisen en tikken. De piano en gitaar lijken regelmatig op een oude beschimmelde cassetterecorder opgenomen te zijn. Dat heeft natuurlijk weinig met onkunde of gebrek aan budget te maken. Computers hebben het perfecte geluid immers alang voor iedereen binnen handbereik gebracht. Laptopje kopen, de juiste software installeren en gaan. Een tiener kan de was doen. Inmiddels is het perfecte geluid nastreven voor veel artiesten allang niet meer interessant. Imperfecte geluiden zijn vaak veel mooier. Net als Boards Of Canada heeft ook Radcliffe van dit soort opnames een sfeervol stijlmiddel gemaakt.

Two Hearted heeft daarmee de sfeer van een vergeeld fotoalbum gekregen, waarbij het prettig wegdromen is. De manier waarop de akoestische gitaar digitaal verhakseld is doet soms aan Dntel denken, vooral in Go Japan. In You Are Here komt er een quote langs van een medidatietape: “Relax and let go.” Quotes van dergelijke tapes hebben The Books op The Way Out al uitgebreid gebruikt. De combinatie van ‘found footage’ uit de oude doos, piano en electronica doen ook wel wat denken aan het Britse duo Grass Cut. Nieuw is het allemaal niet, maar het is anno 2011 ook zo goed als onmogelijk iets volledig unieks te maken in dit genre, dus gaan we daar niet over zeuren. Als Radcliffe al op zijn negentiende zo’n plaat kan maken belooft dat absoluut wat voor de toekomst. Tijd genoeg om zijn persoonlijke sound verder te ontwikkelen. De dertien rustig doorkabbelende composities zijn af en toe een beetje muzak, maar wel talentvolle muzak. En meer hoeft een plaat soms ook niet te zijn, een fijne warme geluidsdeken. Beluister de plaat in zijn geheel op de Luisterpaal. Ook in de SoundCloud pagina zijn tien nummers te horen.

Sandra de Haan
Robag Wruhme - Thora Vukk
*****
(Pampa Records)
Waarom de artiestennaam Robag Wruhme aannemen als je Gabor Schablitzki heet? Ook zonder omgedraaide voornaam klinkt dat al behoorlijk enigmatisch. Wer ist der Robag? Robag Whrume was de helft van het duo Wighnomy Brothers. Deze dj’s waren erg succesvol in het Duitse clubcircuit tot ieder zijns weegs ging. Thora Vukk kwam afgelopen lente al uit, maar is te mooi om hier onbesproken te laten wegens wat laat ontdekt. Wruhme’s club-achtergrond is op zijn tweede solo-cd nog goed te horen. Uptempo techno is ruim aanwezig, maar wel veel minder dwingend dan op zijn vorige plaat. De opzwepende stukken worden namelijk afgewisseld met akoestische intermezzo’s en experimentele ambient-passages.

Thora Vukk is soms jazzy, intiem en soms wat dromerig. Dat maakt deze plaat zeer geschikt voor de huiskamer. De korte ambient-bruggetjes die de lange tracks verbinden heten simpelweg Brücke eins tot en met fünf. Dat betekent niet dat de ‘koude’ beats en ‘warme’ instrumenten in aparte blokjes achter elkaar geplakt zijn. Digitale en akoestische elementen worden door de hele plaat heen gecombineerd tot een aangenaam geheel waarbij het goed op de bank hangen is. Zo hoor je onder andere een electrische Rhodes piano, field recordings, fietsbellen, violen, opnames van pratende mensen en een enkele zanglijn. De plaat zit vol fijne details, zoals tussen de beats door geweven geklop op een deur. Fans van Nicolas Jaar en Pantha du Prince zouden dit echt even moeten proberen. Alle tracks zijn te horen in de SoundCloud via Pampa Records . Beluister eens het technonummer Bommsen Böff , gevolgd door de schijnbaar geïmproviseerde piano-afsluiter Ende om beide uiteinden van het spectrum te horen. Deze plaat gaat het zeker halen tot mijn top 5 van 2011.

Sandra de Haan
Joost van Oosten Band - At A Bullfight
*****
(Goldene Pave Records)
Jazz is in het Rotterdam van nu niet zo groot als het een paar decennia geleden was. Toch gebeuren er nog steeds interessante dingen, al zijn die niet altijd even zichtbaar voor wie niet de juiste zaaltjes en zolders bezoekt. Jezelf in de kijker spelen doe je effectiever met een cd. Dat heeft Joost van Oosten goed begrepen: hij nam vorig jaar een zeventig minuten durende zinderende jazzsessie op, getiteld At A Bullfight. Van Oosten was in de jaren 80 vaak te vinden in jazzcafé Thelonious, centrum van de Rotterdamse jazzscene. Daar leerde hij onder andere drummer Arthur Scova kennen, een oude rot in het vak waarmee hij in verschillende bandjes speelde. Toen hij saxofonist Jason Turner ontmoette was het gauw bekeken: de Joost van Oosten Band was een feit.

Van Oosten maakte deel uit van de Rotterdam Improvisation Pool (R:IP) en speelde op North Sea Jazz Around Town. De nummers op At A Bullfight kennen nogal wat dynamiek en gaan van ingetogen en romantisch naar opzwepende rock-n-roll-achtige passages. Van Oosten lijkt regelmatig een ware adhd-er achter de piano, maar houdt de touwtjes altijd stevig in handen. Geen oeverloze freejazz, maar goed te volgen composities met kop en staart. Inspiratie haalt hij uit de platen van Willem Breuker, Cecil Taylor, Charles Mingus, John Coltrane en Keith Jarrett. Standards zul je hen niet horen spelen; ze gaan altijd uit van improvisatie en eigen composities. Beluister hier een opname van dik een half uur voor ‘Live uit Lloyd’ van TV Rijnmond.

Het muzikale huwelijk hield helaas geen stand dus het trio is niet meer live te zien, maar van Oosten is alweer bezig met het bij elkaar krijgen van een zesmans formatie met een percusionist, drummer, twee blazers en een bassist. Op de hoogte blijven van de vorderingen kan via Facebook. Het smaakvol vormgegeven uitklaphoesje bevat een boekje met 10 gedichten van Anne Büdgen, begeleid door 10 energieke verf-improvisaties van Chris van Harskamp. Six Pack: “Zes keer de voet tussen de deur / zes keer het klappen van de zweep / zes keer spelen / zes bier alstublieft / zes spieren / zes tig sigaretten / zes verdronken zinnen / zes handen op een buik / zes seconden / zes voltes / zes holten / zes stilten / zes geboorten / van geluid.” Onderstaande foto’s zijn gemaakt door Maarten Mooijman tijdens de cd-presentatie in café Ari.

Sandra de Haan
Biosphere - N-Plants
*****
(Touch / De Konkurrent)
Vijf jaar na de veelgeprezen ambientplaat Dropsonde verrast de Noor Geir Jenssen met kraakheldere beats. N-Plants is uptempo, melodisch en daarmee een wat toegankelijker album dan zijn voorganger. De eenzaamheid straalt nog altijd van zijn muziek af, maar wel op een andere manier. Verstilling heeft plaats gemaakt voor een repetitieve, nogal Duitse sound.

Hadden beats op het met dromerige klanktapijten gevulde Dropsonde sporadisch een rol op de achtergrond, op N-Plants spelen onvermoeibaar doorpulserende ritmes en synths een hoofdrol. De industriële sfeer roept een vergelijking met To Rococo Rot regelmatig op. Dit had saai uit kunnen pakken, maar het tegendeel is het geval. Wat een schoonheid! De fijnzinnige gelaagdheid waarmee Jenssen beats, synths en ruisgolven in verschillend tempo langs elkaar heen laat lopen levert een erg smaakvol geheel op. Contrasten tussen wollige synths in de verte en puntige ritmes op de voorgrond geven een sfeervol ruimtelijk effect. Is dit eigenlijk nog wel te volgen?

Schrijven over abstracte soundscapes is vaak net roeien zonder peddels. Geluid laat zich maar moeilijk vastpinnen met woorden. De componist en zijn motivatie om een plaat te maken lijken soms een bruikbaarder aanknopingspunt. Jenssen reikt met het thema Japanse kerntechnologie hier peddels aan die ongetwijfeld door het legertje muziekbloggers gretig aangegrepen zullen worden. Het drama van de misschien wel grootste kernramp in de geschiedenis, wat wil je nog meer? Maar pas op: voordat je het weet laat je je verleiden tot voor de hand liggende analogieën die leuk klinken (natuurkrachten, fabrieken en geigertellers), maar waar de lezer niets wijzer van wordt. (Zet gewoon die plaat op, mensen!) Wie wil er nóg een tekst lezen waarin een bepaald genre Scandinavische muziek wordt vergeleken met ijzige windvlagen door mistige Fjorden? Ik in ieder geval niet.

Blijft dat Biosphere met deze erg geslaagde plaat waarschijnlijk nog meer lof zal oogsten dan met Dropsonde. Wat de Japanse zinnetjes in Monju 1 en Fujiko betekenen? Geen idee, maar eenmaal ondergedompeld in deze prachtige futuristische klankwereld heb je geen betekenis nodig om te kunnen genieten van N-Plants. Bij preorder via Touchmusic krijgt u er nog de bonustrack Oma bij. Het prachtige artwork is reden genoeg voor aanschaf van een fysiek schijfje. N-Plants is nu volledig te horen op de vpro-luisterpaal .

*****
(City Slang - De Konkurrent)
Barbara Panther werd geboren in Rwanda, groeide op in Brussel en woont nu in Berlijn, wereldhoofdstad van de elektronische muziek. Daar heeft ze zo te horen haar draai gevonden. Haar titelloze debuutplaat is voor een groot deel erg sterk. Ze kan met een grote naam als Matthew Herbert achter de knoppen meteen op warme belangstelling rekenen van electrofans. Hij werkte eerder samen met Róisín Murphy, Björk, R.E.M, Cornelius en Yoko Ono. Het is goed mogelijk dat hij van haar expressieve stem gecharmeerd was omdat die hier en daar wel wat doet denken aan diezelfde Björk.

De lekker pittige electrobeats passen goed bij haar brutale uitstraling. Haar stem is niet echt mooi, maar dat wordt gecompenseerd door haar tomeloze energie. Die maken de hier en daar wat onvolwassen rijmpjes grotendeels goed. Het repeterende refrein “Move over to the other side, move over, make it real” is nogal flauw. Daar valt nog wat te winnen. Vals zingen heeft ze gewoon in haar stijl opgenomen, zie de smaakvolle video van Moonlight People. Dansen met fladderkleren, dat is nogal retro (zie Kate Bush) en wordt door Panther weer helemaal hip verklaard met deze video. Barbara Panther is een dame met attitude, even dol op make up en gekke outfits als Grace Jones. Dit komt goed over op de video voor de single Empire, al is dit zeker niet het beste nummer. De tien tracks zijn helaas wel wisselvallig van kwaliteit, zowel qua tekst als composities. De plaat is gelukkig wel fijn gevarieerd met makkelijk in het gehoor liggende dansnummers tot wat experimentelere noisy tracks. Het hele album is te horen in de SoundCloud. Probeer zeker even het eerste nummer Rise Up. Erg fijn! Leuk: er komt zelfs een nummer met trekharmonica langs. Fans van Fever Ray kunnen hier vast wel wat mee. Als la Panther zich niet te veel spiegelt aan de kinderlijke stembuigingen van Björk kan deze Afrikaanse diva het nog best eens ver gaan schoppen.

Sandra de Haan
Skeleton$ - People info
*****
(Crammed Discs/Shinkoyo/ Coast to Coast)
New York brengt zoveel hippe bandjes voort dat het nauwelijks bij te houden is. Ze moeten dus heel wat uit de kast halen om op te vallen. De New Yorkse avantrockscene, die zich voornamelijk in Brooklyn concentreert, lijkt inmiddels een wedstrijdje te doen: wie maakt de meest complexe gitaarmuziek? De ingewikkelde composities en rare maatsoorten lijken alsmaar extremere vormen aan te nemen. De prachtige platen van Dirty Projectors en Akron/Family waren al behoorlijk complex, Skeleton$ kan er ook wat van. In Barack Obama Blues is het net of er twee nummers door elkaar heen worden gespeeld. Wel een goeie illustratie van zijn lastige situatie overigens. Het duurt even voordat je grip krijgt op People, maar geduld wordt beloond want het is een prachtige plaat van een unieke band.

Muzikant en filmmaker Matt Mehlan startte Skeleton$ als soloproject in 2001, gevolgd door diverse samenwerkingsverbanden onder andere namen zoals Girl-Faces Boys en Kings Of All Cities. Inmiddels is Skeleton$ een soort big band. De drumpartijen, hoekige gitaarpatronen en vingerverzwikkende fingerpickingmelodietjes doen regelmatig denken aan Gastr del Sol. Deze postrockgroep uit Chicago was van ’93 tot ’98 een toonaangevende band. Mehlan zal hun platen ongetwijfeld in de kast hebben, want hun invloed is onmiskenbaar aanwezig. Zijn zangstem klinkt toevallig ook een beetje als een kruising tussen Jim O’Rourke en David Grubbs. Maar epigonen zijn ze zeker niet. Beluister Grandma, een van de beste nummers, in SoundCloud.

Sandra de Haan
Ear PWR - Ear PWR info
*****
(Car Park / De Konkurrent)
Dit synthpop-duo uit Baltimore maakt studentikoze liedjes die je met hun charmante sound moeiteloos inpakken. Ear PWR lijkt de hippe retrotunes van het type new wave meets Italo-disco zo uit de mouw te schudden. Helemaal in lijn met de al jaren voortdurende eighties-revival horen we vrolijke snelle toetsenriedeltjes en bliepjes, aangevuld met akoestische trommeltjes en een antieke drummachine. Een van de leukste nummers is Baby Houses. Toeteniste Sarah Reynolds is lastig te verstaan: haar zoete meisjesachtige stem wordt regelmatig weggeblazen door de analoge synths. Ear PWR produceert hapklaar hipstervoer, wat een tijdje hun zwakkere kant kan maskeren, maar niet lang. Al bij de tweede luisterbeurt blijken de liedjes niet veel om het lijf te hebben, zowel wat teksten betreft als composities.

Bandlid twee is Devin Booze, die zijn eigen instrumentarium leerde bouwen aan het North Carolina Institute of Technology (opgericht door de grote Robert Moog zelf). Het lijkt erop dat Booze liever uitzocht welke geluiden zijn apparaten allemaal konden maken dan energie stak in het schrijven van goeie liedjes. Resultaat: veel vorm, weinig inhoud. Ear PWR blijft hier nog steken in bubblegumpop die eenmaal opgeblazen iets te snel uiteenspat. Maar we blijven toch benieuwd naar wat ze na dit debuut gaan doen want potentie heeft het duo wel. Download gratis twee nummers op LastFM .
*****
(Samadhisound / Bertus)
Van new romantic pop heeft David Sylvian al zo’n twee decennia geleden afscheid genomen. Vanaf Blemish in 2003 begon hij electronica te gebruiken in zijn muziek en zocht aansluiting bij modern klassieke componisten en impro-artiesten. Manafon uit 2009 was vrij experimenteel voor zijn doen met nogal abstracte soundscapes. Voor Died In The Wool heeft hij alle tracks van Manafon herbewerkt, met behulp van componist Dai Fujikura en enkele improjazzmusici. Daarnaast staan er nog 6 nieuwe stukken op. Net als op Manafon hebben de tracks nauwelijks kop of staart, werken nergens naar een climax toe en wiegen je daardoor langzaam in slaap. Een aangename slaap, dat wel. De cello’s, violen, galmtapijten, zachtjes rammelend ijzerwerk, een enkele saxofoon of tokkelende gitaar, sfeervol is het zeker. De productie van Jan Bang and Erik Honoré is ronduit perfect. Waar komt dat onbevredigende gevoel dan toch vandaan?

Op muzikaal vlak is hij zijn grenzen blijven verleggen, maar de manier van zingen is daar niet in mee gegaan. Een lang uitgesmeerde vibrato achter elke introspectieve zin en melancholieke mijmering is zijn handelsmerk. De eenvormigheid van deze zangpartijen zorgt ervoor dat de nummers nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De aandacht verslapt daarom al snel, ondanks de smaakvolle arrangementen. Daarbij grossiert Sylvian in een melodramatisch soort poëzie vol grote emoties die je ófwel prachtig vindt, óf vreselijk pretentieus. “When it comes, the landscapes listens, shadows hold their breath... There’s a man down in the valley who is moving back in time. He bears a grudge against the English. And the future will contain random acts of senseless violence... Your sanity shattered... The beating of powderblack wings left you blind”.

De literaire ambitie druipt ervan af, maar de teksten vol Weltschmerz zijn helaas niet pakkend. I Should Not Dare is één van de weinige ‘echte’ liedjes. De bonus-cd in de oogstrelende luxe box met tekeningen van George Bolster op de hoes bevat één stuk: audio from the installation When We Return You Won’t Recognise Us. Geen nummer of track, maar een installatie. Sylvian is geen gewone muzikant, maar een sound artist. Laat dat duidelijk zijn. Op de speciale website over Died In The Wool licht hij een en ander nog uitgebreid toe, zoals het een ware kunstenaar betaamt.

Sandra de Haan
O’Death - Outside info
*****
(City Slang - De Konkurrent)
Heeft Jason Molina een nieuw bandje? Nee, de stem van O’Death’s zanger-gitarist Jamie lijkt alleen maar sterk op die van de voorman van Songs: Ohia. Onvast en vol melancholie. Muzikaal vissen Molina en O’Death ook uit dezelfde vijver. Deze baardmannen uit Brooklyn NY brengen donkere Americana met gitaar, banjo, viool, drums, bas en samenzang. De bandnaam verwijst naar een beroemde traditional uit de Apelachen. Na oprichting van de band in 2003 hebben ze bijna non-stop getourd en daarmee een stevige fanbase opgebouwd. De single van hun vierde plaat, Bugs is vrolijk en melodieus. Dit eerste nummer is bepaald niet representatief voor de rest van Outside. Die is beduidend zwaarder van sfeer.

Een van de mooiste nummers is het bonkende en slepende Alamar, dat qua sfeer tegen oude Nick Cave en Tom Waits aanleunt. In het slotnummer The Lake Departed bereiken ze een zinderend hoogtepunt met traporgel en een wanhopig kermende Jamie. “Leave her body in the snow. Leave her body in the snow. There’s nowhere else for her to go.” Traag stampend ploegen ze zich een weg door dit tragische verhaal. Dit nummer is een waar New Yorks equivalent van De Kift. Wie vroeger naar The Willard Grant Conspiracy luisterde zou deze plaat eens moeten proberen. O’Death is niet vernieuwend, maar dat hebben ze ook niet nodig om indruk te maken. Dat lukt hen gemakkelijk met deze elf erg mooi gearrangeerde liedjes. Ze worden alleen maar mooier met elke luisterbeurt.

*****
(Sargent House / Richter Collective - Sonic Rendezvous)
De tweede plaat van deze experimentele indierockers hakt er goed in. Dit trio uit het Ierse Wexford maakt percussieve, superstrakke instrumentals en toerde zich de laatste jaren van Europa tot Japan een slag in de rondte met onder andere Faith No More. De complexe drumpartijen met daar doorheen hakkende gitaren lijken beïnvloed door Don Caballero. Ook doet het snijdende gitaargeluid soms denken aan Steve Albini. Buiten de landsgrenzen mogen ze nog vrij onbekend zijn, de Ierse bloggers dragen hen op handen: met hun debuutalbum wonnen ze Digital Socket Awards voor Best Album, Best Rock Act en Best Design.

Adebisi Shank houdt van kort maar krachtig. Bassist Vin legt uit: “On the first album, our mission was get in, tear it up, get out. The whole thing is over in about 24 minutes, which is really cool, but this time we wanted to make something that you could really spend a bit of time with, get a bit lost in. This one’s 40 minutes, which might not sound a lot, but to us that is almost like a double album”. Drums en gitaren worden aangevuld met electronica, marimba, blazers, vocoders, percussie ensembles en vintage synthesizers. Al dat spierballenvertoon levert een overdonderend album op dat met 40 minuten niet aanvoelt als kort. Subtiele momenten zijn schaars en daarom extra fijn als ze langs komen, zoals track 5, dat (-_-) heet. Bekijk ze live op YouTube. Van dit talentvolle hyperenergieke bandje gaan we ongetwijfeld meer horen.

*****
(Staatsakt / Rough Trade Distribution)
Jason Forrest maakt al een jaar of tien digitaal vuurwerk. Onder de naam Donna Summer mixte hij rock-n-roll met noisy breakcore en ontwikkelde daarmee een zeer herkenbare eigen plunderphonics-stijl. Zo verwerkte deze alleseter samples van onder andere Slayer, Steely Dan, B 52’s, Supertramp, Talking Heads, Elton John en The Cure in zijn vrolijke mash-up-tracks. Stuiterend over het podium weet de mollige Amerikaan als geen ander hoe een laptopconcert ook tot een visueel spektakel te maken. Op cd komt zijn componeerplezier gelukkig ook goed over.

We hebben zes jaar op The Everything moeten wachten. Hij heeft er vast niet non-stop aan gewerkt in z’n Berlijnse studio: zijn label Cock Rock Disco zal ook veel tijd in beslag hebben genomen. De plaat klinkt wat minder chaotisch en fragmentarisch dan eerder werk. Minder breakcore, een opener geluid en het tempo is in veel nummers naar beneden geschroefd. Dit alles zorgt voor een toegankelijker geheel dan we van hem gewend waren. Toegankelijk, maar niet glad en altijd spannend. De kitchy synths en vette gitaren maken het een herkenbare Forrest. En een erg goede ook. Het funky eerste nummer New Religion is meteen een topper (check de soundcloud link). Wanneer hoor je ooit een tuba in breakcore? Bij Forrest dus. Liefhebbers van de quiz ‘herken de popsongsample’ hebben pech: ondergetekende heeft er niet één gespot (of niet goed opgelet?). Zang is zoals gewoonlijk zo goed als afwezig en wordt geen moment gemist. Want wat is er weer veel te beleven op zijn elfde plaat! Ook digitale saxofoons zet hij in. Archive doet daarmee denken aan zijn Londense collega-laptopartiest Simon Bookish. The Equisite organ eindigt met een subtiele toetsenpartij, gevolgd door de heerlijke uptempo stuiterballentrack Roger Dean Landscape. Isolation, Too is met bijna alleen piano een atypische afsluiter, die bijna naar Aphex Twin neigt. The Everything is springerig, vol verrassende wendingen, enorm gevarieerd en soms ook grappig. Fans van Prefuse 73 zal deze plaat zeker bevallen. Er staat geen enkele minder nummer op: alle elf steengoed.
*****
(Acidsoxx Musicks / Clear Spot)
Peter Stampfel begon in 1963 met Steve Weber het psychedelische folkduo The Holy Model Rounders. De New Yorkers maakten tot in de seventies furore met hun mix van grappige ontspoorde remakes van klassieke Amerikaanse folksongs en eigen liedjes. Stampfel is altijd muziek blijven maken en bezocht in 2007 het Rotterdamse podium Worm, thuishaven voor experimentele muziek en opvallende randfiguren. Daar werd namelijk een film vertoond over The Holy Model Rounders, gevolgd door een optreden. Stampfel werd begeleid door een gelegenheidsband van drie Worm all-stars: gitarist Lukas Simonis, celliste Nina Hitz en de Schotse drummer-performer Alan Purves. De samenwerking beviel zo goed dat hij met hen in New York een week repeteerde en daarna in Simonis’ studio 15 nummers opnam.

Het resultaat mag er wezen: Stampfel blijkt nog altijd dezelfde energieke en onaangepaste entertainer. De goedlachse oude hippie zingt zo vals als een kraai, maar komt er dankzij z’n fijne humor goed mee weg. Het geeft de liedjes alleen maar meer karakter, ongeveer zoals Daniel Johnston en Eugene Chadbourne dat doen. De plaat opent met een grote hit van The Unholy Modal Rounders uit ’75: Fucking sailors in Chinatown, te horen op de site van Acidsoxx Musicks (link zie boven). De liedjes zijn deels traditionals uit de jaren 30, deels eigen werk, uitgevoerd met banjo, viool, keyboards, gitaar, cello, samenzang en een flinke scheut nonconformisme. Comes Along is zelfs uit 1905. Ook Simonis bracht een nummer in: Maximum Spare Ribs, destijds geschreven voor zijn band AA Kismet. Purves bedient zich van allerlei speelgoed dat je normaal niet op een podium aantreft, tot en met enorme neusfluiten aan toe. Live komt dit drum-en-fluitspektakel beter tot z’n recht dan op cd. Wie behoefte heeft aan een beter humeur is deze aanstekelijk vrolijke plaat zeer aan te raden. Te koop in onder andere de Wormshop. Overigens stond in het artikeltje in Zone 5300 nr. 93 dat het hoesje door Knust uit Nijmegen is gestencild. Dat klopt niet: het ontwerp was wel van Knust, de uitvoering gewoon offset in de VS. Op onderstaande foto: Stampfel en Weber toen en nu.
Sandra de Haan
Nik Bärtsch's RONIN info
*****
Jazz @ Lantaren / Venster, Rotterdam. 1 april
Vijf in het zwart geklede mannen nemen plaats in het donker terwijl de rookmachine alvast de toon zet. RONIN is op toernee om zijn derde cd Llyria te promoten. In lange stukken bouwen de mannen uit Zürich langzaam de spanning op. Bandleider en componist Nik Bärtsch speelt vaak lange tijd maar 2 of 3 noten op de Steinway, perfect gedubbeld door de bassaxofoon. De langharige bassist Björn Meyer lijkt met zijn zessnarige Westone zo uit een symfo-rockband geplukt. Zelf noemen ze hun door Japanse rituele muziek geïnspireerde stijl zen-funk. Melodisch is hun minimalisme soms wat saai: veel herhaling, weinig breaks. Maar die paar simpele noten scheppen juiste alle ruimte voor een enorme hoeveelheid details, tegenritmes en sfeervolle pianolagen. De superswingende grooves blijken de ideale speeltuin voor percussionist Andi Pupato. De blikvanger van de band maakt veel indruk met diverse shakers, bellen en een intrigerend metalen vat dat met elke slag exact het sonar-geluid uit de film Das Boot maakt.

In de muziek van RONIN lijkt timing belangrijker dan de noten. RONIN gaat over het perfecte samenspel, met z'n vijven één organisme zijn. Jazz kun je het nauwelijks noemen: elke noot lijkt vast te staan, ondersteund door de uitgekiende computergestuurde lichtshow, die geen ruimte laat voor improvisatie. Dit is modern gecomponeerde head music. Ook al swingt de band de pan uit, hun Zwitserse precisie komt soms wel wat klinisch over. Gelukkig lachen Meyer en Bärtsch af en toe genietend naar elkaar, wat de uiterst serieuze performance wat lucht geeft.

Voor de klassieke jazz-solo, waarin door bassist of drummer even een heel eigen pad wordt ingeslagen, is in RONIN geen ruimte. Die strenge aanpak zet het publiek op het verkeerde been; het lijkt een slimme strategie. Bassaxofonist Sha lijkt lang een gehoorzaam radertje in de machine, tot hij een altsax pakt en een bijna lyrische Arabische melodie inzet, die in één klap het mooiste moment van de avond oplevert. Zou hij daarom Sha (Sjah) heten? Ook Bärtsch gaat een paar keer onverwacht expressief te keer met handen en stokken ín de piano.

Jaga Jazzist speelde een paar dagen eerder in dezelfde zaal. RONIN heeft duidelijk raakvlakken met deze Noren, met één groot verschil: dosering. Jaga Jazzist speelt met 9 man die allemaal voortdurend hun zegje willen doen, wat vaak een vermoeiende overdaad oplevert. Daar heeft RONIN geen moment last van: ze spelen geen noot te veel. Het geluid in zaal 1 van het nieuwe L/V-gebouw op de Kop van Zuid was al even perfect als de muziek, met precies het juiste volume (zo moet het dus, heren geluidstechnici!). Dat leverde een heerlijk avondje minimal jazzrock op.
*****
(Fat Cat - Bertus)
Veel mensen denken dat de piano een snaarinstrument is. Hauschka hamert gedurende Salon des Amateurs maar eens op de feiten: de piano is een percussie instrument. Componist Volker Bertelmann uit Düsseldorf maakt een soort minimal techno, maar dan gespeeld op een geprepareerde piano. Dat wil zeggen: tussen de snaren zijn allerlei objecten aangebracht die het geluid vervormen. Na een paar sobere platen komt hij nu met een wat meer orkestraal aangekleed album. Een echte koerswijziging is dat niet. Op zijn vorige plaat experimenteerde hij ook al met strijkers en blazers, met wisselend succes.

Deze keer werkt hij samen met de cellist Joe Burns (Calexico) en twee drummers: Samuli Kosminen (Múm) en John Convertino (Calexico). Met twee drummers verwacht je een ritmisch spektakel, maar dat valt tegen. De onopvallende boem-klap vierkwartsmaten zijn zo naar de achtergrond gemixt dat je goed moet luisteren om ze te volgen. Alle aandacht gaat naar de gedempte 'beats' van de piano. In tien repetitieve stukken wil hij een brug slaan tussen modern klassiek en dance. Maar zijn aanpak is zo weinig opzwepend dat de term dansmuziek eigenlijk misplaatst is. Hauschka’s richtingloos voortkabbelende klanktapijten zijn duidelijk gericht op het hoofd, niet op de benen.

De patronen zijn koel en beheerst uitgevoerd, net zo Duits als de platen van To Rococo Rot, die eveneens leunen op herhaling en een zelfde mechanische sfeer ademen. Nergens wordt naar een climax toegewerkt, waardoor hij voortdurend balanceert op de grens tussen subtiel en saai. Dit gebrek aan spanning doet de plaat geen goed, ondanks enkele mooie momenten waarop plots een viool, melodica of een trompet binnen valt. Toch is Salon des amateurs geen slechte plaat. Wie de moeite neemt er echt voor te gaan zitten, kan veel moois ontdekken in de subtiele gelaagdheid en sfeervolle details. Van mooi behang valt best te genieten, als je er oog voor hebt. Voor de alles-van-Hauschka-koper: in de loop van het jaar zal een serie remixes op 12" uitkomen, gevolgd door een verzamelplaat met remixes in de originele tracklisting van Salon des Amateurs.
*****
(Polyvinyl / Sonic Rendezvous)
Zowel de door Vaughan Oliver ontworpen hoes als de dromerige shoegazepop wekken de indruk dat we hier met een typische 4AD-band te maken hebben. Herinneringen aan Lush, Belly en Cocteau Twins dringen zich al snel op. Toch zit Asobi Seksu bij Polyvinyl. Het New Yorkse duo, bestaande uit zangeres Yuki Chikudate en gitarist James Hanna, maakt nu al zo’n zes jaar vrolijke fuzzy dreampop.

Chikudate ontpopt zich vooral in de eerste paar nummers van hun vierde plaat als een Liz Fraser-adept. Helaas mist ze het krachtige geluid en unieke persoonlijkheid die de Schotse diva wél heeft. Daarnaast zingt Chikudate niet in geheimtaal, maar Engels, wat toch nog knap lastig te verstaan is omdat de zoete hoge vocalen meestal verzuipen in de galmende toetsen- en gitaarbrij. De bombastische plaat leunt erg op sound. Dat de liedjes compositorisch niet veel om het lijf hebben kan niet verhuld worden door de akkoorden in een mistige geluidswolk te hullen. Esthetiek gaat bij Asobi Seksu duidelijk voor het goed uitgewerkte idee.

In het persbericht wordt op kritiek alvast geanticipeerd: 'Don't overthink it. This time our agenda was to not have one at all, to be mellow about the process and not obsess over everything.' Hadden ze dat nu wél gedaan, dan was de plaat wellicht beter geworden. Nu weet de band de aandacht niet lang vast te houden. Maar als u aan mooie klanken genoeg heeft en ook Blonde Redhead in de kast heeft, zal u dat waarschijnlijk een worst wezen. Dan is het gewoon genieten van Fluorescence.
*****
(Erased Tapes / De Konkurrent)
Wanneer een melancholieke viool het openingsstuk Teeth inzet, lijk je in een compositie van Górecki te zijn beland. Het galmt alsof het in een kerk is opgenomen (wat wellicht ook zo is). Track twee slaat abrupt een andere weg in met springerige electrobeats, waar al snel strijkers doorheen weven. Dit nummer doet erg aan Four Tet denken. De Berlijnse klassiek geschoolde pianist Frahm is pas 28 en heeft al een geheel eigen stijl ontwikkeld. Hij combineert modern klassiek met electronica, wat op zich natuurlijk niet uniek is, maar zijn compositietalent heeft wel jubelende kritieken opgeleverd en een grote schare fans. Hij maakt op 7fingers de hoge verwachtingen meer dan waar. Op zijn debuut Wintermusik uit 2009 hoorde je alleen piano met een beetje traporgel. Nog vrij minimal allemaal. Maar Frahm pakt op zijn derde plaat eens flink uit.

Hij werkt hier samen met een violiste van het Wolf-Ferrari-Ensemble, Anne Müller. Waar je tijdens Wintermusik nog kon wegdommelen bij ingehouden, deels geïmproviseerde pianopartijen, houdt hij hier de aandacht van begin tot eind vast met zeer afwisselende nummers. Serene ambient tracks worden afgewisseld met uitbundig gelaagde electronica. Deze dynamiek haalt het maximale effect uit de beats. Met verbluffend resultaat. De fluisterende stemmen in Because this must be lijken uit een oude film geleend. Het nerveuze Journey of a traveller had als je de viool weg denkt zo op een soloplaat van Thom Yorke kunnen staan (die overigens ook fan van hem is). Onverwacht begint Frahm in het laatste nummer plots te zingen. Helaas zorgt de wel wat zouteloze zangpartij voor een anticlimax. Long enough had een nummer van James Yuill kunnen zijn! Maar ondanks deze slappe afsluiter vormen Nils Frahm en Anne Müller op 7fingers een gouden duo, dat hopelijk nog vaker zal samenwerken. Fans van Max Richter en Johann Johannsson zounden de plaat zeker eens moeten proberen.
Sandra de Haan
Deerhoof - Deerhoof vs. Evil
*****
(Polyvinyl / Sonic Rendezvous)
De avantrockband Deerhoof is alweer aan plaat nummer elf toe. Altijd weer een verrassing: de band heeft de laatste jaren steeds meer twee gezichten gekregen die om voorrang lijken te strijden. Welke kant zou het deze keer gaan winnen? De eerste platen stonden nog vol rauwe gitaarnoise en improvisaties. Rond 2005 sloop er steeds meer pop tussen de noise en ingenieuze ritmes door. Ongepolijst livegeluid maakte steeds vaker plaats voor een gelaagde studioaanpak met toegevoegde synthesizers, bellen, sambaballen en ander speelgoed. De kinderlijke vrolijkheid en meezingbare liedjes leverden een snel groeiend aantal fans op. Deerhoof citeert graag uit allerlei genres: punk, postrock, seventies-rock, modern gecomponeerd en zelfs van een zoet popliedje zijn ze niet vies. Soms combineren ze meerdere genres in één nummer. Met een fijn gevoel voor humor namen ze zelfs een onvervalst bluesrocknummer op (een van de vier bonustracks op de Japanse persing). De nieuwe plaat opent met veel ruimte voor Matsuzaki’s charmante vocalen. Behold a marvel in the darkness kan bijna doorgaan voor een kinderliedje, totdat de noisegitaren weer losbarsten.

Na jaren lang elk jaar een plaat uitbrengen heeft de band uit San Francisco nu twee jaar de tijd genomen voor dit album. Het anarchistische gitaarhakwerk van John Dieterich en Ed Rodriguez, het gepiep van bassiste Satomi Matsuzaki en het speelse drumwerk van Greg Saunier hebben nog nooit zo’n breed palet aan sferen en geluiden opgeleverd als op Deerhoof vs. Evil. Het contrast tussen het flamencogitaarliedje No asked to dance en de rauwe noise van Let’s dance the jet is enorm. Secret Mobilisation is met een rechtdoor vierkwartsmaat en simpele akkoorden het meest toegankelijke nummer dat ze tot nu toe hebben uitgebracht. Slotnummer Almost everyone, Almost everyone klinkt bijna even zoet en synthetisch als Blonde Redhead anno 2010: geen gitaren maar alleen synthesiszers en zang. Alles bij elkaar een licht disoriënterende ervaring. Maar wat voor toer ze ook op gaan, de herkenbare Deerhoof-aanpak houdt alles bij elkaar. En wat zitten er weer een parels tussen! De single Super duper rescue heads is zeker één van hun beste nummers ooit. Conclusie: de strijd tussen toetsen en electronica versus gitaarherrie is nog onbeslist. En gelukkig maar! Deerhoof blijft hierdoor even onvoorspelbaar als geniaal. Elke dag een ander nummer valt alvast te alvast horen op Global Album Leak totdat de plaat 25 januari uitkomt.
Sandra de Haan
Ensemble - Excerpts info
*****
(Fat Cat Records - Bertus)
Ensemble is het project van de in Montreal wonende Olivier Alary. De van oorsprong Franse componist maakt muziek waarin folk, postrock en electronica gecombineerd worden met een orkest. Ensemble zit daarmee tussen modern klassiek en pop in. Hij schreef stukken voor films, documentaires en voor exposities in grote musea. Op zijn vorige plaat werkte hij samen met Cat Power en Lou Barlow. Ook had hij een flink aandeel in Björk’s Medúlla. Zijn nieuwe album Excerpts heeft als thema verlangen naar het verleden en is daarom geheel akoestisch opgenomen (geen software of sampling). Ook de wals Valse des Objets Trouvées en de strijkkwartetjes klinken nostalgisch. De hoesfoto van een rommelig interieur is goed gekozen: het verleden spat er vanaf. De strijkers en fluiten zorgen niet zoals op platen van Sufjan Stevens voor vuurwerk, maar de lang uitgesponnen tonen leggen een melancholieke deken van geluid neer. Things I forget is met fluisterende stemmen en uptempo violen een van de opvallender stukken.

Zodra de bedaarde stem van zangeres Darcy Conroy inzet krijgt het geheel meteen een draai richting het Franse chanson. Engels en Frans wisselen elkaar af, wat een afspiegeling is van het leven in Montreal. Het persbericht noemt Conroy’s stijl insouciant. Vlak en expressieloos komen helaas meer in de richting. Les siasons viennent is zelfs ronduit slaapverwekkend. Alary zingt soms ook zelf, maar al even vlak als Conroy. De instrumentale gedeelten zijn daarom het meest geslaagd. In En attendant l’orage schudt een electrische gitaar met distortion de boel op, wat dit het meest postrock-achtige nummer maakt. Maar echt spannend wil de plaat maar niet worden, ondanks titels als ‘storm’ en ‘lawine’. Een van de betere nummers is Envies d’Avalanches waarin piano en snaredrum elkaar opjagen, gevolgd door opzwepende strijkers en zelfs Alary legt hier net even wat meer vuur in zijn stem. Pas als de plaat bijna is afgelopen wordt het onverwacht spannend. Het dissonante slotnummer Before night is echt prachtig. Deze herinnering aan het oudere werk van het moderne kamerorkestje Rachel’s had best wat langer mogen duren. Wakker blijven tot het einde dus!
Sandra de Haan
Trish Keenan (zangeres van Broadcast) overleden.
14-01-2011 00:00
Op 14 januari is de koningin van de Britse electropop overleden aan complicaties na een longontsteking. Warp zette een korte verklaring op de site. De band uit Hungerford (voorheen Birmingham) heeft een grote invloed gehad op het electropopgenre in binnen- en buitenland. In hun rockbandgeluid had electronica een hoofdrol. De abstracte geluiden gaven de band een sci-fi-sfeer, met vocalen zwaar beïnvloed door de jaren 60. In hun tienjarig bestaan hebben ze platen gemaakt die nog lang mee zullen gaan. Luister naar Come on, let's go van hun tweede album The noise made by people en je begrijpt waarom. Ook de Stereolab-achtige single Pendulum van het album Haha Sound uit 2003 blijft een favoriet. Boegbeeld Trish Keenan werd door de pers soms als ijskoningin neergezet vanwege haar ongenaakbare uitstraling en kraakheldere koele stem.

Na enkele platen met echte popliedjes waren er de laatste jaren ook steeds meer uitstapjes naar puur electronische muziek, uitgegeven op bijvoorbeeld de twee 3” cd's Microtronics. Bij het laatste project samen met The Focus Group, getiteld Investigate witch cults of the radio age lieten ze het liedje zelfs bijna helemaal los. De collage-aanpak met veel verwijzingen naar psychedelica uit de jaren 60 staat vrij ver af van hun eerdere werk. De rol van Keenan bestond hier meer uit couleur locale dan uit de hoofdrol die ze voorheen had. Experimenteren met geluid werd belangrijker dan liedjes schrijven, wat verdeelde reacties opleverde onder de fans. Roj Stevens (keyboards) en Tim Felton (gitaar) waren al eerder uit de band gestapt. Broadcast bestond vanaf 2005 uit James Cargill (bas) en Keenan. De halvering van de band bracht hun voortbestaan niet in gevaar: Keenan was met haar unieke stem immers de spil van de band. Nu zij is weggevallen lijkt de bodem onder Broadcast te zijn weggeslagen. We zijn benieuwd wat James Cargill nu gaat doen. Als hij ooit nog iets gaat doen na het verwerken van dit verlies.
*****
(Luaka Bop / Bertus)
Gitarist Steve Marion mag dan met z’n bandmaatjes in de bossen ergens buiten New York wonen, hij hangt graag in Brooklyn rond en dat is goed te horen. Zijn springerige gitaarrock sluit naadloos aan bij de hippe en vruchtbare Brooklyn-scene, waar ook MGMT en Yeasayer (waar hij voorprogramma voor was) deel van uitmaken. Zijn debuutalbum Wondervisions doet vanwege de ongewone ritmiek en percussieve manier van spelen vooral denken aan Dirty Projectors, met één duidelijk verschil: Marion zingt niet, wat oehoe’s en lalala’s daargelaten. Het gaat hem duidelijk om de sound en die is zeker opvallend te noemen. Het gitaargeluid wordt vaak op zo’n manier vervormd dat het als een synthesizer klinkt, of een mengvorm van toetsen en snaren. Vrolijke catchy riffs worden afgewisseld met behoorlijk dwarse passages. Het neurotische Butterfly doet zelfs een beetje aan Captain Beefheart denken. Ook noemt hij Stevie Wonder als inspiratiebron, maar dat hoor je eigenlijk alleen in het titelnummer Wondervisions terug. De plaat lijkt uit te nodigen tot dansen, maar al snel struikel je over de ene na de andere rare break. Of hij schakelt plots over op een lieflijke akoestische gitaartokkel.

Marion kan erg aanstekelijke rock nuggets schrijven, maar de twaalf korte stukken missen wel een beetje kop en staart. Zonder zang klinken de tracks als schetsen die nog op weg naar een liedje zijn. Er is niet makkelijk een memorabel nummer te ontdekken. Wondervisions klinkt bij een eerste luisterbeurt daardoor als los zand, maar na een paar keer draaien blijkt de plaat een echte groeier. De onconventionele structuren hebben even hun tijd nodig, maar geven dan ook veel moois prijs. Hoe vaker je deze plaat hoort, hoe minder je een zanger mist. Wondervisions komt half februari uit en is een intrigerende plaat.
Sandra de Haan
Dustin Wong - Infinite Love
*****
(Thrill Jockey / De Konkurrent)
Gitarist Dustin Wong richtte in 2005 de punky artrockband Ponytail op. De vooral live erg populaire band uit Baltimore is inmiddels uit elkaar. Hij speelde nog een tijdje in Ecstatic Sunshine, maar besloot toch solo verder te gaan. In 2009 kwam zijn eerste soloplaat uit bij Thrill Jockey en de workaholic komt nu alweer met opvolger Infinite Love. Een dubbel-cd met als extraatje een zelf opgenomen dvd, want hij volgde ondertussen ook een filmstudie. De plaat bevat slechts twee tracks, getiteld Brother en Sister. Ze zijn hier geheel te beluisteren. Twee keer 40 minuten hypnotiserende gitaarpatronen, slechts heel af en toe aangevuld door een drummachine. Omringd door een batterij pedalen zet hij een prachtig orkestraal geluid neer dat zo gevarieerd is dat 40 minuten gek genoeg niet te lang is. Loops, delays, distortion en digitale effecten zorgen voor een voortdurende veranderende klankkleur en sfeer.

De fingerpickingmelodieën lopen zonder breaks organisch in elkaar over. Akkoorden spelen, daar doet Wong niet aan. Zijn stijl doet erg denken aan zowel de mathrockers van Don Caballero (waar hij ooit mee toerde) als Pullman en David Pajo (Papa M). Maar waar Don Caballero de neiging had te ontsporen in technisch vertoon, laat Wong spierballenvertoon gelukkig achterwege. Zijn punkverleden heeft hij met deze plaat achter zich gelaten. Ruim baan voor subtiele en uitermate sfeervolle gitaarweefsels, waarin invloeden doorklinken van grootheden waar hij vroeger al naar luisterde zoals Brian Eno, Jimi Hendrix en John Fahey. Zijn liefdesverklaring aan de gitaar is hier en daar wel ietsje te infinite, maar dat mag de pret niet drukken.
*****
(Voodoo Funk Academy / Clear Spot)
In de jaren 60 en 70 werd er ook in Afrika flink op los gefunkt en gerockt. Invloeden van vooral Amerikaanse bands werden gemengd met de eigen muzikale tradities en instrumenten. Dat leverde steevast een feestelijke mix op van funk, jazz, rock, soul, samenzang en psychedelica. Het Keulse label Analog Africa heeft al heel wat Afrikaanse juweeltjes herontdekt en op verzamel-cd’s uitgebracht (zie nummer 91 van Zone 5300). Het zendingswerk is geslaagd: Afro-beat uit de sixties is hot. Geen wonder dat ook andere labels daarop inspringen en zelf op expeditie gaan, op jacht naar meer goud van oud. Want Afrika is groot.

Frank Grossner, dj van het label Voodoo Funk Academy, ontdekte op reis door West-Afrika in Accra opnames van The Psychedelic Aliens. Dankzij hem is nu het repertoire van deze Ghanese band op cd uitgebracht. De band werd in ’68 opgericht en was een van de populairste acts in de regio. Ze traden ook op in Nigeria, Togo en Benin. Ze hebben blijkbaar maar 8 nummers op kunnen nemen want de plaat bevat alle opnames die te traceren waren. Hun live set zal ongetwijfeld langer geweest zijn. The Psychedelic Aliens spelen rock en soul met een duidelijke liefde voor Jimi Hendrix. Het wah wah-pedaal wordt in de meeste nummers gebruikt. Vooral Extraordinary Woman had bijna een Hendrix-cover kunnen zijn, vooral door de zang. Toch is de band niet zo indrukwekkend als de groepen die Analog Africa verzamelde op bijvoorbeeld Afro Beat Airways. Het jazzy orgelspel is wel erg goed, maar de zang is wat zwak. Toch zal de echte Afro-beatfan van deze 23 minuten tropische rock zeker genieten.
*****
(Fire Records - Bertus)
Dit gezelschap uit Tucson Arizona heeft sinds 1985 al zo’n vijfentwintig platen gemaakt zonder in Europa ooit echt een grote naam te worden. De afsplitsing die Calexico heet en muzikaal uit ongeveer hetzelfde vaatje tapt is inmiddels bekender dan Giant Sand zelf, maar zanger Howe Gelb en zijn steeds wisselende band gaan stug voort. Hun mix van Americana, alternatieve country en roots rock dringt zich niet op, maar is wel sfeervol, herkenbaar en erg goed geschreven en gespeeld. Ook deze plaat zal waarschijnlijk weinig beroering veroorzaken in Europa, maar de fans kunnen weer genieten van veertien doorleefde luisterliedjes in herfstkleuren.

Giant Sand heeft inmiddels samengewerkt met een indrukwekkende rij namen, waaronder Vic Chesnutt, Victoria Williams, PJ Harvey, Jello Biafra, Isobel Campbell en Lisa Germano. Op dit album is de special guest Lorna Kelly, die het Cat Power-achtige countryduet Lucky Star Love met Gelb zingt. De man is inmiddels van middelbare leeftijd en begint Blurry Blue Mountain met terugkijken naar het verleden. Zijn lage stem met hier en daar een zucht klinkt op zich al vrij melancholisch en de tekst van opener Fields of green versterkt dat nog eens. ‘They’ve been killing off my heroes since I was seventeen / Some have disappeared so mysteriously, never to be seen / When finally hitting forty the losses seem to quicken / That what doesn’t kill you really does make you stronger / Now that I’m well over fifty and the longest hours move so swiftly / Such young fresh folk look to me as pathfinder’. Toch is dit geen depri plaat. Ironie, warmbloedige poëzie, grappige levenswijsheden en zelfrelativering zijn ruim voorhanden. Op Chunk of coal mompelt hij bij een jazzy pianopartij voor zich uit, begeleid door drums met kwastjes, bluesy gitaartokkels en af en toe een viool. Een overstuurde electrische gitaar zorgt af en toe door de hele plaat heen voor wat opschudding. Het verschil tussen Chunk of coal en het vuig rockende Thin line man is enorm, maar toch zorgt het typische Giant Sand-geluid (inclusief lapsteel) ervoor dat alle tracks een geheel vormen. Time Flies is het meest jazzy nummer van de plaat met erg fijn pianospel en de hoopvolle tekst: ‘Time flies / so do I / into the next decade’. Gelb lijkt er gelukkig nog niet aan te denken met pensioen te gaan.
Sandra de Haan
Royal Baths - Litanies info
*****
(Woodsist / De Konkurrent)
Deze garagerockers uit San Francisco houden van lekker ouderwets. Ze maken er ook geen geheim van waar ze hun inspiratie vandaan halen: The Stooges, The Velvet Underground en east coast psychedelica. Vooral Sitting in my room doet erg denken aan The Stooges anno 1969. Inspiratie halen ze duidelijk ook uit andere zaken. Sitting in my room is tamelijk expliciet: ‘What are you gonna do till the morning comes? I’m in my room, here I am / And I’m too high to go to bed / What’re you gonna do till the morning comes / What’re you gonna do till then.’ Ze zetten er vervolgens nog een sitar onder (of iets dat erop lijkt) en het retroplaatje is compleet. Toch komen ze weg met hun gedweep met het verleden want hun debuutplaat klinkt toch wel erg lekker.

Een beetje jammer is alleen dat de zanger zo slaperig en onvast klinkt. Een zanger met wat meer persoonlijkheid en power achter de microfoon zou beter zijn geweest. Nikki don’t is wat luchtiger van toon en heeft meer een Sonic Youth-sfeer. I detest klinkt nog het meest als The Stooges, al is het wel een stuk trager. De lo fi opnames klinken behoorlijk zompig en log. De ritmesectie klinkt alsof ze door een modderig aardappelveld aan het stampen is. Drugs waren blijkbaar ruim voorhanden. Toch is er wel degelijk sprake van een eigen Royal Baths-geluid. Ze combineren de druggy garagesound namelijk met vrolijk galmende oohoo’s en aha’s van de psychedelische bands aan de east coast van veertig jaar geleden. Dat maakt de plaat heel genietbaar. Wie vroeger Guv’ner en The Jesus & Mary Chain draaide kan Litanies waarschijnlijk wel waarderen.
*****
(Fat Cat / Bertus)
Middelpunt van dit folky gezelschap is de New Yorkse zangeres Meredith Godreau. Haar hoge fluweelzachte stem doet in combinatie met de sprankelende gitaarcomposities vol breaks veel aan Mice Parade denken. Verrassend is dat niet want de frontman van Mice Parade, percussionist-gitarist Adam Pierce en collega Rob Laakso hebben eraan meegewerkt. Leche is Godreau’s derde album en opgenomen in haar huiskamerstudio, wat een iets ongepolijstere plaat opleverde dan Moenie and Kitchi van twee jaar geleden. Met opener For the best begint het album sterk. De 12 veelal melancholieke liedjes worden door Godreau nog even toegelicht: ‘The idea behind the album was about travelling, both physically and psychologically. Observing many places, people and behaviours, but always from a distant perspective, never directly involved. Personal change and growth was a major influence on the album.’ Dat mag dan wat esoterisch klinken, er is niet echt een link te leggen met deze gewoon fijne folkpopplaat.

Haar honingzoete stem gaat helaas halverwege wel wat tegen staan vanwege de beperkte variatie in de altijd maar ingehouden en lievige manier van zingen. Nergens wordt eens stevig uitgehaald. De enigszins vergelijkbare Kate Bush en Joanna Newsom hebben wat dat betreft meer reikwijdte en power, waarmee ze een stuk langer blijven boeien. In Soulgazing waan je je bijna in een nummer van de behaagzieke Natalie Imbruglia (!). Dat je toch blijft luisteren is vooral te danken aan de muzikanten die ze om zich heen heeft verzameld. In de prachtige composities met harpen, strijkers, fijn drumwerk en sfeervolle fingerpicking ontdek je elke keer weer nieuwe dingen. Echt een plaat die je vaker moet horen. De stukken gaan van verstilde mijmeringen naar vrolijke popliedjes als Olly olly oxen free. Een van de mooiste nummers is het trage A century is all we need, dat een beetje aan de Schotse bard Alasdair Roberts doet denken. Het heeft niet meer nodig heeft dan gitaar en stem. Leaves is met vibrafoon en complexe jazzpercussie het meest in Mice Parade-stijl. De bakvissentekst ‘I, I, love, love the way you look at me’. I, I, cry, cry, when you turn to leave’ neem je dan maar voor lief. Want hoedanook is Leche een veelzijdige plaat die nog best eens lang mee zou kunnen gaan.
*****
(Jagjaguwar / De Konkurrent)
De mannen van indie-folkband Bon Iver maken meer liedjes dan ze in hun band kwijt kunnen. Hun debuut For Emma, forever ago (2008) leverde hen al snel veel fans op die waarschijnlijk ook Midlake, Jason Molina en Sufjan Stevens in de kast hebben. Vooral in de VS zijn de laatste jaren nogal wat akoestische new folk-bands actief. Bon Iver behoort niet tot de freakfolk-scene, maar gaat voor goed geschreven liedjes zonder franje. En werkelijk prachtige samenzang. In 2009 brachten ze de ep Blood bank uit en daar is het tot nu toe bij gebleven. Frontman Justin Vernon had het namelijk druk met twee andere bands: GAYNGS en Volcano Choir. Fans van Bon Iver zouden het prachtige Volcano Choir-album Unmap zeker eens moeten proberen.

Sean Carey zingt in Bon Iver, drumt en speelt piano. Ook hij is nu een zijpad ingeslagen met een solo-album. Op All we grow gaat hij wat experimenteler en minder liedjesachtig te werk dan in Bon Iver. Hoofdrollen zijn deze keer voor zijn hoge zachte stem en soms minimalistische pianopartijen. Een subtiel album met verstilde composities die hier en daar aan de latere Talk Talk doen denken. Een beetje somber is het wel, maar dat past goed bij zulke intense muziek. De drumpartijen dringen zich niet op maar zitten wel behoorlijk geraffineerd in elkaar als je erop let. Dat zal vast het gevolg zijn van een geschoolde achtergrond in klassieke percussie. Af en toe komen er ook noisy gitaarimprovisaties langs, blazers en vibrafoon. Het stevig rockende Action valt daarmee op een prettige manier wat uit de toon. Prijsnummer In the dirt is van een schoonheid die je niet glad vergeet. Je kunt het hier beluisteren. All we grow is een beetje introverte plaat, die naarmate je hem vaker hoort, steeds meer indruk maakt.
Bouw je eigen twaalfsnarige Moodswinger onder leiding van Yuri Landman. Het Rotterdamse podium voor avantgardistisch entertainment heeft weer eens iets bijzonders in de aanbieding. Op zaterdag 23 en zondag 24 oktober kun je er tijdens The Home Swinger DIY Workshop je eigen snaarinstrument bouwen onder leiding van niemand minder dan Yuri Landman. Landman bouwde snaarinstrumenten voor onder andere Liars, Blood Red Shoes, The Dodos, Sonic Youth, het Kronos Ensemble en Jad Fair. De workshop is echt niet alleen voor techneuten. Je hoeft geen praktische of theoretische voorkennis te hebben.

Wat is een Moodswinger? 'De Moodswinger is een twaalfsnarig electrisch instrument, waarbij door middel van een extra verplaatsbare brug de klank van het snaarinstrument verandert in klok- of bel-achtige geluiden. De techniek is gebaseerd op het werk van Glenn Branca en de met schroevendraaier geprepareerde gitaren van Sonic Youth. Ook bekend van Harry Partch, die het verwerkte in zijn Kitara-instrumenten,' aldus Landman. Hij ontwikkelde een speciaal toonsysteem met kleurindicaties waarmee de theorie achter de werkwijze van zijn voorgangers duidelijk in kaart gebracht wordt.

De tweede dag van de workshop wordt aan het voorbereiden van de presentatie gewijd. Die vindt plaats op zondagmiddag om 16:00 uur in het WORM gebouw en is gratis toegankelijk voor iedereen die nieuwsgierig is naar hoe zo'n ding nou klinkt. Je kunt je opgeven bij lukas@wormweb.nl. Workshopdata: zaterdag 23 / 12:00 - 16:00 uur en zondag 24 / 12:00 - 16:00 uur. Kosten: € 120 (inclusief materiaal). Na afloop kun je je eigen Moodswinger mee naar huis nemen. Adres: Achterhaven 148 (Delfshaven).

*****
(Fat Cat / Bertus)
Na drie jaar radiostilte komt percussionist Adam Pierce met zijn band Mice Parade eindelijk met een nieuwe plaat. De opzwepende mix van sprankelende gitaarweefsels en complexe drumpartijen heeft al een handvol mooie platen opgeleverd. Mokoondi (2001) bestond nog uit puur instrumentale stukken die soms Afrikaans van sfeer waren en mag een (voorlopig) hoogtepunt heten. Op Aubrigado Saudade (2003) begonnen de nummers al diverser van stijl te worden, van rock tot jazzy akoestische intrumentals. Ook werd er steeds vaker gezongen. Bem-Vinda Vontade (2005) was nog liedjesachtiger. Nieuw waren de synthesizer en vibrafoon. Deze plaat kon nog wel voor veelzijdig doorgaan maar vormde toch een geheel. Hetzelfde geldt voor Mice Parade (2007), dat naast kabbelende gitaarliedjes à la Tunng ook stevig rockende passages kent.

Maar veelzijdigheid kan ook uit de hand lopen. Op What it means... lijkt de band in een identiteitscrisis te zijn beland. Openingsnummer Kupanda is Afrikaans van sfeer met de Swahili zanger Somi en Koraspeler Abdou. Zeker één van de fijnste tracks. Maar de plaat lijkt hoe langer hoe meer op een verzamel-cd met bijdragen van verschillende bands. Vooral Mallo Cup is curieus: het rockt en scheurt als een regelrechte kruising tussen Sebadoh en Dinosaur Jr. Dan is het weer jazzdrums en flamencogitaar. Experimenteren valt natuurlijk te prijzen, maar de samenhang is op deze plaat ver te zoeken. Mice Parade telt nu zo’n zes leden, waaronder Doug Scharin (de fenomenale drummer van HiM), de klassieke gitarist Dan Lippel en Dylan Cristy (The Dylan Group). En dan haalt hij er ook nog leden van de Japanse bands Clammbon en Toe bij. Net als op vorige platen komt de kinderlijke en mierzoete fluisterstem van Kristin Anna Valtysdottir (Múm) af en toe langs. Je moet ervan houden. De zang is niet de sterkste kant van Mice Parade, wie er ook achter de microfoon staat. Het unieke Mice Parade-geluid komt het beste tot zijn recht in de instrumentale stukken. De drummers Pierce en Scharin zijn de spil waar alles om draait. Blijkbaar waren ze uitgekeken op lange hypnotische intrumentals en wilden ze gewoon eens lekker rocken. Moet kunnen. Maar moet het ook allemaal op één plaat? Hopelijk was dit maar een tijdelijke vlaag van besluiteloosheid. Aan het talent van Pierce en de zijnen kan het toch niet liggen.
*****
(Young God Records / De Konkurrent)
Michael Gira zette in 1997 een punt achter zijn post-punk noisegroep Swans, met de liveplaat Swans are dead als afsluiter. Tijd voor andere dingen: zijn label Young God Records runnen en... gewoon doorgaan met muziek maken. Onder de naam Angels Of Light maakte hij nog vijf platen. Begin 2010 viel er op zijn website plots te lezen: ‘Swans are not dead’. Een reunie? Die vraag had Gira natuurlijk allang aan zien komen sinds de ene na de andere oudere rockster weer het podium beklimt. Gira: “This is not some dumb-ass nostalgia act. It is not repeating the past. THIS IS NOT A REUNION”. Het is maar dat u het weet. Voor het geld deed hij het in ieder geval niet: om de opnames te kunnen bekostigen moest hij eerst de soloplaat I am not insane uitbrengen.

De bezetting: de oude bekenden Norman Westberg en Christoph Hahn op gitaar, drummers Phil Puleo (Cop Shoot Cop) en Thor Harris (Angels, Shearwater) en wat vers bloed: Bill Rieflin (Ministry) en Grasshopper (Mercury Rev). Het woord reunie mag dan verboden zijn, wie de groep gevolgd heeft kan rekenen op een zeer vertrouwd klinkende bak herrie. Opener No Words/No Thoughts begint met kerkklokken en zet al snel alle suizen open met een geluidsstorm van dik negen minuten. Saai is het niet, maar niet iedereen zal er tegen kunnen. Ook de thematiek is onveranderd: de donkerste kanten van de menselijke psyche, dood, pijn, liefde, zonde en religie. Een piano mishandelen was ook geen punt. Michael Gira is ouder geworden, maar niet milder. De songtitel You fucking people make me sick is Gira ten voeten uit, al zingt hij dit lied best op een aangename manier, begeleid door een akoestische gitaar. Reeling the liars in zorgt met gospelgezang voor een contemplatief moment. Het atonale beukwerk van Eden Prison is een goed voorbeeld van Gira’s muzikale opvatting: het moet pijn doen, anders heeft het geen zin. Inside Madeline begint met niets ontziende noise, maar gaat na 4 minuten abrupt over in een bijna lieflijk folkliedje. Swans maakt goed gebruik van contrasten, waardoor de aandacht ondanks de soms lang doorbeukende eentonige akkoorden niet snel verslapt. Gira’s driejarige dochtertje neemt ook nog een zangpartij voor haar rekening. En Devendra Banhart (ook uitgegeven door Young God) heeft in het weldadig kalme slotnummer Little mouth een klein bijrolletje. Juist omdat de plaat ook subtiele momenten heeft is My father... een zeer geslaagde plaat. Swans zijn nog altijd een groep om rekening mee te houden.
*****
(4AD / V2)
De nieuwe plaat van het New Yorkse trio Blonde Redhead is behoorlijk wennen, om maar met een understatement te beginnen. Penny Sparkle staat zó ver af van de explosieve gitaarrock waar ze in 1995 mee debuteerden dat het nauwelijks dezelfde band lijkt. Alleen het hoge kinderstemmetje van gitariste Kazu Makino is nog herkenbaar. Vroeger klonk ze soms alsof ze tijdens het zingen gewurgd werd, nu zingt ze vooral zacht, lief en saai. De geleidelijke overgang van gitaren naar synthesizers doet een beetje aan de carrière van Cocteau Twins denken, maar Makino is bepaald geen Liz Frazer. Elke plooi is eruit gestreken, iets dat nog meer geldt voor de muziek.

Misery is a butterfly was hun eerste plaat bij het 4AD-label in 2004. Toen klonken ze al beduidend gladder, maar nu is er echt geen scherp randje meer te horen. Exit dissonanten en spannende breaks. De gitaren en drums van Amadeo en Simone Pace zijn verdwenen. Dromerige synthesizers en computerbeats voeren de boventoon. Wat het aandeel van de tweelingbroertjes in het geheel is geweest valt moeilijk te zeggen, al hoor je één van de twee wel zingen in Will there be stars. Omgeschoold tot toetsenist en knoppendraaier? De oorzaak ligt ongetwijfeld bij het inhuren van de Zweedse producers Henrik von Sivers en Peder Mannerfelt, die gespecialiseerd zijn in elektronica. Electronische muziek kan natuurlijk best spannend en avontuurlijk zijn, maar op deze manier dus niet. Maar misschien maken ze in plaats van spannende rockmuziek nu gewoon liever huiskamermuzak voor veertigers met een burn-out. Dat kan natuurlijk ook. Iets nieuws proberen is beter dan jezelf vijftien jaar blijven herhalen, maar deze stap is onbegrijpelijk. De vermoeide zuchtzang van Makino en de voortkabbelende beats met veel galm werken in ieder geval goed als slaapmiddel. Maak me maar weer wakker als ze klaar zijn.
*****
(Monika / De Konkurrent)
De Berlijnse Barbara Morgenstern heeft met haar keyboards, laptop en zachte stem nu vijf prachtige soloplaten gemaakt. Sfeervolle melodieuze electropop met een heel herkenbaar eigen geluid. Ze remixt haar eigen werk, maar ook dat van anderen regelmatig, wat nog zeven EP’s opleverde. Met Fan No.2 is er nu voor het eerst een verzamel-cd. Tien van de dertien tracks komen van de platen Vermona, Fjorden, Nichts Muss, The grass is always greener en BM. Deze dwarsdoorsnede is een prima kennismaking voor wie haar nog niet kent. Voor wie alles al heeft is het minder interessant. De koningin van de Duitstalige electropop gaf met kroontjes aan welke nummers nog niet eerder uitgebracht waren: de laatste drie. Die vormen samen de EP Fan No.2 en zijn voor haar doen wat middelmatig. Daarnaast zijn ook de pianoversie van The Operator en een remix van Der Augenblick nieuw. De cover van Blackbird van The Beatles is zelfs ronduit saai. Bij gebrek aan inspiratie had ze er misschien beter voor kunnen kiezen even niets uit te brengen. Hopelijk was deze zelfrecycling slechts een dipje en komt ze straks weer met een volwaardige nieuwe plaat.
*****
(Asthmatic Kitty / De Konkurrent)
In tien jaar tijd heeft de Amerikaanse multi-instrumentalist Sufjan Stevens al negen platen gemaakt. De folky gitaarliedjes kregen jaar na jaar een steeds complexere orkestrale aankleding. Met het groots opgezette project The BQE leek workaholic Stevens verder dan ooit verwijderd van zijn eerdere singer-songwriterwerk. Modern klassiek zonder gitaren of digitale fratsen maar met blazers, strijkers en piano. Hij liet zich inspireren door de Brooklyn-Queens Expressway, een controversiële snelweg die de stadsdelen Brooklyn en Queens in New York doorkruist. Op het New Yorkse Next Wave Festival van 2007 was dit film- en muziekproject voor het eerst te horen. In 2009 werd het op cd uitgebracht. De chaotische drukte van de snelweg is (inclusief getoeter) mooi in muziek gevangen. Even leek hij zich deze keer te beperken tot strijkers, piano en blazers, maar na twintig minuten kon hij het toch niet laten: in Movement IV: traffic shock zijn de computerbeats weer terug. En hoe!

Zijn nieuwe plaat The Age of Adz is zojuist verschenen. Ook hier de bekende optelsom van strijkers, digitale beats, fluiten, blazers, piano, gevoelvolle solozang en veel koren. Vaak allemaal tegelijk en behoorlijk up-tempo. Hij weet wat hij kan en heeft duidelijk geen zin gehad zich te beperken. Integendeel: Stevens wil juist meer! De opzwepende golven strijkers en fluiten doen soms denken aan Amerikaanse filmsoundtracks uit de jaren vijftig waarin zeilschepen in stormen vol donder en bliksem vergaan. Onbedoeld een toepasselijke associatie: hoe knap bedacht de composities namelijk ook zijn, het geheel dreigt onder zijn eigen gewicht te bezwijken.

Door track nummer twee Too much te noemen lijkt hij zich daar bewust van te zijn, al kan het nummer ook best ergens anders over gaan; de teksten zijn lastig te volgen omdat ze vaak wegvallen in het sonische geweld. Hoeveel fluitriedels kan een Sufjan Stevens-fan verdragen? Veel, maar er zijn grenzen. I Want To Be Well is met dik 6 minuten een aanslag op het uithoudingsvermogen van de luisteraar. Met het gebruik van galm op de zang is hij ook niet bepaald zuinig geweest, wat het geheel nog bombastischer maakt. Een beetje zoet ook, als je daarbij een paar keer 'I'm so in love' zingt, met de dramatische inslag van een Marco Borsato. Stevens dreigt een karikatuur van zichzelf te worden. Zijn ambities zijn met hem op de loop gegaan, met een draak van een plaat als resultaat. Toch is hij één van de interessantere songschrijvers van deze tijd, waardoor je toch nieuwsgierig blijft naar zijn volgende project.
Sandra de Haan
I do I do - More light info
*****
(eigen beheer)
Vier indierockers uit Gent hebben hun band I Do I Do genoemd. In een band spelen is immers ook een soort huwelijk als je het serieus aanpakt. En dat doen ze nu al zes jaar. De band oogstte in 2006 veel lof met de vlammende gitaarplaat None. Hoe goed de plaat ook was, de hoekige composities leken nog wel erg op die van het Amerikaanse Come. Na None voegde ex-Karate-bassist Jeff Goddard zich bij de band. Dat hij zich er thuis voelt is begrijpelijk; de vele breaks en soms wat jazzy nummers doen, vooral in het titelnummer, wel een beetje aan Karate denken. More Light laat duidelijk horen dat de band gegroeid is. De tracks zijn gevarieerder en het geluid opener. De brabbelende peuter op de achtergrond in het slotnummer illustreert mooi dat de band in een nieuwe fase zit. Met het ouder worden wil je wel eens wat vaker rust aan je hoofd, ook in de studio. Gitarist Stefaan Decroos ruilt zijn elektrische gitaar regelmatig in voor een akoestisch exemplaar, waar hij werkelijk prachtige fingerpicking-melodieën uit tovert. Het uit Amerika overgewaaide postrock-genre is inmiddels wel een beetje geweest. Maar de liefde voor Amerikaanse muziek is bij I do I do duidelijk gebleven, nu in de vorm van traditionele volksmuziek als bluegrass, country en blues. Ze hebben ongetwijfeld naar John Fahey geluisterd, maar ook de invloed van een hedendaagse gitaargrootheid als Jim o’Rourke hoor je erin terug. Impure had zo op o’Rourke’s plaat Bad timing kunnen staan. Decroos’ prachtige gitaarspel steekt met kop en schouders uit boven zijn nogal vlakke stijl van zingen. Vooral de akoestische instrumentals smaken naar meer. Als er evenveel overtuigingskracht in de zang gelegd kon worden zou de band vast op nog meer succes kunnen rekenen dan ze nu heeft.

Puntenaftrek scoren ze helaas met het amateuristische hoesje in zompige kleuren met tekeningen van achtergrondzangeres Isolde Roose. Kleine bands laten wel vaker een vriend of vriendin de hoes ontwerpen. Dat kan natuurlijk best professioneel artwork opleveren, maar soms ook niet. En dan legt het kritische oordeel het vaak af tegen de vriendschap. Resultaat: klungelige tekeningen en flets design van Decroos zelf. Maar gelukkig gaat het om de muziek, die gewoon erg fijn is. More light is niet in de platenzaken te vinden, maar wel te bestellen via hun website: www.i-do-i-do.be.
Sandra de Haan
Zea - The Beginner info
*****
(Makkum Records / Clear Spot)
Sinds medebandlid Remko Muermans in Rusland woont is Zea een eenmansband. Gelukkig heeft de Amsterdamse zanger en multi-instrumentalist Arnold de Boer meer dan genoeg energie en ideeën voor twee. Opener Song for electricity gaat er meteen in volle galop vandoor met springerige electrobeats, gitaar en keyboards. Alsof je een emmer leeg giet. The Beginner klinkt lekker brutaal, eigenwijs en DIY. Ook erg jaren ’80: Zea combineert de vrolijkheid van Eton Crop met de puntigheid van Wire. Natuurlijk had deze plaat toen niet gemaakt kunnen zijn vanwege de prominente rol van elektronica. En solomuzikanten die een compleet bandgeluid neer zetten bestaan ook pas sinds laptops op het podium gemeengoed zijn. Vijftien liedjes komen in hoog tempo voorbij. Arnold de Boer’s ongeremde fantasie heeft een aanstekelijke plaat opgeleverd. Veelzijdig ook; hij laat zich net zo makkelijk inspireren door een Ethiopisch liedje als door punk, wavepop, dance, indierock, blues of zelfs een gedicht van de Vlaamse dichter Eddy van Vliet: Staande ben ik vergeten wat ik dacht toen ik lag. I follow up front is met een erg catchy keyboardpartij alvast een favoriet.

Dat is net Samoai is een pittig punknummer met veel distortion. Bourgeous Blues slaat een heel ander pad in. Voor deze cover van Lead Belly, leende de Boer de tekstversie van The Fall: “I’m in a bourgeois town / I’ve got the bourgeois blues, go spread the news around”. Jaja, engagement! Het kan dus nog, ook in apathische tijden. We’ve got a crisis : “We dance to the sound of sirens / Climate crisis, energy crisis, water crisis, government crisis, media crisis!” Zea heeft net als The Ex in Afrika gespeeld en ook met Afrikaanse muzikanten gewerkt. Zingend en scanderend maakt Arnold de Boer zich druk over de wereld om hem heen, al pakt Zea het luchtiger aan dan de meestal wat bozig klinkende GW Sok. Bij Waitress komen we even op adem met alleen een bluesgitaartokkel en duimpiano. Er gebeurt veel in de propvolle nummers, maar gelukkig wordt niet alles dichtgesmeerd, zodat de teksten goed te volgen zijn. Alles is in het Engels gezongen, behalve 20 cent. De stemsamples van een bedelaar lijken letterlijk uit het leven gegrepen. “Vijfentwintig cent, doe nou niet zo krenterig. Twintig cent, dat kun je toch wel missen, pannenkoek!”. Erg grappig. Zulke eigenzinnige muzikanten zijn de krenten in de pap.
Sandra de Haan
Lazer Crystal - MCMLXXX info
*****
(Thrill Jockey / De Konkurrent)
Hippe (of wanna-be hippe) bands doen er goed aan een foute muzikale stijl te adopteren, inclusief gedateerde cd-hoesjes, kapsels en rare brillen. Je kunt je immers niet onderscheiden met wat door de massa goedgekeurd is. Muziek uit de jaren ’80 is daar zeer geschikt voor. Tortoise, invloedrijk avantjazzrock-collectief uit Chicago, doet daar al jaren aan: tegen de slechte smaak aanschuren met topzware symfonische stukken die op de jaren ’80 leunen. Ook het vergelijkbare Trans Am doet aan bombastische kitsch. Het eveneens uit Chicago afkomstige trio Lazer Crystal komt na twee EP’s voor het eerst met een volwaardige plaat. De titel is het Romeinse cijfer 1980, wat al een duidelijke hint is.

Anno 2010 kun je je natuurlijk niet meer onderscheiden met wat wansmakelijke synthesizergeluiden en galmende ritmeboxen. Die zijn inmiddels alweer bijna mainstream. Dan moet je dus met zwaarder geschut komen. Lazer Crystal heeft dat goed begrepen en pakt dan ook nog net ietsje bombastischer uit dan de concurrentie. Daar hoort ook een mission statement bij: “Lazer Crystal believes that we as humans are at the extreme promontory of the centuries. The human race has reached the moment where we must open the mysterious shutters of the impossible to seek the unknown. We are moving beyond Time and Space toward the absolute, since we have discovered eternal, omnipresent speed. OUR MISSION: 1. To create music that reflects this ideal. 2. To present a multi-colored, polyphonic surf of sound and vision, set to the ritual nocturnal vibrations of its arsenal, to be played as an offering of respite.” Of dat ironie is of niet, dat blijft gissen. Maar je band vernoemen naar een door laserstralen bewerkt blok kristal (kitsch kado bij uitstek) is in ieder geval wel een vondst.

De zanger klinkt (wanneer niet zwaar digitaal vervormd) nogal Brits en doet erg aan Philip Oakey van The Human League denken, maar heeft wel een bijrol. Synthesizers en aanverwante apparaten voeren de boventoon, samen met door elkaar heen lopende pulserende ritmes en bliepjes. Dat ze van Kraftwerk houden is vooral duidelijk in Translation, (we r afraid 4 you). De net wat te vaak opduikende van Kraftwerk geleende robotstem is wel een beetje flauw. Het album klinkt in z’n geheel nogal technisch en topzwaar. Muziek mag best gevoelloos en mechanisch zijn, mits daar genoeg goeie ideeën tegenover staan. Die zijn helaas net te mager. Veel variatie zit er namelijk niet tussen de tien nummers. In club en disco zal MCMLXXX er vast wel in gaan, maar in de huiskamer slaat het makkelijk dood, tenzij u een huiskamerfeestje geeft met een bijpassend pilletje XTC om in de sfeer te komen.
Sandra de Haan
Max Richter - Infra info
*****
(Fat Cat / Bertus)
Richter schreef deze modern klassieke muziek in 2008 voor The Royal Ballet. Gelukkig is er nu ook buiten het Londense Royal Opera House van te genieten. Hij heeft het stuk voor deze cd aangevuld met nieuw materiaal. Richter’s muziek valt binnen het genre ‘modern gecomponeerd’ omdat hij klassieke instrumenten aanvult met electronica, in dit geval een strijkkwintet en piano. Het is een subtiele plaat geworden, erg droevig maar werkelijk prachtig. Liefhebbers van Arvo Pärts’ Tabula Rasa zouden Infra zeker niet mogen missen. Dat zijn muziek hier aan doet denken is niet verrassend: hij voerde al eerder muziek van Pärt uit, evenals stukken van Philip Glass, Brian Eno en Steve Reich.

Richter studeerde compositie en piano, onder andere aan de Royal Academy of Music. Hij houdt duidelijk niet van franje, wel van Less is more, wat tevens aan het hoesje te zien is. De zeggingskracht van een enkele viool of eenzame piano doet hier zeker niet onder voor een heel orkest. De desolate sfeer en minimalistische aanpak doen ook een beetje aan de pianist Wim Mertens denken, maar Max Richter is experimenteler door toevoeging van elektronica en het gebruik van live sampling. Hij treedt ook wel eens buiten de klassieke paden want heeft eerder met Roni Size en the Future Sound of London gewerkt. Hij zit ten slotte ook niet voor niets bij het vooruitstrevende label Fat Cat. Daarbij won hij in 2007 een European Film Award met zijn soundtrack voor de animatiefilm Waltz with Bashir. Richter is een veelzijdige componist waar we ongetwijfeld meer verrassingen van kunnen verwachten.
Sandra de Haan
The Books - The way out info
*****
(Temporary Residence / De Konkurrent)
Net als Grasscut maakt The Books collagemuziek waar found footage een grote rol in speelt. Maar de New Yorkers Nick Zammuto en Paul de Jong gaan wel experimenteler en veelzijdiger te werk dan het Britse duo Grasscut. Rock, hip-hop-grooves, elektronische beats, popliedjes en flarden gesproken tekst worden in een prettig tempo afgewisseld. Dit collagerecept wordt door massa’s thuisknutselaars gebruikt, waardoor het lastig is een herkenbare stijl te ontwikkelen. Maar daar is The Books zeker in geslaagd. De samplevirtuozen laten zich hooguit vergelijken met Prefuse 73, waar ze in 2005 de EP Prefuse 73 reads the Books mee maakten. Ze spelen niet op safe en gaan nogal eigenzinnig te werk, maar toch heeft dit album een echt popgevoel.

Na hun succesvolle debuut Thought for food is The way out inmiddels alweer hun vierde plaat. Ze hebben er vijf jaar de tijd voor genomen. De bravoure, speelsheid en humor van Zammuto en de Jong hebben een erg fijne plaat opgeleverd. Ze putten deze keer vooral uit meditatietapes van new age goeroes, gesproken in Engels, Amerikaans of Indiaas accent. De luisteraar wordt onder andere uitgenodigd zijn Buddha belly te eren met voedsel, kosmische energie toe te laten, de voeten naar de oren te brengen en de ogen geen moment af te laten dwalen. De combinatie met de chaotische weirde muziek geeft de tekst een ironie die het oorspronkelijk natuurlijk helemaal niet had. Dat werkt erg goed. Gelukkig herhalen ze dit trucje niet te vaak. De sfeer en inhoud van zang en gesproken tekst is erg divers. In A cold freezin’ night laat een jongetje zijn moorddadige kinderfantasie de vrije loop. The story of hip-hop is een verhaaltje uit een kinderboek over dieren en pratende bloemen. Er komt een openhartige boodschap op een antwoordapparaat langs, dan weer een singer-songwriterliedje à la Yo La Tengo. All you need is a wall wordt gedragen door een lome elektrische gitaar en zwoele 'zangeres' die verrassend genoeg Zammuto zelf blijkt te zijn. Ondanks de grote verschillen tussen al die puzzelstukjes klinkt de plaat wonderwel toch als een geheel. In het afsluitende Group Autogenics II gaan ze zich nog even te buiten aan het verzamelen van maffe esoterische quotes van meditatietapes, aangekleed met opzwepende elektronische beats en synths. “There is no one right way of doing the dishes. Your mind will become a sponge. Stick out your tongue to the universe. Now remove your head completely.” Ga vooral uw gang.
*****
(Ninja Tune / PIAS)
De wildgroei aan electronische muziek gaat ook in Engeland onvermoeibaar door. Grasscut is een nieuwe loot aan de boom. Lokatie: de populaire badplaats Brighton. Andrew Phillips en Marcus o'Dair noemen hun muziek experimentele electronica. Dat klink moeilijk, maar dat valt reuze mee, of tegen zo u wilt. Dit debuutalbum staat vol smaakvolle knip-en-plaktracks en is ook prettig afwisselend, maar toch denk je na afloop: iets dergelijks heb ik toch al heel wat keren gehoord (als u het genre een beetje volgt tenminste). De samples van cassetterecorderstemmetjes, verknipte piano's en strijkers over springerige beats. Ook de in de folktronicahoek veel gebruikte combinatie van akoestische instrumenten en computergeluid klinkt vertrouwd. Grasscut is daarmee even Brits als een kopje Earl Grey met melk. Opener High Down begint met een aarzelend pianomotiefje, maar barst al snel los met een Grandaddy-achtig scheursynthesizer. Met de dynamiek zit het in ieder geval wel goed.

Grasscut maakt veel gebruik van het contrast tussen krakerige oude opnames van zingende en pratende mensen versus electronica. Dit effect komt in heel wat nummers langs en had een uitstekend album op kunnen leveren, als ze het daar maar bij hadden gelaten. Zodra ze zélf gaan zingen zet de verveling acuut in want wat een duffe expressieloze zangpartijen! Menig Brits popbandje heeft er patent op, van die boterzachte vocalen. Vergelijkingen met James Yuill en Tunng dringt zich op. Het is natuurlijk een kwestie van smaak; fans genoeg die dit dromerig en (bij gebrek aan een beter woord) gevoelig noemen. 1946 is wel weer een intrigerende track: een oudere vrouw vertelt over het leven in na-oorlogs Engeland met een fijne subtiele soundscape erachter. Passing heeft een pittige groove die aan Prefuse 73 doet denken. Het had een heel mooi nummer kunnen zijn, maar ook hier gooit zuchtzang weer roet in de microfoon. Afsluiter In her pride is om een oude opname van een folktraditional heen gecomponeerd. Grasscut laat zien hoe moeilijk het anno 2010 is om nog echt vernieuwend te zijn in dit genre. Experimenteel kun je 1 inch / ½ mile dan ook niet noemen: het sluit immers aan bij een traditie. Maar een smaakvol stukje vakwerk is het wel. Geen slechte plaat dus, maar de eindejaarslijstjes zullen ze hier vermoedelijk niet mee halen.
Sandra de Haan
The Smashing Pumpkins komen met monsterproject
(Bertus)
De nieuwe plaat Teargarden by Kaleidyscope vol.1, Songs for a Sailor zal 25 mei uitkomen. De EP met 5 nummers is slechts deel één van een serie van 10 boxen die Billy Corgan en zijn hofhouding de komende twee jaar van plan is uit te brengen. Het ambitieuze project zal 44 nieuwe tracks opleveren. Mastermind Corgan legt zoals altijd de lat hoog, maar als deze eerste EP een graadmeter voor het vervolg is, kunnen we nog heel wat verwachten. Volgens de frontman grijpt de muziek terug naar de originele psychedelische roots van de Smashing Pumpkins: “atmospheric, melodic, heavy and pretty.” Het persbericht spreekt van een project met de grootse allure van de klassieke dubbelaar Mellon Collie & the Infinite Sadness.

De EP wordt uitgebracht in een gezeefdrukte houten doos met een 7”-single, instrumentale intro's en een handbewerkte obelisk. 99 van de hele run komen - 'Golden Ticket' Style - met een speciale Fool's Gold uitvoering van de obelisk. Bij dit alles hoort natuurlijk ook een wereldtoernee. Krijgt u ook zo'n Spinal Tap-gevoel? De term grootheidswaanzin is al vaker gevallen en niet geheel onterecht. Toch blijft elke nieuwe plaat van The Pumpkins weer spannend: wat zullen ze nu weer allemaal uit de kast trekken om hun vorige plaat te overtroeven? En, ook altijd leuk, wat gaat Corgan er zelf over zeggen? We zullen het binnenkort wel lezen.
*****
(Fat Cat / Bertus)
De New Yorkse singer-songwriter Nina Nastasia is al tien jaar bezig en heeft zojuist haar zesde plaat gelanceerd. Erg bekend is ze hier niet, maar daar zou nu best eens verandering in kunnen gaan komen. Outlaster begint al sterk met de single Cry, Cry, Baby. “You can have my sixth grade picture. Can I have the one of us mooning? This work, it won’t kill me but I’m not stronger for it. I’ve just learned to wait it out”. Dit trage melancholieke countrynummer zet meteen de toon voor de rest van dit album (dat al snel helemaal geen countryplaat blijkt te zijn). Net als de wat vergelijkbare zangeres-met-band Edith Frost put Nastasia uit de pijnlijkere kanten van het leven. Maar wat een prachtige liedjes levert dat op! Het eerste nummer wekt de indruk dat dit een kalme countryplaat à la Willard Grant is, maar Outlaster is allesbehalve een ‘gewone’ singer-songwriterplaat. Nastasia’s liedjes worden namelijk niet alleen met gitaar, bas en drums uitgevoerd. Paul Bryan (Aimee Mann, Lucinda Williams, Grant Lee Buffalo) dirigeerde en schreef daar omheen arrangementen voor een heel orkest. Geen makkelijke muzikale saus in de vorm van een ‘strijkje’, maar werkelijk prachtige partijen voor onder andere piano, cello’s, klarinetten en violen. Die orkestrale aanpak heeft een bijzonder sterke plaat opgeleverd. Die gelaagdheid is niet alleen erg mooi, maar je ontdekt zo ook telkens weer nieuwe dingen. Met één keer luisteren valt deze plaat niet te behappen.

Steve Albini nam evenals bij al haar vorige platen de opnames voor zijn rekening. Dat deze fijne heldere productie in slechts vier dagen op tape stond bewijst wel dat we hier met doorgewinterde professionals te maken hebben. Jeff Parker (Tortoise) speelt ook nog gitaar, het kan niet op. The Familiar Way is met een gepassioneerde klezmervioolpartij een van de mooiste nummers. “Every day I tear a bit. From myself and from the one I love. And with each tear another stitch. There’s always something new to fix. Through the blackened air and all. Will I meet you this familiar way? Will I still keep you? You must not ask me today”. Outlaster is geen lichte kost, maar wel een must voor wie ook zo heeft genoten van Joanna Newsom’s Have one on me.
*****
(Ninja Tune/PIAS)
Het Noorse avant-jazzorkest Jaga Jazzist heeft geen haast. Vijf jaar hebben ze gewerkt aan hun vijfde plaat. De complexe composities waar deze steeds van bezetting wisselende groep in grossiert schud je dan ook niet in een paar maanden uit je mouw, dus vreemd is dat niet. Met negen bandleden wordt er op hoog niveau gemusiceerd op onder andere sax, gitaar, trompet, lap-steel, trombone, piano, vibrafoon, bellen, drums, synthesizers, contrabas, fluit, marimba en klarinet. Deze plaat biedt dan ook als vanouds een orkestraal geheel van om elkaar heen slalommende blazers, breaks, tempowisselingen, hoogpolige klanktapijten en een laag-over-laag-over-laag aanpak. Vijf platen lang hebben ze deze stijl verfijnd en uitgebouwd. Verrassend is One-Armed Bandit dus niet voor wie al een of meer van hun platen in de kast heeft.

Jazz kun je het eigenlijk niet noemen want de zorgvuldig bedachte noten laten nauwelijks ruimte voor improvisatie. Jaga Jazzist sluit aan bij enkele andere Scandinavische avant-jazzrockbands, zoals Efterklang en Slaraffenland. Die hanteren hetzelfde motto: waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan? Met moeilijke muziek is niets mis, zolang het maar geen doel op zich wordt (Techniek is ook niet alles). En juist daar balanceert Jaga Jazzist soms op het randje. Prognissekongen klinkt bijna alsof de show off progrockers van Don Caballero meespelen en vooral het titelnummer is nogal over the top. Rustpunten zijn er hoegenaamd niet, wat het in zijn geheel beluisteren van One-Armed Bandit een vermoeiende ervaring maakt. Dat is eigenlijk hun enige minpunt. Spelen en componeren kunnen ze als de beste, nu nog doseren. Onmisbaar voor de dynamiek, wil je de luisteraar bij de les houden. Maar dat valt niet mee als negen man voor de microfoons staan te dringen.

Sommige mensen zullen al na 3 of 4 nummers afhaken. Dat is jammer want bij vaker luisteren krijg je pas vat op alle overdaad en de plaat wordt daarmee steeds beter luisterbaar. Toccata valt op met snelle Philip Glass-achtige pianoriedels, die hypnotiserend lang doorgaan (zonder breaks dit keer), waar subtieler met toegevoegde lagen wordt gewerkt. Dat levert een van de mooiste stukken op. In Music! Dance Drama! zorgt een fijne scheurgitaar voor flink wat opschudding, al ontspoort het daar na een tijdje toch door een teveel aan ideetjes op één hoop. De negen nummers duren zo’n vijf tot negen minuten. Deze symfonische plaat doet erg aan de seventies denken, meer nog dan hun vroegere werk. Dat komt vooral door de vele synthesizers. Luister naar Bananfluer Overalt en je waant je in 1978. De seventies zijn blijkbaar niet alleen in folkrock-kringen weer helemaal hip. De plaat is wel diverser en daarom fijner dan The Stix (2003), maar ook net iets TE perfect. Jaga Jazzist klinkt soms erg academisch en loopt dan gevaar bloedeloze toonladders af te werken. Maar gelukkig blijven ze met deze balanceer-act vaak genoeg aan de goede kant van de lijn.
Sandra de Haan
Dimlite - Prismic Tops info
*****
De stroom aan elektronische collagemuziek blijft maar groeien. Dat levert jaarlijks zoveel platen op dat het behoorlijk lastig is om nog boven het maaiveld uit te steken met een herkenbare eigen stijl. Niet dat dat de knoppendraaiers in de over de hele wereld verspreide zolderkamertjes en studio’s wat kan schelen natuurlijk. Gelukkig maar: die weten ook wel dat het maar al te ware cliché “alles is al gedaan” de dood is voor elke vorm van creativiteit. Dus: laptop aan en gaan. Het Zwitserse Dimlite is dan ook niet uniek, maar is er wel in geslaagd een simpelweg erg lekker en swingend knip -en plakalbum te maken.

De vierde plaat van deze eenmansact, het mini-album Prismic Tops, levert nogal wat associaties op, zoals Themselves en James Pants. Maar vooral de invloed van Prefuse 73 ligt er dik bovenop. Het springerige Firevomit is een van de fijnste stukken: groovy hip hop beats, oubollige maar daarom juist weer hippe synthesizers en flarden van gesprekken er doorheen gemixt. Elbow Food heeft vanwege de vervormde stemmen en donkere sfeer wel wat weg van The Knife / Fever Ray. On the same picture had met de zwoele jazzy zangeres Elan Tamara wel een nummer van Tricky kunnen zijn. Het zijn acht erg smaakvolle tracks geworden die erin zullen gaan als koek bij de fans van het genre. En het artwork is ook meer dan in orde.
*****
(Sub Pop / De Konkurrent)
Singer-songwriter Dee Dee en haar vriendinnen Jules, Bambi en Sandy vormen samen de Californische Dum Dum Girls. Ze maken vrolijke noisy gitaarpop gemodelleerd naar sixties garagerock. Na wat singles en EP’s is I Will Be hun eerste lange plaat. De naam is een knipoog naar een album van The Vaselines, maar ook naar Iggy Pop’s Dum Dum Boys. I Will Be zit vol girlgroup-samenzang en overstuurde versterkers en is behoorlijk lo-fi opgenomen. Het gitaargeluid doet hier en daar denken aan de gruizige noisepop van Britse shoegazers uit de jaren ’80 The Jesus & Mary Chain. Rest of our lives zit vanwege het wat tragere tempo en zwoele oehoe-achtergrondzang dicht tegen My Bloody Valentine aan. Ze raggen er in een half uur elf liedjes doorheen. De beste staan strategisch vooraan in de lijst, zoals de single Jail La La. De drumster is helaas wel wat beperkt in haar repertoire. Dat gaat zo: boem klap klap boem klap, repeat. Dat gaat na een paar nummers wel wat vervelen.

De Dum Dum-sound mag dan erg charmant en lekker zijn, de liedjes hebben wat compositie betreft niet al te veel om het lijf. Dat is geen onkunde, maar simpelweg de punkrockmanier. Toch had er wel iets meer aan het standaard couplet-refreinwerk toegevoegd mogen worden. Dum Dum Girls begon in 2008 als Dee Dee’s soloproject en werd in 2009 pas een band, dus er kan nog van alles gebeuren. De teksten zijn meestal niet erg goed te volgen, maar daar lijkt het ook niet om te draaien bij het hippe chickies uit Los Angeles. Refrein van Bhang Bhang, I’m a Burnout: “In your head, are you dead. Bhang bhang bhang bhang, I’m a burnout.” Ze moeten het duidelijk hebben van hun coole sound en dito uitstraling. Heeft u daar genoeg aan, dan is I Will Be een prima aanschaf. Met als afsluiter ook nog een zoetgevooisde cover van Sonny Bono’s Baby, don’t go.
*****
(Excalibur Music / Clear Spot)
Het kleine provinciestadje Oudewater was eind jaren ’80 nog een bier drinkend bluesrockbastion. Hoe dat tegenwoordig is weet ik sinds mijn verhuizing naar Rotterdam niet. Dat daar twintig jaar eerder heel andere muziek gemaakt werd, is natuurlijk logisch. Maar dat er nog eens een Oudewaterse folkzangeres-componiste herontdekt zou worden, dat is toch een verrassing.

Het Amsterdamse Excalibur Music heeft onlangs de muziek van Anneke Konings op cd opnieuw uitgebracht. Die verdient het namelijk wel om uit het zwarte gat van de geschiedenis gered te worden. Wat meteen opvalt is haar krachtige zuivere stem en de gepassioneerd gebrachte teksten. Ook de orkestrale aankleding met viool, hobo, cello, piano en fluit is erg smaakvol en zit goed in elkaar. Tussen Boudewijn de Groot, Melanie en Shocking Blue in slaat bepaald geen slecht figuur. Naast akoestische gitaarliedjes wordt er ook stevig elektrisch gefolkrocked, wat een veelzijdige cd heeft opgeleverd. En dat voor een vrouw van nog geen twintig! Lovers, bye bye is een van de beste nummers, een pittig stukje psychedelische folk. Haar eerste liedjes zong ze in het Nederlands. Op Feelings (’72) stapt ze over op Engels, gelukkig zonder Nederlands accent. In 1975 keerde ze op Tussen zon en maan terug naar Nederlands. Maar in welke taal ze ook zong, de poëtische huzarenstukjes gingen het mainstream publiek en de radio dj’s duidelijk boven de pet, ook al probeerde Munich Records er destijds een groot publiek mee te bereiken. Dit was duidelijk flowerpowerfolk voor fijnproevers. Vanaf nummer 10 van de cd beland je plots midden in het hippiegedachtengoed van begin jaren ’70: in het Nederlands komt de naieve pure Anneke toch een stuk directer binnen. Terwijl Joni Mitchell in Big Yellow Taxi zong over hoe het paradijs geasfalteerd werd tot parkeerplaats doet Anneke het in De heilige auto nog eens dunnetjes over. Ze won er Rodeo songcontest op tv mee en de single was snel uitverkocht.

Het engagement spat er vanaf in Eenheid: “Ik weet, oorlog gaat met wapens.” Ze gaat tekeer tegen harten van steen, hypocrisie, geklaag en egoïsme en heeft medelijden met “mensen die nog niet zover zijn”. Je krijgt bijna kromme tenen van plaatvervangende schaamte, maar waarom eigenlijk? Het feit dat het ontbreken van ironie en gêne hier zo opvalt zegt natuurlijk net zoveel over onze tijd als over 1972. Destijds kon je nog oprecht geloven dat wereldvrede bereikbaar was, als je er maar hard genoeg voor vocht, gepassioneerd genoeg voor zong in dit geval. Anno 2010 zijn we door de media zo murw gebombardeerd met oorlogsbeelden dat we ons geen illusies meer maken. Wie durft er nu nog een lied te schrijven met de titel Liefde overwint? Ze stelt zich kwetsbaar op door haar ziel en zaligheid in de microfoon te gieten, maar sentimenteel wordt het nergens, wel intiem. Anneke’s leven was niet louter wierookgeur en maneschijn. Zij had zo ook haar Desillusie, een van de heftigste intieme nummers vol hartzeer. “Mijn doel was toch om jou gelukkig te maken. Waarom moest het lot mij dan zo hard raken?” Ze ging ook na 1975 door met liedjes schrijven en zong onder andere in de Goudse band Dandylion. Het verdere verloop van haar leven en werk kunt u lezen in het uitgebreide cd-boekje. Feelings & Fairytales is een waardevolle aanvulling op de Nederpopgeschiedenis en hier en daar behoorlijk indrukwekkend.
Sandra de Haan
Laurie Anderson & Basel Sinfonietta
*****
21 maart in De Doelen, Rotterdam
De koeienletters op de concertposter lieten er geen twijfel over bestaat: Laurie Anderson zou de ster zijn van dit avondvullende programma vol nieuwe Amerikaanse muziek. Het begon met een spektakelstuk van adhd-componist John Zorn: For Your Eyes Only. Humorvol en entertaining. Modern gecomponeerd betekende deze avond vooral VEEL en HARD, een geluidsstorm waar de afzonderlijke instrumenten vaak amper meer te horen waren, wat natuurlijk de bedoeling was. Geen pretje voor een tinnituslijder in ieder geval. Maar ik dwaal af: waar was Laurie Anderson? Na lang wachten zette het orkest Fratres in, een alom geliefd stuk van Arvo Pärt. Anderson legde er een tekst overheen, met de bekende trage dictie en perfecte timing. Dat ze haar vocoder in zou zetten viel natuurlijk te verwachten, maar niet dat ze zo goed als onverstaanbaar zou zijn. De zaallichten gingen aan; het was de bedoeling dat er meegelezen zou worden. Als het kopen van programmaboekjes niet in je systeem zit heb je dan wel een probleem. Want juist Anderson’s droogkomische teksten heb ik altijd haar sterkste punt gevonden, meer nog dan haar muziek. Maar Fratres is natuurlijk verre van grappig. Wat ik nog net opving: “When you lose your country, you lose your heart.”

Na de pauze bracht Anderson het tragische reisverhaal van Amelia Earhart, die als eerste vliegenier in 1935 over de Stille Oceaan vloog. Anderson praatte nu gelukkig zonder vocoder, maar was in fluistermodus nog steeds niet optimaal te volgen. Haar gebruik van de elektrische viool was wel een welkom rustpunt na al het orkestrale geweld, maar tegelijk ook wat braaf. Het synthesizertapijtje eronder was zelfs behoorlijk duf. Hier had ik toch meer van verwacht. Met dit tweede stuk was Anderson’s inbreng meteen ten einde. Conclusie: geen ster van de avond dus, maar een wat fletse bijrol. Fans van Het Basel hadden een prima avond, afgaand op het gejoel en geklap na afloop van het apocalyptische Dystopia (Gordon). Voor Anderson-adepten was het beduidend minder.
Sandra de Haan
Magnapop - Chase Park info
*****
(Bassick / Clear Spot)
Rond 1990 zorgde het Texaanse Magnapop met hun titelloze debuut voor een kleine sensatie in het Nederlandse club- en festivalcircuit. Fijne meezingbare punkpop, met de nadruk op pop. Het gruizige gitaargeluid van Ruthie Morris en de charmante podiumpersoonlijkheid en pakkende teksten van Linda Hopper (refreinen meegezongen door bassist Scott Rowe) waren enorm aanstekelijk. Pas na de zegetocht door Europa braken ze door in de VS. Maar na Hot Boxing (’94) en Rubbing doesn’t help (’96) bleef het lang stil. De hype mocht dan overgewaaid zijn aan deze kant van de oceaan, de band ging vrolijk voort. Mouthfeel uit 2005 bleef goeddeels onder de radar.

Na alweer vijf jaar radiostilte zijn ze nu terug met Chase Park. Ze zijn tot vandaag aan toe trouw gebleven aan het Magnapoprecept: vrolijke up-tempo liedjes met niet teveel akkoorden, lekker vuige gitaren en veel samenzang. De plaat wordt gedistribueerd door Clear Spot, dat veel in retromuziek doet. Een veeg teken? Magnapop is nog net geen retro, maar nostalgisch is de plaat zeker voor wie begin jaren ’90 een fan was. Bangkok is één van de leukste liedjes met “Can’t you turn it off, can’t you turn it down when I’m around”. Enige minpunt: de plaat is wel een herhalingsoefening. Ze hangen duidelijk een zelfde filosofie aan als The Ramones destijds: Never change a winning team. De fans zal het natuurlijk worst wezen, die zijn blij met deze onverwachte comeback. En terecht: met deze erg catchy plaat steken ze ondanks dat ze over hun hoogtepunt heen zijn nog altijd boven de gemiddelde USA-garagerockband uit. Op de afsluiter Need more doen ze nog een poging tot een ballad, met een violist die flink moet opboksen tegen het volume. Magnapop forever, aan hen zal het niet liggen.
*****
(Thrill Jockey)
Chicago is nog altijd het epicentrum van vooruitstrevende jazz. Trompettist Rob Mazurek en drummer Chad Taylor draaien daar al een tijdje mee; met het Chicago Underground-collectief hebben ze als duo, trio of kwartet al tien platen gemaakt. Dit is hun vijfde plaat als duo, nu eens niet opgenomen in Chicago, maar Sao Paulo. Ze begonnen in 1998 met nogal ontoegankelijke geluidsexperimenten, maar rond 2000 tot 2002 hadden ze hun unique selling point gevonden: freejazz improvisaties met trompet, drums en vibrafoon.

Wat maakt het Chicago Underground-geluid nu zo herkenbaar? Trompet en drums worden op stategische momenten ondersteund door beats en basloops uit de laptop. Impro kan door gebrek aan structuur makkelijk eenvormig en dus saai worden. Een laptop erbij bleek een gouden greep. Misschien wilden ze niet in herhaling vallen; op In praise of shadows (2006) lieten ze de laptop grotendeels thuis. Dat leverde een wat vage futloze plaat op. Ze leken hun beste tijd wel achter de rug te hebben, maar Boca Negra is weer verrassend spannend en energiek. Terug zijn de opzwepende stukken naast subtiele electro-impro-soundscapes. Chad Taylor speelt soms vibrafoon en drums tegelijk. Mazureks lyrische trompetspel gaat heen en weer tussen freejazz en feestelijke volksmuziek. Het fijne van deze plaat is dat de nummers heel divers van sfeer en opzet zijn, waardoor de aandacht nooit verslapt. Ze hebben voor het eerst ook een cover opgenomen: Broken Shadows van Ornette Coleman. Boca Negra betekend ‘zwarte mond’ en verwijst naar de krater van de Caraïbische vulkaan Tiede, maar ook naar een plaatselijke betekenis: het opnemen van een eindeloze stroom aan informatie. Het maken van de plaat nam drie jaar in beslag omdat ze beide vaak met verschillende bands op toernee waren, waaronder Exploding Star Orchestra, Iron and Wine en Marc Ribot.

In de nummers 2, 3, en 4 wordt er nog wel onduidelijk gefriemeld, maar halverwege Confliction gaan ze dan echt los met gehak op een piano en superswingende polyritmiek. Het volgende nummer Hermeto slaat een totaal andere weg in: de repeterende tinkelende synthesizermelodie klinkt bijna als een dromerig stukje Mike Oldfield(!). Fluitjes en duimpiano komen ook langs. Taylor gaat af en toe behoorlijk a-ritmisch te werk, wat heel fijn contrasteert met de momenten waarop de laptop de boel weer in het gareel stuurt. In Spy on the floor lijkt er zowat een hele Caraïbische drumband in de studio te staan, de energie spat er vanaf. Afsluiter Vergence is het meest gedurfd, want verre van jazz: dit klinkt bijna als een kruising tussen Brian Eno en de solo-elektronica van Radiohead Thom Yorke. Het duo heeft de eigen muzikale grenzen weer een stukje opgerekt met een erg geslaagde plaat. Alle nummers zijn integraal te beluisteren op: ThrillJockey.com

*****
(Matador)
Pavement mag dan in 1999 uit elkaar zijn gegaan, dat heeft het uitbrengen van platen nooit in de weg gestaan. Na 1999 kwamen er namelijk nog heruitgaves van zowel hun debuut Slanted and Enchanted als Crooked Rain, Crooked Rain uit, opgeleukt met niet eerder uitgebracht materiaal. Ook het meer experimentele Wowee Zowee (1995) kreeg in 2006 een zelfde facelift. In 2009 deden ze wat reunie-shows, maar de toekomst van de band bleef onduidelijk.

Deze week is er een nieuwe dubbel-cd gelanceerd: Quarantine the past. Klinkt hier het voornemen door om nu eindelijk eens op te houden met het recyclen van oud materiaal? Nog eentje dus, om het af te leren. Quarantine is een fijne verzamelaar voor wie de band maar half gevolgd heeft, maar overbodig voor de echte fan, al zal die hem ‘voor de heb’ vast ook wel aanschaffen. Alle nummers zijn al eerder uitgebracht. Pavement’s ontwikkeling van ruig demo-geluid naar helder geproduceerde popnummers is door de 23 tracks heen goed te volgen. Het verschil tussen Two States (dat nog als een oude plaat van The Fall klinkt) en de licht verteerbare hitjes Cut your hair, Shady Lane en Gold Soundz is groot. Maar de laconieke zang en rare grappige teksten van Stephen Malkmus zijn altijd een constante gebleven. Conclusie: hun cultstatus is nog niet versleten. Pavement is uniek, met hun schots en scheve gitaargeluid, quasi-uit de mouw geschudde maar toch scherpe liedjes vol meezingbare grappen en grollen. Vorig jaar kondigde Matador aan dat Pavement weer bij elkaar is en dit jaar op toernee gaat, te beginnen met enkele concerten in New York in september.
*****
(Drag City)
Ik geef het je te doen: na het overal bejubelde meesterwerk Ys (2006) een nieuwe plaat maken. Komt ze doodleuk met een driedubbelaar aanzetten die de concurrentie de rest van het jaar op een niet in te lopen achterstand zet. Het openingsnummer mag dan Easy heten; dat slaat in ieder geval niet op de muziek. Dat ze als harpiste-zangeres in het avantfolkcircuit opvalt is een understatement, niet in het minst vanwege haar compositorische kwaliteiten. Dat was al zo bij haar debuut The Milk-Eyed Mender (2004) en sindsdien leek ze zo ongeveer met haar harp vergroeid. Wilde ze misschien af van het etiket ‘meisje met harp’? Actrices die altijd in dezelfde rol getypecast worden willen ook wel eens wat anders. Opener Easy begint dus niet met harp, maar piano. De harp heeft nog steeds een belangrijke rol, maar wat vaker op de achtergrond. De arrangementen met strijkers en blazers zijn wederom weergaloos. Newsom maakt geen muziek die je na twee luisterbeurten meezingt, maar meanderende epische stukken (de langste is 11 minuten!), die je pas met stevig doorluisteren langzaam leert kennen. Dat is op haar derde plaat en magnum opus Have One On Me niet anders. Ik wil hier dus niet beweren de plaat zo vlak na de release al onder de knie te hebben.

De hoge kinderstem blijft grotendeels achterwege, inclusief hinderlijk gepiep door het afknijpen van de stembanden. Een goede ontwikkeling: dat gepiep op Ys leek vooral een gimmick om haar wacky autodidact-image te ondersteunen. Problemen met de stembanden zullen misschien een rol gespeeld hebben. Haar stem klinkt hier volwassener en veelzijdiger, nog even lyrisch, maar wel een stuk rustiger, soms bijna fluisterend. Niet alle maten hoeven meer volgezongen, iets wat Ys soms wel een vermoeiende luisterervaring maakte. Maar Newsom zal altijd verre van gewoon blijven, ook al doen de complexe composities hier soms aan Kate Bush (vooral ten tijde van The Dreaming) denken. In You And Me, Bess hoor je vanwege de dubbele zangpartijen en piano ook de invloed van Joni Mitchell, al heeft Newsom meer vibrato. Dat laatste geldt ook voor In California, een tijdloos nummer over liefde (voor haar thuishaven California?).

De folky kant van de jaren zeventig klinkt duidelijk in haar muziek door. Soms wordt ze op één hoop met singer-songwriters uit de freakfolk-scene gegooid (ze was dan ook met Devendra Banhart op toernee), maar wat zij klaarspeelt is wel van hoger niveau dan Coco Rosie en consorten. Op Kingfisher, een van de mooiste nummers (weer dik 9 minuten!), komen er nog blokfluiten langs, wat er een traditioneel Schots tintje aan geeft, totdat de trompetten er overheen buitelen. Op Baby Birch gaat er nog een schepje rock-'n-roll bovenop met distortion-gitaar en drums. Het achtentwintigjarige multitalent heeft de hoge verwachtingen meer dan ingelost, zelfs overtroffen. Dat ze nog lang niet klaar is met haar muzikale ontdekkingstocht is wel duidelijk. Folk, jazz, modern gecomponeerd, pop, what’s next?? Nog een grappig detail: op de website van Drag City stond een promotie-stripje voor de plaat, gemaakt door ene GM. The mystery continues...

Sandra de Haan
17 maart in Amsterdam: Hét feest ter ere van Serge Gainsbourg
17 maart in Bitterzoet - Amsterdam
Striptekenaar Joann Sfar heeft een film over Serge Gainsbourg gemaakt, waarin filmmateriaal gemixt is met animaties van zijn hand. Op 17 maart, de dag voordat de schitterende film over zijn heldenleven in première gaat in Nederland, wordt Serges muzikale nalatenschap gevierd in het Amsterdamse Bitterzoet met clips, muziek en live acts. En nog veel meer: optredens van Flora Dolores, The Spinshots, Serge van Duijnhoven (dichter en schrijver), La Secte Citron (theater en muziek) en Paris-Maastricht (muziek). Alles wat Gainsbourg zo bijzonder maakte, zijn erotisch geladen teksten, zijn jazzy nummers, de disco, de reggae, de psychedelica, het komt allemaal aan bod. Twintig jaar na zijn dood is Gainsbourg een ikoon geworden voor kunstenaars, modeontwerpers, muzikanten, schrijvers en dj's. Je t'aime...moi aussi!

DJ’s Natashka en Guuzbourg draaien fijne Franse plaatjes uit de sixties & seventies. In de rooksalon kunt u naar hartelust in artistieke poses op sofa’s hangen en van uw Gitanes en Pernod genieten. Joann Sfar die week in Amsterdam, dus is de kans niet geheel denkbeeldig dat hij speciale gast zal zijn. Hanco Kolk, ontwerper van de flyer, zal er in ieder geval ook zijn, evenals Jose Luis Garcia Lechner, die het blauwe portret van Serge maakte. Kom vast in de stemming voor hét feest ter ere van het enfant terrible en provocateur par excellence met Natashka’s online radio Oh-la-la, waar ook meer te lezen is over de film en deze door haar georganiseerde soiree.

Aanvang: 21:00, entree: 10 euro. Adres: Spuistraat 2, Amsterdam.
Sandra de Haan
Massive Attack - Heligoland
*****
(Virgin)
12-02-2010 00:00
Massive Attack, Tricky en Portishead maakten eind jaren ’80 in Bristol geschiedenis door rock, dance, reggae en hiphop te mixen tot een lome groove. Een nieuw genre was geboren: triphop. Terwijl Tricky geregeld nieuwe platen aflevert, doet Massive Attack het wat kalmer aan. Wat bleef het lang stil na het meesterlijke Mezzanine (1998). De stilte bleek na wat zoekwerk simpelweg onoplettendheid: tussendoor maakten ze nog een studioalbum, een ‘best of’ en een filmsoundtrack. Onder de radar gebleven dus, maar nu zijn Robert del Naja en Grant Marshall terug aan het front met een prachtige opvolger van Mezzanine. Misschien net niet zo indrukwekkend, maar dichtbij komen ze wel. Het donkere openingsnummer Pray For Rain waar Tunde Adepimbe (zanger van TV On The Radio) overheen mijmert, is met zijn donkere pianogrooves meteen een van de mooiste nummers.

Helaas geen Liz Fraser meer; nu worden enkele nummers gezongen door Martina Topley Bird, bekend van Tricky’s debuutplaat Maxinquaie. Een knaller als de single Teardrop met Liz Frasers engelenstem is moeilijk te evenaren, maar Topley Bird is vooral in Psyche ook erg sterk. De Jamaicaanse reggaezanger Horace Andy is eveneens weer van de partij op Girl I Love You, een donker opzwepend nummer dat qua sfeer en Turkse groove erg aan Inertia Creeps (van Mezzanine) doet denken. Plots doet een blaasorkest zijn intrede en voert het nummer naar een climax. Het minste nummer is Paradise Circus, gezongen door Hope Sandoval, de sexy fluisterdame bekend van Mazzy Star. Ze mist hier de zeggingskracht van Topley Bird en de compositie is daarnaast ook niet zo memorabel. Damon Albarn (ex-frontman van Blur) laat zich van een andere kan zien dan we van hem gewend waren in Saturday Come Slow, waar hij zich wanhopig afvraagt “Do you love me?”. We kunnen hem geruststellen met een volmondig ja. Heligoland is een fijne veelzijdige plaat die vermoedelijk wel een tijdje mee zal gaan. Luister een paar tracks op MySpace.
Sandra de Haan
Midlake - The Courage of Others
*****
(Bella Union)
Midlake is met deze nieuwe plaat een andere weg ingeslagen. De warme dromerige sfeer van het succesvolle The trials of Van Occupanther (2006) heeft plaats gemaakt voor een somberder geluid en een trager tempo. Geen piano? Nauwelijks, alleen in het intro van het laatste nummer. De vijf Texanen waren het volle up-tempo geluid na het eindeloos live spelen van The Trials helemaal beu, viel onlangs te lezen in een interview door Menno Pot in de Volkskrant. Niet in herhaling vervallen is natuurlijk een goed streven, mits je er iets even goeds voor in de plaats kunt zetten. Helaas is dat niet helemaal gelukt: het unieke Midlakegeluid is wat verwaterd, al is de seventiessfeer gebleven. Het geheel lijkt nu net iets te veel op andere Amerikaanse baardmannen die gevoelige folkrock spelen, zoals Fleet Foxes, Iron and Wine, Yim Yames en Songs Ohia. Dat komt vooral door de vele sobere passages met door elkaar heen tokkelende gitaren en onveranderlijk trieste zangpartijen, iets waar het toch lastig is je mee te onderscheiden. Zanger Tim Smith verzucht in het titelnummer: “I will never have the courage of others. I will never approach you at all. I always start to worry about things, or the many things you can’t control”.

Echte uitschieters als Roscoe of Young Bride die The Trials zo memorabel maakten staan er niet op. Het is heel vakkundig in elkaar gezet allemaal, maar het is net niet genoeg: geen kippenvel. Echo’s van Britse folkies uit de seventies als Fairport Convention zijn als vanouds te horen, maar dan met een donkere wolk erboven. Een van de mooiste nummers, Rulers, Ruling All Things, klinkt wel erg als Sandy Denny. Lichtpuntje is de dwarsfluit, die typisch Midlake is en gelukkig mocht blijven want die is toch wel erg fijn. Met de dynamiek zit het wel goed: naast de sobere passages pakken ze regelmatig uit met een energiek scheurend bandgeluid, inclusief kenmerkende samenzang, al ligt dat laatste er iets minder dik bovenop. Maar de eindindruk blijft toch een lichte teleurstelling na misschien wat te hoge verwachtingen. Oordeel zelf en beluister een paar nummers op MySpace
Sandra de Haan
La BrassBanda - Übersee
*****
(Trikont - De Konkurrent)
Deze funky brassband brengt Balkan-swing, pop en dubritmes bij elkaar tot ideale feestmuziek. De vijf vrienden uit Beieren krijgen elk gezelschap moeiteloos aan het dansen en niet alleen in de Bierkeller. Ze bestaan pas sinds 2007 en hebben al heel wat afgetoerd langs Europese clubs en festivals. Met rock, jazz, hiphop, dub en techno-invloeden klinkt hun versie van volksmuziek namelijk alles behalve oubollig. In plaats van tegen Britse of Amerikaanse voorbeelden aan te schurken, zoals al meer dan genoeg bands doen, pronken ze gestoken in Lederhosen en gebreide mutsjes met hun Beierse afkomst. Maar wel met een knipoog. In een video op YouTube stapelen ze hun versterkers, drums, tuba’s en andere toeters op een sleetje in een pittoresk Alpenlandschap. Übersee is dus off-beat in meerdere opzichten. De Zuid-Duitse teksten met rollende erren zijn wel lastig te volgen. Het lijkt soms amper meer op Duits, maar zo erg is dat niet. Het plezier komt wel over.

“Geh zur Haustür nei, s'is erst hoibe drei. Im flur da riach i scho dass jemand raucht. Du hast an Nachbarn da, er hod mein Bademantel o. A da wer i dann oiso nimmer braucht”. De liedjes zijn vrij simpel van opzet en zouden met een standaard rockbandbezetting nauwelijks iemand opgevallen zijn. Maar deze crossover is hun gouden vondst geweest, die ze uit zullen melken tot iedereen uitgefeest is. Verbeter uw humeur en beluister ze zelf op MySpace.

Sandra de Haan
Vic Chesnutt is niet meer
*****
27-12-2009 00:00
Donderdag 24 december raakte Vic Chesnutt na een overdosis spierverslappers in coma en stierf een dag later in een ziekenhuis in Athens, Georgia. Het nieuws verspreidde zich kerstavond via twitterberichten van zijn beste vriendin Kristin Hersh. Hij was een markante persoonlijkheid en een ongeremd eerlijke en unieke zanger-gitarist. Vanaf 1990 bracht hij veertien platen uit vol rauwe poëzie en scherpzinnige observaties. Een ongekende prestatie voor iemand die al vroeg in een rolstoel belandde na drunk driving en z’n handen maar beperkt kon gebruiken. Dit jaar nog verscheen de plaat At the cut. Hij stond altijd al bekend om zijn zwartgallige zelfreflectie. Maar een flinke scheut humor maakte zijn liedjes zelden te zwaar op de hand.

At the cut lijkt zijn schaduw vooruit geworpen te hebben. Hier leek hij al nauwelijks meer in staat met ironie zijn depressieve kant tegenspel te bieden. In het eerste nummer Coward schreeuwt hij wanhopig: “I am a coward”. In It is what it is zucht hij: “I am a monster like Quasimodo. Maar in Flirted with you all my life is er ook twijfel: “When you touched a friend of mine, I thought that I would lose my mind. But I found out with time that really I was not ready. Oh death, oh death, really I am not ready.” Zijn zwakke gezondheid en daaruit voortvloeiende geldproblemen zullen ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij zijn uit het leven stappen. In ’96 namen grote bands als Smashing Pumpkins, Garbage en REM nog een benefietplaat vol covers van zijn liedjes op om zijn medische kosten tegemoet te komen: Sweet Relief II, Gravity of the situation. Ziek zijn is geen pretje, maar in de VS al helemaal niet. Hopelijk kan Obama nu echt die hervormingen doordrukken. Dat zal een hoop toekomstig leed voorkomen.

Sandra de Haan
James Pants - Seven Seals
*****
(Stones Throw)
Seven Seals is het tweede album van James Singleton uit Spokane, Washington. Zoals wel meer solo-studioknutselaars doen, mixt hij verschillende stijlen en sferen: kitchy synthesizers, rauwe gitaren, groovy funk, jaren ’80 hip-hop, elektrobliepjes, live drums, disco en soul-zang. Op zijn debuut Welcome viel zijn talent om een heel eigen sfeer neer te zetten al op, maar het album bevatte helaas nog iets te veel eentonig doorbeukende nummers. James is duidelijk gegroeid. Seven Seals is een stuk afwisselender, complexer en meer rock & roll. De nummers zitten een stuk beter in elkaar en er staat geen enkel minder nummer op. Hij gebruikt nogal gedateerde synthesizergeluiden zonder dat het goedkoop scoren wordt (retro is niet per definitie hip). Hij strijkt tegen de haren van de goede smaak in, maar wel op een erg prettige manier. Multi-instrumentalist Pants beweert de plaat onder invloed van mystieke literatuur opgenomen te hebben. Dat verklaart de occulte tekeningen op het hoesje misschien wel, maar de muziek klinkt verre van occult. Het eerste nummer mag dan beginnen met een repeterend “The eyes of the Lord are above you today”, de ironie druipt er vanaf en als er voor iets geen plaats is in occultisme is het wel humor.

Hij zegt wel in de stemming te zijn om een sekte te beginnen en ziet de plaat als een soundtrack voor dit doel. Lollige promopraat natuurlijk, interessantdoenerij. Tenzij hij met sekte een trouwe schare fans bedoelt, want dat zou met deze plaat wel moeten lukken. De single Thin Moon is erg catchy en grappig. “Oh oh, I did it again. I made a move on a friend...” En dan? De grotendeels onverstaanbare teksten zijn wel een klein minpuntje. Not me slaat u om de oren met beukende drums en noisegitaren, maar slaat halverwege een totaal andere weg in. Het hip-hop liefdesliedje I saw you doet denken aan de funky jazzrock van Icy Demons en is al even sterk. Simpel en effectief is het devies, met een lekkere beat als basis. Het versierderige Now, let me brush you had ook door het kolderieke duo Flight of the Conchords geschreven kunnen zijn. Wash to sea heeft een fijne jazzy sax. Seven Seals is verplichte kost voor wie ook Aluminum Group, Icy Demons, Simon Bookish of Prefuse 73 in de kast heeft. Beluister hem zelf op MySpace.

*****
(Fantomette Records / Clear Spot)
Saxofoniste-zangeres Jessie Evans nam deze plaat deels op in haar thuishaven Berlijn en deels in Mexico. Ze speelde voorheen in bands die binnen de punk, goth, new wave en garage opereerden, zoals Subtonix en The Vanishing. Ze noemt Is it Fire? haar eerste soloproject, maar laten we dat met een korrel zout nemen: drummer Toby Dammit (Swans, Iggy Pop) speelt ook mee, samen met Martin Wenk (Calexico), Namosh en Budgie (Siouxsie & The Banshees). Haar stem heeft in enkele nummers (toevallig?) ook veel weg van de hese zwoel-zingende diva Siouxsie Sioux. In elk nummer vormt een feestelijk en opzwepend ritme de basis. Exotische elementen in overvloed: Afro-beats, Zuid-Amerikaanse blazers en Turkse percussie. Trekharmonica, Hammond orgel en Spaanstalige teksten maken van Niños del Espacio een van de betere nummers. De electrobeats in Class Magic zijn wel wat gewoontjes. De Mexicaanse sfeer die de trompet in Blood & Silver neerzet is samen met de Spaanstalige zang best aardig, maar de nummers hebben vaak te weinig dynamiek om de aandacht vast te houden. Sax en trompet kleuren netjes binnen lijntjes van de beats.

Evans spiegelt zich aan uitdagende femme fatales als Betty Page (net als Messer Chups doet) en het decadente vooroorlogse Berlijn. De vele extravagante foto’s op MySpace maken duidelijk dat ze meer in een sexy uitstraling en hippe styling geïnteresseerd is dan in goeie liedjes schrijven. Op het nachtclub-podium komt ze daar wel mee weg. Maar op cd, waar ze haar fysiek niet in de strijd kan gooien, valt ze toch door de mand. Want uitdagend wil deze plaat maar niet worden. Haar saxofoonspel is te beperkt en haar zang mist het charisma dat Siouxsie wél heeft. Sommige tracks lijken gehaast al jammend in elkaar gezet. De teksten zinken regelmatig wat weg in de mix en zijn dan slecht verstaanbaar. Misschien met opzet? Dat het vooral over verleiding en liefde gaat komt wel over, zoals in Let me on: “You know my love is true”... waarna er nog een onvolgbare zin volgt die eindigt op “you”. Rijmen is ook best moeilijk, toch? Het laatste nummer To the Sun is met meer dan 9 minuten hypnotiserende beats en duistere chants het meest genietbaar. Hier laat ze zien dat ze met die sax best meer kan, als ze zichzelf maar de ruimte geeft.

Sandra de Haan
Guano Padano - z/t
*****
(Important Records / Bertus)
Het eerste nummer van dit Italiaanse trio gaat erin als koek met een lekker surfgitaartje en een dampend potje bluesrock, niks aan de hand... tot na anderhalve minuut een gierende piepknor-saxofoonsolo en anarchistische orgelbliepjes zich er brutaal tussen wringen. Gefopt! Dit is geen doornsee surfgroepje. En Alessandro Stefana, Danilo Gallo en Zeno de Rossi blijven verrassen, elk nummer weer. De basis van drums, gitaar en contrabas klinkt op zich al goed, maar elk nummer voegen ze weer iets nieuws toe, zoals banjo, steelguitar, vibrafoon en piano. Wel elf gastmuzikanten zorgen voor bijdragen, zoals orgel, trompet, klarinet en viool. Trompettist Riccardo Pittau geeft Danny Boy een Spaans tintje.

Alessandro Alessandroni (van de Ennio Morricone soundtracks) is te gast om met zijn beroemde gefluit over het nummer El Divino een westernsausje te gieten. Gary Lucas (ex-gitarist van Captain Beefheart en Jeff Buckley) speelt mee op A Country Concept, een traag broeierig nummer dat perfect bij een film van David Lynch zou passen. Bull Buster galoppeert voorbij als een rodeostier, waarna Bobby Solo een cover van Hank Williams’ Ramblin’ Man zingt. Het bij elkaar brengen van al dat talent heeft een erg gevarieerde plaat opgeleverd die met elke luisterbeurt groeit omdat je in de rijke arrangementen telkens weer iets nieuws ontdekt. Er is een jaar of twee aan de plaat gesleuteld en dat is te horen ook. Guano Padano heeft de ideale soundtrack gemaakt voor een zonovergoten roadmovie die u van de stoffige vlakten van Zuid-Italië helemaal naar Louisiana voert.
Sandra de Haan
Holy Sons - Criminal’s Return
*****
(Important Records / Bertus)
Holy Sons is een eenmansband uit Portland, Oregon. Emil Amos gebruikt het als vehikel om zijn frustraties en teleurstellingen van zich af te zingen en spelen. En dat is maar goed ook: beter therapeutisch herrie maken dan om je heen gaan schieten in één of andere school. Dat is aardig gelukt: zelden is zoveel bitterheid op cd vastgelegd. From now on zet meteen de toon: “Every night is a wasted chance to change. It’s too late to be sorry, too late to be sweet to me”. U bent gewaarschuwd: van deze plaat wordt u niet blij. Hoewel, op MySpace schrijft een vrouwelijke fan hem dat zijn muziek voor haar een geweldige steun is geweest. Daar zit wel wat in: als je je klote voelt hoef je alleen maar naar Amos’ geweeklaag te luisteren om je te realiseren dat het allemaal echt veel erger kan.

Ondertussen is Criminal’s Return zeker geen slechte plaat. Hij speelde alles zelf in (toetsen, gitaar, drums), behalve de viool. In I’m Surrounded roept hij een nogal claustrofobische sfeer op en klinkt hij een beetje als Bill Callahan (Smog). Arranged Release is een fijn stukje progrock in hippy-seventies sfeer. Opzwepende rocknummers maken kan hij wel. De Afghan Whigs-achtige slidegitaar in Thorns mag er ook wezen. Maar het beste bewaart hij voor het laatst: Criminal’s Return part 2 heeft erg fijn orgelspel, waar de eenzame studiocowboy paardengehinnik doorheen gesampled heeft. Donkere muziek hoeft niet per se zwaar op de hand te zijn: als hij het gevoel voor humor van bijvoorbeeld Nick Cave of Will Oldham had gehad, zou het beter te doen zijn geweest. Maar relativering, daar doet Amos niet aan. In Cruel + Unusual mijmert hij: “I crane my neck against my will. If life is dark comedy, it mocks me still”. Tja, als je niet de spot met jezelf kunt drijven, dan moet het leven het maar voor je doen. Holy Sons brengt puur en ongezoete Weltschmerz voor iedereen die Black Heart Procession of Swans opzet tijdens een romantisch diner.
Sandra de Haan
Nieuwe platen ontdekken gaat tegenwoordig wel héél erg makkelijk
Hoe makkelijk dat gaat lees je in deze strip. Om m’n geweten te sussen heb ik ook maar wat aan promotie van de plaat gedaan. Lees hier de recensie van What will we be, de nieuwe plaat van Devendra Banhart.
*****
(Asthmatic Kitty/De Konkurrent)
Singer-songwriter Sufjan Stevens kleedt zijn composities graag aan met strijkers, fluiten, koren en trompetten. Wie alleen zijn folkrockplaten kent, krijgt de indruk dat hij erg stijlvast is. Toch heeft hij de afgelopen negen jaar wel eens wat geëxperimenteerd. Enjoy Your Rabbit is bijvoorbeeld een serie experimentele, voornamelijk elektronische instrumentaaltjes. Deze plaat uit 2001 leek in niets op zijn folky liedjesdebuut A Sun Came. Een vriend bracht hem jaren later op het idee om het Osso String Quartet klassieke arrangementen te laten maken op basis van deze stukken. Op The Illinois (2005) speelde het Osso Quartet namelijk ook al mee, dus dat idee kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Op het Music Now Festival in Cincinatti (2007) voerden zij er vier stukken van uit. Dat beviel zo goed dat nu ook van de rest van Enjoy Your Rabbit strijkkwartetinterpretaties zijn gemaakt, gearrangeerd door diverse componisten van buiten het kwartet.

Op Run Rabbit Run staan dertien stukjes moderne kamermuziek, veelal erg ritmisch en heftig gespeeld. Mooi klinkt het niet altijd, maar wel spannend en soms ook grappig. Voor een strijkkwartet gaat het er behoorlijk ruig aan toe; dissonanten en rauwe klanken worden niet geschuwd. Het omzetten van elektronische geluiden naar live muziek was geen eenvoudige klus. Hoe vertaal je elektronische beats en noise naar viool? Er komt nogal wat woest gekras met strijkstokken voorbij met wat hand-geklop op de cellokast voor de beats. De snelle repetitieve stukken doen soms aan Philip Glass denken (gast-arrangeur Nico Muhly speelde zelf bij Glass).

Elk nummer verwijst naar een dier uit de Chinese dierenriem. Dat nodigt misschien uit tot zoeken naar overeenkomsten tussen de dieren en geluiden. Speelt die pizzicato viool in Year Of The Rat geen getrippel van rattenpootjes? Maar muziek is geen illustratie. Run Rabbit Run is een speels experiment van een innovatief kwartet dat de platgespeelde paden mijdt zonder dat het moeilijke muziek wordt. Een mooie plaat propvol melodische laagjes, maar wel wat vermoeiend om in zijn geheel te beluisteren. Er gebeurt erg veel en rustige passages zijn schaars. Geen muziek om een boek bij te lezen. Year Of The Rat is een welkome adempauze, evenals afsluiter Year of the Lord. Een paar stukjes per keer beluisteren is aan te bevelen. Liefhebbers van Rachel’s, Iva Bittová en Tin Hat kunnen hier zeker wat mee.
Sandra de Haan
Devendra Banhart - What will we be
*****
(Warner Bros)
De in de VS rondreizende folkzanger uit Caracas maakte in 2002 met zijn debuut Oh me oh my een verpletterende indruk. Met zijn aan Nick Drake verwante gitaarstijl liet hij zijn soms bizarre kinderlijke fantasie de vrije loop. Waar zijn liedjes over gingen was het vaak maar gissen, wat zijn muziek alleen maar intrigerender maakte. De krakerige home recordings met dubbel ingezongen teksten waren zelfs een beetje eng (waren dat echt geweerschoten op de achtergrond?). De mini lp The Black Babies (2003) was al even geweldig. Anno 2009 is van het mysterie rond Devendra Banhart weinig meer over. Als vaandeldrager van de psychedelische freakfolk-scene schoot zijn bekendheid omhoog, gevolgd door veel interviews en concerten. De dood voor elk mysterie natuurlijk. Het volgende Rejoicing in the hands (2004) was nog wel een erg mooie verzameling liedjes. Maar Banhart wilde verder, nieuwe muzikale gebieden verkennen. Dat leverde nog drie platen vol popliedjes op die stilistisch diverser waren dan zijn vroegere werk en ook beter opgenomen.

Na drie veelal vrolijke folkpopplaten met af en toe een Spaanstalig nummer, is daar nu What will we be. Goede vraag. Produktief is baardmans zeker, maar de liedjes maken bij lange na niet de indruk van zijn vroegere werk. Je kunt natuurlijk maar één keer verpletterend debuteren, dus de kritiek is misschien wat gratuit. Maar toch, indrukwekkend is zijn nieuwe plaat niet, ook al is hij afwisselender dan ooit. Misschien juist daarom. Op zijn vorige plaat Smokey rolls down thunder canyon experimenteerde hij ook al met meer stijlen. Hier gaat hij nog een stapje verder. Chin Chin & Muck Muck is jazz, Angelica een zoet liefdesliedje, 16th & Valencia, Roxy Music een knipoog naar glamrock, Foolin’ een mopje ska. Is dit lollig bedoeld of weet hij het even niet meer? Of bemoeien andere mensen zich misschien teveel met zijn muziek? Hij is overgestapt van Michael Gira’s label Young God naar Warner Bros. De plaat moet dan ook een groter publiek aanspreken, dus lijkt er voor elk wat wils in de grabbelton gestopt. Dat maakt zijn stilistische uitstapjes tegelijk wel wat vrijblijvend. Het ingetogen Last song for B is wel een van de beste van de veertien liedjes, samen met de zwoele piano-mijmeringen op Maria Lionza. Het artwork is wel weer helemaal geweldig. Zijn tekenkunst is zijn muziek qua originaliteit inmiddels wel voorbij geschoten.

Sandra de Haan
Jorg - Lomek10
*****
(Lomechanik)
06-11-2009 00:00
Electronica-artiesten zijn er zoveel dat het aantal releases niet bij te houden valt, ook al heb je je oren permanent wagenwijd open. Mijn antennes staan meestal richting Engeland en Duitsland, waar veel interessante electro-labels zijn zoals Warp, Chicks On Speed, Tomlab, A-Musik en Monika. Nederlandse electroknutselaars blijven veelal onder de radar. Het vooroordeel dat Nederland vooral allerlei hardcore technovarianten voortbrengt deed me lang de andere kant op luisteren. Ten onrechte blijkt nu, want Jorg staat de laatste dagen bijna permanent op de speakers. De sfeervolle geluidslandschappen op Lomek10 hebben wat je noemt internationale allure. Spannend, afwisselend en soms zelfs grappig. Jorg was radiomaker bij een Nijmeegse piraat, speelde in bandjes, maar koos uiteindelijk toch voor het solo muziek maken. Weg met die discussies over hoe iets moest klinken. Dat bepaalt hij liever zelf.

Daarnaast is hij DJ en organisator van het Nijmeegse label Lomechanik, waar twee platen van hem verschenen onder de noemer ‘ruis voor thuis’. Naast deze meer sferische platen, brengt Lomechanik ook breakcore, drum & bass en andere hardere varianten uit onder de noemer ‘iets met biets’. Lomek10 begint met een simpele pianomelodie, overgaand in trage beats en doet daarmee een beetje denken aan Aphex Twin’s Drukqs. Invloeden zijn duidelijk te horen, maar Jorg is creatief genoeg om dat niet storend te laten zijn. Over de soms sinistere klanktapijten plakt hij grappige stemmetjes uit films en educatieve quotes uit de oude doos over bijvoorbeeld het zonnestelsel of over het nut van lachen. Maar Smile klinkt verre van vrolijk; de donkere drone is meer iets voor een horrorfilm. Het daar overheen repeterende ‘keep smiling’ werkt vervreemdend en blijft daardoor lang hangen. Bird Song volgt hetzelfde recept: tussen de onheilspellende beats en dub-echo klinkt ineens de oubollige tekst ”And did you know young birds have to learn how to sing?” Deze collage-aanpak met stemmen plaatst hem in het rijtje Boards of Canada, Prefuse 73 en de oude platen van The Orb. Toch is er van epigonisme bepaald geen sprake. Daar zit het gewoon te goed voor in elkaar. En zijn voorlaatste plaat Lomek7 is al even goed als nummer tien. Vooral de niet bepaald voor de hand liggende samples (waaronder een operazangeres) werken erg goed. Silly Me is met het vrolijk gezongen “Why should you hate yourself” en jaren vijftig-deuntje een opvallend luchtige afsluiter. Lomek10 is gratis te downloaden op de site van Lomechanik.
Sandra de Haan
Broadcast & The Focus Group - Investigate Witch Cults Of The Radio Age
*****
(Warp / V2 music)
Broadcast heeft sinds 2000 drie fijne elektropopplaten gemaakt, waarin het viertal uit Birmingham invloeden van de sixties mixt met futuristische synthesizergeluiden. De laatste plaat Tender Buttons dateert alweer van 2005. Na de maar half bevredigende verzamelplaat The Future Crayon (2006) was het dus wachten op een nieuwe volwaardige Broadcast-plaat. Die is er nu dan eindelijk. Investigate Witch Cults Of Tthe Radio Age maakten ze samen met The Focus Group. Deze ‘group’ bestaat eigenlijk maar uit één man: de grafisch ontwerper/muzikant Julian House. Investigate is duidelijk anders dan hun eerdere werk: hier geen meezingbare liedjes, maar collage-achtige soundscapes. Er is nogal wat in de mixer gegooid: drums, analoge synths, blokfluiten, blaffende honden, wekkers, bliepjes, een klavecimbel en vooral veel samples en field recordings. Het is een fragmentarische dromerige plaat geworden, waarin het experimenteren met geluiden voorop staat. Het ongenaakbare ijskonijn Trish Keenan blijft met veelal onverstaanbaar weggemixte teksten vaker op de achtergrond dan op eerdere Broadcast-platen. In 23 tracks schotelt Broadcast de luisteraar sfeervolle brokjes knip- en plakwerk voor. De tracks zijn vaak aan de korte kant, wat een onrustig geheel oplevert zonder veel samenhang of opbouw. Een echte Warp-plaat, die bij liefhebbers van andere collage-kunstenaars als Prefuse 73 en Boards of Canada zeker in de smaak zal vallen. Maar er gaat toch niets boven de opzwepende rockplaten die Broadcast eerder maakte. Op hun eerste plaat The Noise Made By People stonden ijzersterke liedjes als Papercuts en Come On Let’s Go. Ook met Haha Sound (2003) en Tender Buttons was het goed meezingen. Ze zijn het rocken blijkbaar even zat. Niet in herhaling vallen en jezelf blijven vernieuwen is natuurlijk goed, maar het is jammer dat ze hun eerdere niveau hiermee niet halen. Was dit misschien een intermezzo waarna er weer een liedjesplaat zou volgen? Lang hoefden we niet te wachten op het antwoord.

Tegelijk met Investigate... kwam deze maand namelijk de EP Mother Is The Milky Way uit, die met 12 veelal korte spacy retro-soundscapes bijna naadloos overloopt in Investigate Witch Cults Of The Radio Age. Als je ze na elkaar draait hoor je geen verschil. Mother Is The Milky Way heeft een hippie-verpakking en dito titel. Ook de muziek is behoorlijk psychedelisch en zweverig met vogelgekwetter, blokfluit, veel galm, lalala-gezang en wazige samples. In Elegant Elephant klinkt Keenan bijna als een Indiase zangeres en soms ook als Cocteau Twins’ Liz Frazer. De onverstaanbare teksten in combinatie met de kabbelende tingeltangelmelodietjes maakt van deze EP een serie smaakvolle slaapliedjes. Prachtige geluiden in overvloed, maar het gebrek aan structuur doet de aandacht al halverwege afdwalen. Broadcast klinkt op beide platen ondanks al dat moois te vrijblijvend om een plaatsje te veroveren in je geheugen. Check ze zelf uit op hun blogspot.

Sandra de Haan
Various Artists - Warp20 (chosen)
*****
(Warp / V2 music)
Het Engelse Warp-label heeft om het twintigjarig bestaan te vieren een dubbele verzamel-cd uitgebracht. Een echte must have voor de fans en een handige introductie voor wie maar enkele Warp-acts kent en er meer hoopt te ontdekken. Als je de Warp-sound zou moeten omschrijven kom je waarschijnlijk uit op hectische drum & bass met diepe bassen (Autechre, Aphex Twin). Deze verzameling laat zien dat Warp meer te bieden heeft. Het dromerige, dik zeven minuten durende Spangle van Seefeel en het sonische geweld van Autechre liggen een flink eind uit elkaar. Plaid is veel meer gitaargedreven en bij Nightmares on Wax en Jamie Lidell hoor je zelfs soulzangers. Grizzly Bear klinkt als druggy folktronica. De wazige vocalen en galmpiano in Colorado zorgden helaas wel voor een van de saaiste tracks.

Tien nummers zijn door fans via warp20.net gekozen. Publiekslievelingen Aphex Twin, Autechre en Boards of Canada hebben beide twee tracks gekregen, Squarepusher zelfs drie. Labelbaas Steve Beckett koos de andere 14 nummers uit: deels nieuw, deels ouder niet eerder uitgebracht materiaal. Hij kiest duidelijk voor minder voor de hand liggende nummers, waardoor het niet bepaald een voorspelbare best of is geworden. Maar erg divers is de collectie nu ook weer niet, wat wel te verwachten viel van een label met zo’n duidelijk eigen gezicht. Een ritmische elektronische basis is toch wat alles met elkaar verbindt, van de dansbare clubhouse van LFO tot de mitrailleur-beats van Aphex Twin. Grote afwezige is helaas de knip-en plakkunstenaar Prefuse 73. Die had met zijn baanbrekende hip-hop-scratchcollages toch niet mogen ontbreken. Het onbekendere Flying Lotus opereert een beetje in dezelfde richting en staat er gek genoeg wél op. Die kon wellicht wel wat extra promotie gebruiken. Ook te horen zijn: Battles, Xeper, Clark (mooi!), Luke Vibert (zeperd), Jimmy Edgar en Mike Ink. De limited luxe box-set bevat ook een catalogus van 192 pagina’s. Daarin staan coverontwerpen van álle Warp-releases van 1989 tot augustus 2009, gemaakt door onder andere Designers Republic, Julian House, Build, Universal Everything en Kim Hiorthøy.
Sandra de Haan
Adrian Crowley - Season of the Sparks
*****
(Chemikal Underground / De Konkurrent)
Season of the Sparks is alweer de vijfde plaat van de Ierse singer-songwriter Adrian Crowley. Zijn liedjes zijn op het eerste gehoor niet erg opvallend, wat een oorzaak zou kunnen zijn voor Crowley’s onbekendheid in deze regio. Toch is hij al een jaar of tien bezig, voornamelijk vanuit zijn huiskamerstudio in Dublin. Crowley verheft zijn stem nergens, maar verovert u met zachte hand. Wat een prachtige folky luisterliedjes! Simpel, maar uiterst doeltreffend. Zijn warme bariton en kalme voordracht doen denken aan Bill Callahan (Smog) en Leonard Cohen. Een wat harder nummer zoals Liberty Stream lijkt wat meer op Low. Hij tokkelt op een elektrische gitaar met veel galm, wat een fijn tapijt oplevert om overheen te zingen. Crowley speelt piano, gitaar en harmonium, kalm en dromerig. Cello en viool zorgen in enkele nummers voor een sfeervolle omlijsting van de goed verstaanbare teksten, de drummer speelt met kwastjes.

Zijn muziek wordt sinds kort door het Schotse Chemikal Underground uitgebracht. Geen vreemde stap: hij lijkt daar goed op zijn plek als het blijmoedige broertje van Arab Strap’s zwartkijker Aidan Moffat. Crowley is een echte romanticus: in veel liedjes hebben de liefde, de natuur, het Ierse landschap of dieren (Horses like to dream all night) een hoofdrol. Squeeze Bees: “A blind girl sat at the foot of a tree and sang in a voice like cream: I’m looking for a beautiful man with gray hair and gray eyes, a man who can sit at the foot of a tree, and squeeze bees, and squeeze me, for my honey”. Beetje klef? Helemaal niet; luister maar eens naar de single The wishing Seat. Een erg catchy refrein en gespeeld op een harmonium die klinkt als een kathedraal. Het liedje krijg je gegarandeerd een paar dagen niet uit je hoofd. Bekijk de nostalgische super-8 filmcollage op: YouTube (u bent gewaarschuwd). Meer info en MP3’s vind je op MySpace
Sandra de Haan
Shudder to Think - Live from home
*****
(Team Love Records / De Konkurrent)
Shudder to Think is alweer elf jaar geleden uit elkaar gespat. Ze maakten tussen 1988 en 1998 een paar zeer invloedrijke platen vol intimiderend goeie hardcore-mathrock op het Dischord label, met Get Your Goat (’92) als persoonlijke favoriet. Shudder To Think kwam voort uit de hardcore-scene van Washington DC en stond samen met Don Caballero zo'n beetje aan de top van de melodieuze richting binnen de hardcore. Hun platen werden steeds toegankelijker omdat ze hardcore met popinvloeden mixten. Na het maar half geslaagde Pony Express Record was het helaas wel zo’n beetje afgelopen, met de poging-tot-mainstream 50.000 B.C. als tragisch dieptepunt en laatste plaat.

Blikvanger van de band is zanger-gitarist Craig Wedren, die graag met vocaal vuurwerk strooit: behendig heen-en-weren tussen opera-achtig vibrato en falset. Een soort hardcore David Bowie met een snuifje coke erin. Na de break-up maakte hij wat solo- en filmmuziek. Reunieconcerten geven en het uitbrengen van re-issues is een populaire hobby aan het worden: onder andere Jawbox, Sunny Day Real Estate, The Jesus Lizard, The Feelies en Pavement doen eraan mee. Dan konden de Shudders niet achterblijven natuurlijk. In de herfst van 2008 deden ze een reunietournee, nu uitgebracht als Live From Home. Leuk voor de fans van toen en ook voor de nieuwe lichting emo-hardcorefans die destijds te jong was om ze te zien en ze nu ontdekt heeft. Want wat waren ze toch goed! En gedateerd klinken ze anno 2009 allerminst. Keigoeie nummers, nog steeds. Superego Wedren op gitaar en zang plus nog twee gitaristen, bas en drums. Dat is een flinke bak herrie. Gelukkig bleven de nummers prima overeind. Alles klinkt natuurlijk massiever dan op de studioplaten en er is vanwege de complexe composities vol breaks en tempowisselingen weinig ruimte voor improvisatie. Alleen in Lies about the sky gaat Wedren met z’n falsetstem oehoehoe-oehoe even flink los, ondersteund door vette gitaarnoise. Een fijne best of-show van 70 minuten waar gelukkig de krakers Gang of $, Shake Your Halo Down en X-French T-Shirt niet in ontbreken.
Sandra de Haan
Slaraffenland - We are on your side
*****
(Rumraket)
Deze vijfmansband uit Kopenhagen beweegt zich tussen postrock, neofolk en jazz in, zoals wel meer Scandinavische experimentele groepen de laatste jaren doen. Dit is hun derde volwaardige plaat (naast nog 3 ep’s) in hun zevenjarig bestaan. Deze harde werkers laten er geen gras over groeien: ze hebben al door de VS getoerd en doen dat deze maand weer, samen met Akron/Family. Slaraffenland betekent ‘land van melk en honing’. Dat maken ze wel waar: dit is een plaat van overvloed. Net als stadsgenoten Efterklang nemen ze geen genoegen met een simpele gitaar-bas-drum-bezetting. In Long Gone pakken ze meteen flink uit met opzwepend gitaargetokkel, toetsen, blazers, samenzang en een hoofdrol voor drums. Meet and Greet volgt hetzelfde recept. Klinkt goed! Maar bij het derde nummer denk je al: alwéér samenzang? Door dit effect continu in te zetten, verandert het helaas al snel in een vervelende gimmick. De zang is bovendien zo ver weg gemixt, dat de teksten nauwelijks te volgen zijn. En als je al wat opvangt, blijken het vage psychologische bespiegelingen. Zoals in Open Your Eyes: “Remove the mask that you wear. It’s invisible. Open your eyes.” Of in Away: “Happy new year my dear, it’s time to face our fears. Promise me to to take care”. Teksten schrijven is niet hun sterkste punt.

Maar muzikaal kunnen de Slaraffelanders alles. En dat zullen we weten ook! Trombone, sax, melodica, toetsen, dwarsfluit, complexe ritmes, listige hooks, het kan niet op. Alles mag dan bijzonder smaakvol klinken, het is ook wat gekunsteld. Al te wild wordt er niet geëxperimenteerd. De blazers blijven overal veilig binnen de lijntjes. Kippenvel krijg ik er niet van. Er worden namelijk geen keuzes gemaakt, zodat de instrumenten elkaar verdringen voor de microfoon. Elke seconde moet gevuld. Weg broodnodige dynamiek. De band heeft hetzelfde probleem als Efterklang: niets krijgt voldoende aandacht als elk instrument een even grote rol opeist. Nergens wordt even ingehouden of aan een spanningsboog gebouwd, alleen bij het laatste en mooiste nummer Away. Maar ook daar moet na een minuut de mooie gitaarpartij weer opgesierd worden met een laag blazers. Deze plaat raast zo als een bontgekleurde goederentrein aan je voorbij, zonder een blijvende indruk achter te laten. Halverwege de cd komt de overvolle en behaagzieke melk-en-honing-muziek je oren al uit. Als hun ambitie niet zo met ze op de loop was gegaan, had dit zo veel spannender uit kunnen pakken. Een gemiste kans want de heren hebben wel degelijk veel componeertalent. Mensen met ook Broken Social Scene, Do Make Say Think en Sufjan Stevens in de kast, kunnen hier alsnog veel plezier aan beleven. Aanbeveling: wel in gepaste doses tot u nemen.
Sandra de Haan
David Sylvian - Manafon
*****
(SamadhiSound)
Voor de Sylvian-fans die Secrets of the Beehive en zijn debuut Brilliant Trees (’84) tot zijn mooiste platen rekenen, zal het even wennen zijn. Manafon bevat geen coupletten, refreinen, loom kabbelende ritmes of ander houvast. Hij heeft de toegankelijke esthetiek uit de New Romantics-periode definitief achter zich gelaten (afgezien van ouderwets sprookjesachtig artwork). Wat kwam er voor terug? Soundscapes, elektro-akoestische improvisaties, getik en gerasp op ijzerwerk, hier en daar een half pianoakkoord, piepknor saxofoonspel en digitale ruis. Manafon klinkt ongepolijst, subtiel en soms zelfs onprettig als nagels op een schoolbord. Maar ook intiem en behoorlijk intrigerend. Wie Sylvian de laatste jaren gevolgd heeft, is wellicht minder verrast: hij is namelijk al een tijdje bezig met elektronische experimenten. Op Blemish (2003) werkte hij ook al samen met impro-legende Derek Bailey en laptopman Christian Fennesz. Zijn warme stem klinkt wat eenzaam. De teksten zijn poëtisch en introspectief. Zijn muzikale interesses zijn duidelijk veranderd, wellicht het resultaat van zijn spirituele zoektocht, de scheiding van zijn vrouw en grondige zelfanalyse. En niet te vergeten: hij maakt al zo’n dertig jaar muziek. Logisch dat hij eens nieuwe wegen inslaat. Maar is dit een fijne plaat? Makkelijk maakt hij het de luisteraar niet, maar sfeervol en boeiend is Manafon zeker wel geworden. Hij heeft dan ook niet zomaar wat improknakkers ingehuurd.

Pianist John Tilbury en gitarist Keith Rowe stonden met hun avantgarde groep AMM vanaf ’64 (!) zo’n beetje aan de wieg van de Britse freejazz en improscene. De oude rot en freejazz saxofonist Evan Parker speelt ook mee, evenals Fennesz (laptop) en de Weense postmoderne trompettist Franz Hautzinger. En daarbij nog drie Japanners: de geluidseffectenspecialiste Sachiko M, turntablist Otomo Yoshihide en Toshimaru Nakamura aan de no-input-mixer (een mixer genereert zelf ook geluid, zonder dat je er wat in stopt). De cellisten Michael Moser en Marcio Mattos zorgen voor wat warm tegenwicht tussen de abstracte geluiden. Het enige minpunt is dat de negen nummers wat eenvormig zijn, juist door het ontbreken van herkenningspunten. Zijn monologen interieur klinken melodisch telkens ongeveer hetzelfde. Muzikaal zijn de verschillen tussen de stukken ook niet groot. Halverwege Emily Dickinson houdt hij even een tijdje zijn mond. Ook tijdens het daarop volgende The Department of Dead Letters, een van de mooiste stukken. Wel prettig om zijn stem, die in alle stukken zo op de voorgrond staat, even niet te horen. Saxofoonspel van de bovenste plank, dat verdient alle aandacht. De stem en de instrumenten lijken zich totaal onafhankelijk van elkaar te bewegen, maar na een paar keer luisteren blijkt alles toch heel wonderlijk goed bij elkaar te passen. Manafon bracht hij uit op zijn eigen label SamadhiSound, dat hij in 2003 startte. Een moedig en avontuurlijk project van een artiest die met zijn tijd mee gaat.
Sandra de Haan
Dinosaur Jr live in Watt, 26 augustus.
*****
Precies 21 jaar geleden waren de gitaarnoiserockers Dinosaur Jr voor het laatst in Rotterdam. Nu waren ze terug en alles was weer even zoals toen, al oogt de geblondeerde J Mascis wat verweerd, is de drummer kaal en lijkt bassist Lou Barlow wat vermoeid. De stampvolle zaal vol veertigers had er duidelijk zin in, een tripje down memory lane. De nieuwste plaat Farm van Dinosaur Senior mag dan weer erg goed zijn, de menigte ging duidelijk het meest uit z’n dak bij oude nummers als The Wagon, Out There, Freak Scene en Feel the Pain. Mascis’ haren wapperden in de bijna zichtbare geluidsstorm die uit de muur van zes Marshall versterkers kwam. Hij kon zich vaak maar met moeite verstaanbaar maken. Niet dat het de fans iets kon schelen: die zongen toch wel mee. Oordoppen waren helaas weer onmisbaar (wanneer gaat iemand daar nu eens wat aan doen?!).

Er kwam een fijne set voorbij met nummers van veel verschillende albums, voor elk wat wils dus. Hoogtepunt was een zinderende uitvoering van Kracked en Sludgefeast, de beste nummers van You’re Living all over me (uit 1987). Het powertrio is zo te zien nog lang niet toe aan stoppen. Een minpuntje was de zo goed als afwezige communicatie met het publiek. En de eerste toegift was nogal een anticlimax: een veel te lange freaky solo zonder kop of staart over wat repeterende akkoorden heen gesmeerd. Wel leuk was de afsluiter, weer een nummer uit de oude doos: de Cure-cover Just Like Heaven. En toen was het weer augustus 2009 en tijd om de roes uit te slapen.

Sandra de Haan
Stuart Murdoch - God Help The Girl
*****
(Rough Trade/De Konkurrent)
Stuart Murdoch, aanvoerder van de Schotse indiepopgroep Belle & Sebastian, liep al een paar jaar rond met liedjes die een breder muzikaal palet verdienden dan zijn band kon bieden. Het waren dan ook niet zomaar wat liedjes, maar één geheel. God Help The Girl is een op muziek gezet levensverhaal. En wat voor muziek! Naast de vertrouwde Belle & Sebastian-bandleden kleurde een orkest van wel 47 man het verhaal van Eve in met melancholieke pop, strijkers, jazz, soul en sixties girlgroup-samenzang. Vast bandlid Mick Cooke verzorgde de prachtige arrangementen. Ondanks de rijke aankleding van de liedjes, staat het qua sfeer niet ver af van het Belle & Sebastian-geluid. Dat is niet zo vreemd: de gehele band speelt als vanouds mee. En het songschrijftalent van Murdoch hoor je overal doorheen. Het enige nummer dat nogal atypisch klinkt is de single Funny Little Frog. Dat komt vooral door de soulstem van de Amerikaanse Brittany Stallings. Door de verhalende opzet heeft de plaat ook wel iets van een musical. Een verfilming zou best eens de volgende stap kunnen zijn.

Bij de cd zit een mooi geïllustreerd boekje waarin de getroubleerde Eve gevolgd wordt. Als frisgewassen hardwerkende studente ontdekt ze rock-'n-roll. Dan gaat het snel bergafwaarts. Ze bezoekt steeds meer concerten, haalt slechte cijfers, verliest oude vrienden, raakt in een isolement, verblijft in een anorexiakliniek en krabbelt uiteindelijk weer op naar een normaal leven. En ook in de liefde zit het niet mee. Op zoek naar stemmen voor Eve zette Murdoch een online advertentie en kreeg wel 400 demo’s binnen. Een handjevol zangeressen haalde het tot de plaat, waaronder Asya (van Smoosh), Alex Klobouk en Celia Garcia. Ook Neil Hannon van The Divine Comedy zingt een bijrolletje mee. De Ierse Catherine Ireton neemt de meeste nummers voor haar rekening. Dit is niet haar debuut in de band: ze was al eerder te horen in The White Collar Boy. Haar heldere en tegelijk kwetsbare stem past zo goed in de Belle & Sebastiansfeer dat ze best eens een blijvertje zou kunnen zijn. God Help The Girl is een klassieke popplaat met een universeel thema. Jong zijn is behoorlijk ingewikkeld.
Sandra de Haan
The Puddle Parade - Origami
*****
(Morc Records/Clear Spot)
Terwijl de ene na de andere muzikant naar Duitsland vertrekt, deed de Duitse Ellen Evers het tegenovergestelde: ze streek neer in Utrecht. Haar debuut cd is zojuist verschenen bij het Gentse Morc Records, thuishaven van avontuurlijke geluidsknutselaars en soundscape-artiesten, waaronder Machinefabriek. In de strijd tegen het gratis downloaden is extra aandacht voor de verpakking een goede zet. Het smaakvol gezeefdrukte hoesje met wolkjes en vogels op grof karton geeft Origami zeker een meerwaarde ten opzichte van een rijtje mp3’s. De verpakking weerspiegelt hier ook de inhoud: Evers’ dromerige sfeerstukken zweven traag en stil voorbij. Liedjes kun je het niet echt noemen, ook al zijn er genoeg repeterende melodietjes te horen. Lullabye heet het eerste nummer en de titel spreekt voor zich.

De lo-fi electro-akoetische mijmeringen zijn wel charmant, maar ook een beetje saai. Dat komt vooral door het gebrek aan dynamiek, het trage tempo en wel heel erg ingehouden spel. De zang is daarbij nogal introvert en weinig expressief. Als je te langzaam fietst val je om. Dat gaat ook op voor muziek maken. Als Evers op haar volgende plaat nou een beetje doortrapt en haar geluidsschetsen wat beter uitwerkt, kan ze best nog een heel eind komen. Aan het instrumentarium ligt het namelijk niet: gitaar, effecten, loops, melodica, duimpiano, kinderaccordeon en ander speelgoed. Een avontuurlijke inslag heeft ze zeker wel. Het achteruit afspelen van een speelgoedpiano werkt bijvoorbeeld goed. Schijnbaar slaapdronken doet ze hardop aan zelfreflectie: “Did I expect too much? Cause now I feel bored. Am I afraid of losing touch? Cause now I feel ignored”. Haar fluisterstem is soms via een krakerige dictafoon opgenomen, wat de verstaanbaarheid niet ten goede komt. Maar zang lijkt dan ook meer als sfeerversterker ingezet dan als tekstvertolker. Een lachebekje is ze ook niet. In Sister, sister wordt wat afgetobt: “I don’t understand. I don’t think I can. I could be someone. Looking for myself, I searched every box. I wasn’t myself.” Het leven valt ook niet mee. Claim is het beste nummer en werd voor het laatst bewaard. Het is te horen op de Morc site. Al met al is Origami een niet al te opwindende plaat van 35 minuten vol meisjestwijfelmuziek. Voor liefhebbers van Colleen, Serafina Steer en Danielle Lemaire.
Sandra de Haan
Tortoise - Beacons of Ancestorship
*****
(Thrill Jockey/PIAS)
Bij elke nieuwe plaat die de postrockers uit Chicago uitbrengen, zijn de verwachtingen hooggespannen. Hun eerste platen waren dan ook revolutionair. Misschien slaat de albumtitel op henzelf: voorvaders van menig postrockband in binnen- en buitenland. Dat is geen misplaatste ijdelheid, hooguit ironie, een citaat uit een recensie misschien? Tortoise weet altijd te verrassen, soms positief, soms met een draak van een plaat. De sound herken je meteen: ongewone drumritmes, analoge synthesizers, xylofoons, fijne bassen, spannende breaks en tempowisselingen. En altijd in een anti-hip arty hoesje gestoken. TNT (1998) was aanvankelijk even schrikken, zo kitchy als die klonk, maar de plaat bleek na een paar keer luisteren alsnog het hoogtepunt dat ze sindsdien niet meer geëvenaard hebben. Standards (2001) en It’s all around you (2004) waren teleurstellend. Saaie intellectuele jazzrock met bliepjes. Hun steeds voorspelbaarder unique selling point, de xylofoon, was inmiddels niet meer uniek in postrockland.

Wat nu te maken van de nieuwe serie instrumentals op Beacons of Ancestorship? Het eerste nummer van dik 8 minuten belooft niet veel goeds. Eerste indruk: na zestien jaar platen maken speelt Tortoise definitief niet meer in de eredivisie, links en rechts ingehaald door de concurrentie (Icy Demons!). Met de ironische titel Prepare your coffin lijken ze de schrijvende pers voor te willen zijn met een hint naar hun overschreden houdbaarheidsdatum. Het nummer lijkt zo van een progrockplaat uit de seventies geplukt. Tortoise weet natuurlijk dat ze in de gaten gehouden worden. Spelen ze nu met die verwachtingen of lijkt het maar zo? Yingxianghechengqui staat bol van de overstuurde basgitaren en houthakkersdrumwerk. Zo’n raar nummer, daar moéten de journalisten wel wat over gaan zeggen en dan die onleesbare titel lekker overtypen, hahaha. Wat een lol. Even geduld hebben: even later blijkt dat ze u om de tuin geleid hebben. Hier gebeurt wel degelijk wat! Het subtiele The fall of seven diamonds plus one had bijna op het prachtige Millions now living will never die gepast, traag en spannend. Wel een van de beste nummers, samen met Monument six one thousand. Na het zwakke begin worden de nummers steeds beter. Beacons is daarbij gevarieerder dan vorige platen, die vaak ook net te lang waren. Met drie kwartier heeft Beacons de perfecte lengte. De vorige plaat The Brave and the Bold (met Bonnie Prince Billy) uit 2006 was al beter dan die daarvoor. Wie weet heeft Tortoise de weg terug naar boven gevonden. Daar begint het warempel met elke luisterbeurt meer op te lijken.
Sandra de Haan
Clemens Krijger - Ghost Tracks
*****
(Eigen beheer)
Filmmuziek kun je ook componeren zonder film. Dat laat de Overijsselse ‘beeldend componist’ Clemens Krijger horen op Ghost Tracks. Twintig instrumentals van 1 tot pakweg 3 minuten passeren de revue. Filmmaker Peter Delpeut schreef een voorwoord en bedacht er meteen scènes bij. Niet lezen, gewoon luisteren. Krijger maakt muziek voor televisie, radio en theater. Hij houdt van kraakhelder geluid, glad en klassiek. De tracks zijn van gelijkmatig tempo en melancholiek van sfeer, zonder breaks of andere gekke dingen. Niet geschikt voor actiefilms of komedies dus, maar wel voor serieus drama of documentaires. Synthesizers vormen meestal de basis, met daar overheen violen, contrabas, piano, cello en saxofoon. Twaalf muzikanten werkten aan het project mee, inclusief Krijger zelf op gitaar.Filmmuziek moet ondersteunend zijn en niet teveel de aandacht opeisen. Dat is wel gelukt: dit is geen spannende plaat. Met film erbij zou het wel werken, niet als autonome plaat. Maar zo is Ghost Tracks ook niet bedoeld. Het is een professioneel, maar ook wel wat gezichtsloos product geworden. De sound is daarbij nogal gedateerd, erg jaren ’80. Dat ligt voor een groot deel aan de productie met veel galm en het tergend keurige saxofoonspel. Veel stukken beginnen soms veelbelovend, maar zodra de sax de maten fantasieloos binnen de lijntjes in begint te kleuren, is de spanning weg. De steriele toonladders veranderen zo menig stuk in liftmuziek. Jammer, want met het compositietalent van Krijger zit het wel goed. De passages met alleen harp, piano of accordeon zijn een welkome afwisseling, want: zonder sax. De betere stukken doen denken aan Michael Brook, een Canadese soundtrackcomponist (van o.a. Albino Alligator). Entrada, met lang doorbrommende synthesizerakkoorden, doet een beetje denken aan Angelo Badalamenti, maar dan zonder de sinistere sfeer. Ghost Track 4 heeft weer iets van Pink Floyd. Voor elk wat wils. Op Ghost Track 3 probeert een elektrische gitaar voor enige opschudding te zorgen, maar ook deze is zo keurig bespeeld, dat het effect minimaal is. Al met al is Ghost Tracks een bruikbare selectie soundtracks voor documentairemakers en andere professionals in de audiovisuele hoek. De cd is voor 12 euro (incl. verzendkosten) te bestellen op: www.beeldendcomponist.nl
Sandra de Haan
Dinosaur Jr - Farm
*****
(Jagjaguwar)
Terwijl de kommer en kwel van 2009 maar doorsuddert, wordt de lust om retroplaten te draaien voor de dagelijkse dosis escapisme alsmaar groter. Voor wie eind jaren ’80 naar grunge en garagerock luisterde voldoet deze nieuwe Dinosaur Jr plaat hiervoor uitstekend. Zodra je Farm opzet is het weer 1988, het jaar dat Bug voor flink wat opschudding zorgde. Farm bevat 12 nieuwe gierende gitaarliedjes van J Mascis en klinkt niet voor niets bijna als een kopie van de eerste platen, Bug en You’re Living All Over Me. Bassist van het eerste uur, Lou Barlow (zanger-gitarist van Sebadoh) speelt namelijk weer mee. Een echte reünieplaat is het echter niet, want Beyond uit 2007 was dat al. Nadat de ruzies uit het verleden waren bijgelegd beviel de hernieuwde samenwerking blijkbaar zo goed dat ze gewoon door gegaan zijn met nieuwe nummers maken vol feedback, gloedvolle solo’s en beukende drums.

Barlow zingt gelukkig ook mee, want Mascis’ klagende kraakstem gaat na een tijdje toch wat vervelen, zeker met een plaat van een uur. Barlow’s zang is dus een welkome afwisseling op Your Weather en afsluiter Imagination Blind. Mascis nog altijd een gekwelde ziel die al z’n weltschmerz in de versterker pompt, met het negen minuten doorgierende I Don’t Wanna Go There als ultieme trip. Het dendert flink up-tempo door. Pas bij nummer acht mag je even op adem komen met een subtieler nummer. Said The People is wel meteen een van de mooiste tracks. Dinosaur Jr is een van de meest invloedrijke gitaarbands geweest. Geweest, ja. Veel fans zullen deze plaat uit nieuwsgierigheid wel aanschaffen, maar echt memorabele liedjes zoals op Green staan er nauwelijks op, hooguit de sterke opener Pieces. Farm is geen verrassende plaat, maar wel lekker. Ongecompliceerd vermaak, verstand op nul een mee headbangen. For old time’s sake, let’s take a trip to the farm.
Sandra de Haan
Dirty Projectors - Bitte Orca
*****
(Domino/Munich)
Dit Amerikaanse avantrock collectief, geleid door zanger-gitarist Dave Longstreth is uniek in zijn soort. De nummers zijn zo complex en gelaagd dat je er je aandacht bij moet houden. Ritmisch is het wel even wennen: bij de eerste luisterbeurt raak je gegarandeerd de draad kwijt. Veel mensen hebben hier het geduld niet voor en zullen meteen afhaken. Maar geduld wordt hier beloond: Bitte Orca is een plaat die met elke luisterbeurt beter wordt. Het gitaarspel lijkt nogal anarchistisch en doet aan Deerhoof en Captain Beefheart denken. Lijkt, want de anarchie is schijn: dit is een hoogstandje componeren op de vierkante seconde. De bandleden lijken soms totaal verschillende nummers door elkaar heen te spelen. Deze plaat is gelukkig wel beter te volgen dan voorganger Rise Above uit 2007. Destijds ben ik bij een concert in Worm afgehaakt vanwege hoofdpijnveroorzakende information overload.

Dat zou nu niet gebeuren: zodra je verwarrende structuren op Bitte Orca door hebt, komen er wonderschone liedjes te voorschijn. De heldere stemmen van violiste en gitariste Amber Coffman en Angel Deradoorian buitelen over elkaar heen in fijne harmonieën. Longstreth klinkt met zijn hoge buigzame stem soms als een manische Jeff Buckley. De vocale capriolen van het trio zijn sowieso de grootste troef van de groep. Two Doves is een schattig liefdesliedje, dat zo op een plaat van This Mortal Coil had gepast. Stillness is the move is met soulzang, strijkers en lekkere beats het meest toegankelijke nummer. Binnenkort op TMF? Zou zomaar kunnen. Dirty Projectors werkte onlangs samen met Björk. Ook met David Byrne, wat helemaal niet zo gek is als je Remade Horizon hoort, met zijn exotisch aandoende zang en percussie. Dirty Projectors is klaar voor een groter publiek, zoveel is wel duidelijk.
Sandra de Haan
Bell Orchestre - As Seen Through Windows
*****
(Arts & Crafts/De Konkurrent)
21-05-2009 00:00
Zes man is nauwelijks een orkest. Toch is het geluid van deze band uit Montreal zo groots dat Bell Orchestre een goed gekozen naam is. Met trompet, viool, drums, contrabas, elektronica, klarinet, melodica en saxofoon maken ze lang uitgesponnen instrumentals die tussen modern klassiek en avantrock in zitten. De muziek is verwant aan Tin Hat, Do Make Say Think en Rachel’s, al zeggen ze zelf beïnvloed te zijn door Penguin Café Orchestra en Arvo Pärt. De leden komen uit verschillende andere bands, waaronder twee uit Arcade Fire. De groep begon ooit als begeleiding van een dansgezelschap, maar staat inmiddels op eigen benen. De muziek is daar dan ook spannend en dynamisch genoeg voor. Een zanger wordt geen moment gemist.

As Seen Through Windows is hun tweede cd, vastgelegd door John McEntire, de knoppenman van postrockers Tortoise. Het orkest zegt zich voor opnames graag terug trekken in de bossen van Quebec en Vermont. Ik neem aan dat McEntire zijn studio niet naar een blokhut tussen de naaldbomen heeft moeten verplaatsen, want het moet een complexe operatie geweest zijn om deze sfeerstukken zo perfect te vangen. In Water Lights Shifts wordt zelfs op carillonklokken gespeeld, met ontroerend resultaat. In The Gaze razen de instrumenten achter elkaar aan als een kudde prairiepaarden. De knal die een buizenversterker maakt als je hem laat stuiteren terwijl hij aan staat, alles krijgt een plek in de weidse klanklandschappen. Het geheel klinkt als een soundtrack. Het zou me niet verbazen als ze binnenkort filmmuziek gingen maken. Bij fans van groepen op de labels Quarterstick en Constellation kan deze plaat wel eens hoog op de jaarlijstjes gaan eindigen.
*****
(Moshi Moshi/V2)
De Britse singer-songwriter James Yuill bracht onlangs een tweede plaat uit. U denkt misschien niet meteen: daar wil ik meer van weten! Maar let op, hier wilt u dus wél meer van weten, als u tenminste van gitaar met elektronica houdt. Yuill (uit te spreken als ‘you will’?) staat dan wel met één voet in de singer-songwritertraditie, maar voegt er fijne beats aan toe en verknipt zijn akoestische gitaarspel op een erg smaakvolle manier. Opener You Always Do is nog vrij gewoontjes met alleen gitaar en zang, maar in songs als Left Handed Girl en No Pins Allowed blijkt al snel wat hij allemaal in huis heeft: fijne gitaarliedjes, prachtig geproduceerd, catchy en toch niet bepaald doorsnee. De dansbare beats, simpele New Order-achtige synthesizermelodietjes en ingehouden manier van zingen plaatsen hem in het gezelschap van andere folktronica-acts als Tunng, Dntel en Postal Service.

De eerste vijf nummers zijn ronduit super, maar daarna zakt het vooral tekstueel in. In Breathing In maakt hij ons deelgenoot van zijn hartepijn: ‘I want to save myself from you. You’re going down and you’re taking me too.’ Het slotnummer Somehow met zijn ‘I know you want me to hurt myself’ is zelfs ronduit pathetisch. Melancholie is mooi, maar overdrijven is ook een vak, zoals In How Could I Lose, waar cello en mandoline er net één schepje teveel drama bovenop doen. Zijn muzikale ideeën zijn duidelijk sterker dan zijn teksten, die van hem een tweede James Blunt maken. Voor wie daar echter niet te veel op let, valt er alsnog veel te genieten op dit tweede album. Want die eerste helft met electronummers staat als een huis.
*****
(Pompeii/De Konkurrent)
De 20-jarige Amerikaan Zack Condon heeft een merkwaardige dubbel-ep uitgebracht: twee totaal verschillende muzikale werelden in één verpakking. Om de verwarring te beperken (of nog groter te maken) bedient zich hij van twee namen: Beirut en Realpeople. Op disc 1, getiteld March of the Zapotec, horen we de negentienkoppige Mexicaanse fanfare The Jeminez Band, met gezellige, bijna valse trompetten, trombones en tuba, die deels in Mexico is opgenomen. Een tip voor liefhebbers van De Kift: luister naar La Llorona en The Akara. Slepende driekwartsmaten en lyrische zang, zo beeldend dat je de filmpjes in korrelig zwart-wit er bijna gratis bij krijgt.

Op disc 2, getiteld Holland, laat hij zich van een geheel andere kant horen. My Night With The Prostitute From Marseille is pure electropop. Zijn melancholieke en beweeglijke stem, die doet denken aan Midlake en Rufus Wainwright, komt erg goed tot zijn recht bij deze sobere digitale aanpak. Maar My Wife, Lost In The Wild is toch mijn favoriet, vanwege de meeslepende zangmelodie. De vraag dringt zich wel op: wat doen deze twee projecten in één doosje? In The Concubine knoopt hij de losse eindjes aan elkaar met een prachtige opeenstapeling van electro, blazers, trekharmonica en zang. Maar daar blijft het bij. Jammer, want juist het mixen van akoestisch met elektronisch en exotisch met westers levert de bijzonderste liedjes op. Het laatste nummer No Dice had weer zo op een plaat van the Postal Service of een tiental andere electropopknutselaars kunnen staan; een beetje suffe afsluiter. Al met al is dit een intrigerend schizofreen plaatje van maar een dik half uur. Dat smaakt naar meer.