Richard Glatzer & Wash Westmoreland
Alzheimer is hot. De medische zorg is tegenwoordig zo goed dat de hersenen
eerder stukgaan dan het lijf, wat de ziekte tot een erkende tijdbom onder
de huidige generatie 50-plussers maakt. En dus wordt er heel veel
onderzoek naar gedaan. En worden er boeken over geschreven. En worden er
films
over gemaakt. Zolang het drama niet te veel op de voorgrond geplaatst
wordt, kan
zo'n naar onderwerp een heel mooie film opleveren, zoals het Koreaanse
Poetry. Maar de meeste
regisseurs voelen zich gedwongen de nadruk te leggen
op de ellende, en die vergezeld te doen gaan van de boodschap dat als je
maar genoeg van
elkaar houdt het op de een of andere manier altijd wel goedkomt. Dat klinkt
cynisch en kort door de bocht, maar in alzheimerfilms als Iris, Away from
Her en Still Mine
- hoe integer of goedbedoeld ook - komt het daar puntje
bij paaltje toch op neer.
Zo ook Still Alice - still is bij alzheimer een sleutelwoord - van het hier minder bekende regisseursduo Glatzer* en Westmoreland, met Julianne Moore die voor haar hoofdrol als dementerende geniale taalkundige een oscar kreeg. Ook in deze film zijn het de liefhebbende dichtstbijzijnden (Mark Rutte vindt het vast een prachtfilm) die ervoor moeten zorgen dat de zieke vrouw toch een menswaardige winter tegemoetgaat. Natuurlijk speelt Moore de rol geweldig, en natuurlijk worden haar verval en de gevolgen daarvan heel schrijnend in beeld gebracht, maar daarmee verdient Still Alice niet meteen vier sterren, laat staan vijf. Het voornaamste bezwaar is dat de regiseurs te veel willen vertellen: het verhaal raast van de ene 'mijlpaal' naar de andere - de eerste keer een woord vergeten, de eerste keer de weg kwijt, de eerste keer iemand niet herkennen, de diagnose, het slechtnieuwsgesprek met de familie. Tijd om in te zoomen is er niet. Natuurlijk zitten er tussen al die ziektebeelden ontluisterende en ook mooie scènes die iedereen zullen bijblijven, maar al met al wordt het verhaal te snel, te braaf en te routineus verteld om echt indruk achter te laten. En passant wordt dan ook nog het ethische vraagstuk van de euthanasie behendig onbeantwoord gelaten, waarna de film strandt in een open einde - zodat we na afloop welgemoed de foyer in kunnen voor de napraatsessie. Still Happy.
* Update: regisseur Richard Glatzer, echtgenoot van co-regisseur Wash Westmoreland, is op 12 maart overleden aan de gevolgen van ALS.
Zo ook Still Alice - still is bij alzheimer een sleutelwoord - van het hier minder bekende regisseursduo Glatzer* en Westmoreland, met Julianne Moore die voor haar hoofdrol als dementerende geniale taalkundige een oscar kreeg. Ook in deze film zijn het de liefhebbende dichtstbijzijnden (Mark Rutte vindt het vast een prachtfilm) die ervoor moeten zorgen dat de zieke vrouw toch een menswaardige winter tegemoetgaat. Natuurlijk speelt Moore de rol geweldig, en natuurlijk worden haar verval en de gevolgen daarvan heel schrijnend in beeld gebracht, maar daarmee verdient Still Alice niet meteen vier sterren, laat staan vijf. Het voornaamste bezwaar is dat de regiseurs te veel willen vertellen: het verhaal raast van de ene 'mijlpaal' naar de andere - de eerste keer een woord vergeten, de eerste keer de weg kwijt, de eerste keer iemand niet herkennen, de diagnose, het slechtnieuwsgesprek met de familie. Tijd om in te zoomen is er niet. Natuurlijk zitten er tussen al die ziektebeelden ontluisterende en ook mooie scènes die iedereen zullen bijblijven, maar al met al wordt het verhaal te snel, te braaf en te routineus verteld om echt indruk achter te laten. En passant wordt dan ook nog het ethische vraagstuk van de euthanasie behendig onbeantwoord gelaten, waarna de film strandt in een open einde - zodat we na afloop welgemoed de foyer in kunnen voor de napraatsessie. Still Happy.
* Update: regisseur Richard Glatzer, echtgenoot van co-regisseur Wash Westmoreland, is op 12 maart overleden aan de gevolgen van ALS.
David Oelhofen
In de publieksprijsverkiezing van
het Rotterdamse tijgerfestival eindigde het Franse Loin des
hommes - met een Franssprekende Viggo Mortensen erin - op de derde
plaats. En werkelijk, dat is te veel eer. In de film zijn de nodige centen
gestoken en er werkt naast Mortensen genoeg talent aan mee - het verhaal is
van ene Albert Camus en de muziek is van some bloke Nick Cave, om maar wat
te noemen - maar dat levert toch echt niet meer op dan een gelikt verhaal
over twee mannen uit verschillende kampen - Algerijn en Fransoos - die
elkaar tijdens een tocht vol ontberingen leren waarderen. Het is een
verhaal dat al in allerlei variaties verteld is, en in Loin des
hommes ontbreekt dat extra vleugje sterrenstof dat je nodig hebt om de
film boven zijn voorgangers uit te tillen. Het is best wel spannend hier en
daar, maar de scenarioschrijver zet zijn jokers net iets te braaf in,
waardoor het ook allemaal wat voorspelbaar wordt ('en dan krijgen we nu de
rebellen, en daarna de soldaten'). En waar het met de relatie van die twee
mannen heengaat, heb je halverwege ook wel in de gaten. Daarnaast kun je je
afvragen of de regisseur niet beter af was geweest met een andere,
onbekendere hoofdrolspeler dan Mortensen. De rol die hij moet spelen is er
een van het Aragorn-type - de stoere, zwijgzame eenling - waardoor je de
helft van de tijd het idee hebt dat hij staat te kijken of er geen orks aan
de horizon verschijnen. No offense meant.
Dat klinkt misschien allemaal wat negatiever dan nodig is, want in feite is het geen onaardige film, met erg mooie ruige landschappen. Maar de nummer drie van het festival ... nou nee.
Dat klinkt misschien allemaal wat negatiever dan nodig is, want in feite is het geen onaardige film, met erg mooie ruige landschappen. Maar de nummer drie van het festival ... nou nee.
Roy Andersson
Een duif zat op een tak en dacht na over het bestaan is het laatste
deel
van een filmtrilogie van de Zweedse regisseur en reclamefilmer Roy
Andersson. Die trilogie gaat over het mens-zijn, zo valt in iedere recensie
te lezen, maar zoals de ietwat absurde titel al doet vermoeden, is het
mens-zijn bij Andersson een ietwat absurde bezigheid. En dat absurdisme is
dan niet van het katholieke, vrolijke soort, zoals je dat bij Fellini of
Jodorowsky kunt aantreffen, maar doordrenkt van noorderlijke treurigheid.
Anderssons wereld wordt bevolkt door neerslachtige mensen die er stuk voor stuk uitzien of ze binnen een week doodgaan, maar zich gelaten door het leven slepen. Een duif zat op een tak bestaat uit zo'n veertig korte scènes, die je sketches zou noemen als ze wat vrolijker waren. Ze spelen zich af in perfect gestileerde decors, die door hun kale, Hopperiaanse kilheid de treurige lulligheid van de met onbegrip en onvermogen worstelende personages nog uitvergroten. Kortom, Andersson doet er alles aan om duidelijk te maken dat mens-zijn geen lolletje is, maar dat er in al dat leed ook wel iets komisch zit, of misschien zelfs wel iets moois. En blijkbaar raakt hij daar een snaar mee, want zijn film krijgt laaiend enthousiaste recensies, en hij verdiende er op het filmfestival van Venetië zelfs - toe maar - een Gouden Leeuw mee. Maar ondanks al die lof is het niet ondenkbaar dat Een duif zat op een tak ook verveling of zelfs irritatie oproept. Andersson heeft maar één boodschap, en als die in veertig tableaus steeds weer wordt uitgedragen - hoe esthetisch verantwoord ook - is dat voor sommigen twintig keer te veel.
Anderssons wereld wordt bevolkt door neerslachtige mensen die er stuk voor stuk uitzien of ze binnen een week doodgaan, maar zich gelaten door het leven slepen. Een duif zat op een tak bestaat uit zo'n veertig korte scènes, die je sketches zou noemen als ze wat vrolijker waren. Ze spelen zich af in perfect gestileerde decors, die door hun kale, Hopperiaanse kilheid de treurige lulligheid van de met onbegrip en onvermogen worstelende personages nog uitvergroten. Kortom, Andersson doet er alles aan om duidelijk te maken dat mens-zijn geen lolletje is, maar dat er in al dat leed ook wel iets komisch zit, of misschien zelfs wel iets moois. En blijkbaar raakt hij daar een snaar mee, want zijn film krijgt laaiend enthousiaste recensies, en hij verdiende er op het filmfestival van Venetië zelfs - toe maar - een Gouden Leeuw mee. Maar ondanks al die lof is het niet ondenkbaar dat Een duif zat op een tak ook verveling of zelfs irritatie oproept. Andersson heeft maar één boodschap, en als die in veertig tableaus steeds weer wordt uitgedragen - hoe esthetisch verantwoord ook - is dat voor sommigen twintig keer te veel.
Ruben Östlund
Zweden is waarschijnlijk een van de beschaafdste landen ter wereld. De
democratisering van de samenleving is er ver doorgevoerd, en de
verzorgingsstaat is er verder tot ontwikkeling gekomen dan waar dan ook. Er
zijn maar een paar landen minder corrupt dan Zweden en de ongelijkheid
tussen mannen en vrouwen is eigenlijk nergens kleiner dan daar. Maar wat
heb je daar nog aan zodra je geconfronteerd wordt met mensen die niet
diezelfde beschaving in acht nemen, of met situaties waarin je niets hebt
aan gelijkheid en broederschap? Dat thema speelt een belangrijke rol in de
films van Ruben Östlund. In Play uit 2011 gaat het om een
paar
jongetjes die zich beschaafd als ze zijn gedwee laten terroriseren door een
groepje leeftijdsgenoten, en in zijn nieuwste film Turist vergeet een
huisvader al zijn beschaving als hij plotseling oog in oog staat met groot
gevaar in de vorm van een lawine. Hij vlucht weg zonder zich te bekommeren
om
zijn kinderen, en zijn vrouw neemt hem dat nogal kwalijk. De rest van de
film laat zien hoe de gebeurtenis het gezin ontwricht. Östlund
veroordeelt
niemand - of iedereen, net hoe je het wil zien - maar registreert enkel hoe
de man en de vrouw ondanks al hun sociale beschaving niet weten te
voorkomen dat het barstje in hun relatie een kloof wordt.
Net als in Play wordt het verhaal in Turist geraffineerd en volkomen geloofwaardig verteld - en volkomen overtuigend geacteerd - in vrij lange scènes die zich in een rustig tempo ontwikkelen, met af en toe een onverwachte kleine twist. Als je er achteraf bij stilstaat, doet de film eigenlijk best wel denken aan het werk van Michael Haneke - afstandelijk, rustig, analytisch - maar tijdens het kijken dringt die overeenkomst zich niet op. Integendeel. Meer nog dan Haneke laat Östlund je geloven dat je niet naar acteurs maar naar echte mensen zit te kijken - in Play lukte dat overigens nog beter dan in Turist. (En opvallend genoeg gold dat ook voor De reünie van de Zweedse Anna Odell, waarbij je af en toe ook niet meer weet of je wel of niet naar een documentaire zit te kijken).
Turist was een kanshebber voor de buitenlandsefilm-oscar, maar haalde de de laatste vijf net niet. Ten onrechte, want het is echt een betere film dan bijvoorbeeld het Poolse Ida - hoe betoverend ook - of de komisch-krachtige Argentijnse episodenfilm Wild Tales, die de streep wel haalden. Een paar dagen na de bekendmaking van de nominaties verscheen er een clip op YouTube, die eigenlijk erg illustratief is voor Östlunds 'documentaire' manier van filmen. Het filmpje laat zien hoe hij in een hotelkamer live de uitzending van de nominaties volgt, en in huilen uitbarst als blijkt dat zijn film het niet gehaald heeft. Gespeeld of niet? - je weet het niet. Niet zeker.
Net als in Play wordt het verhaal in Turist geraffineerd en volkomen geloofwaardig verteld - en volkomen overtuigend geacteerd - in vrij lange scènes die zich in een rustig tempo ontwikkelen, met af en toe een onverwachte kleine twist. Als je er achteraf bij stilstaat, doet de film eigenlijk best wel denken aan het werk van Michael Haneke - afstandelijk, rustig, analytisch - maar tijdens het kijken dringt die overeenkomst zich niet op. Integendeel. Meer nog dan Haneke laat Östlund je geloven dat je niet naar acteurs maar naar echte mensen zit te kijken - in Play lukte dat overigens nog beter dan in Turist. (En opvallend genoeg gold dat ook voor De reünie van de Zweedse Anna Odell, waarbij je af en toe ook niet meer weet of je wel of niet naar een documentaire zit te kijken).
Turist was een kanshebber voor de buitenlandsefilm-oscar, maar haalde de de laatste vijf net niet. Ten onrechte, want het is echt een betere film dan bijvoorbeeld het Poolse Ida - hoe betoverend ook - of de komisch-krachtige Argentijnse episodenfilm Wild Tales, die de streep wel haalden. Een paar dagen na de bekendmaking van de nominaties verscheen er een clip op YouTube, die eigenlijk erg illustratief is voor Östlunds 'documentaire' manier van filmen. Het filmpje laat zien hoe hij in een hotelkamer live de uitzending van de nominaties volgt, en in huilen uitbarst als blijkt dat zijn film het niet gehaald heeft. Gespeeld of niet? - je weet het niet. Niet zeker.
J.C. Chandor
A Most Violent Year van regisseur J.C. Chandor (die we vorig
jaar al een toekomst voorspelden) wordt omschreven als "misdaaddrama
dat zich afspeelt in het corrupte en gevaarlijke New York van 1981". Daar
klopt eigenlijk niks van, want het New York in de film is juist een stad
waar de misdaad nog een beetje aan het puberen is. Er gebeurt wel
rottigheid, maar het geweld is een beetje van het kaliber Starsky &
Hutch. Een enkel pistool, maar niks geen handmitrailleurs of
raketwerpers. Sterker nog, A Most Violent Year heeft zelfs een
duidelijke anti-vuurwapenboodschap, omdat de grootste ellende in de film
het gevolg is van het bewapenen van het personeel van de hoofdpersoon, de
succesvolle latino-ondernemer Abel Morales (Oscar Isaac, bekend uit
Inside Llewyn Davis en binnen afzienbare tijd te zien in zowel de
nieuwe Star Wars als de nieuwe X-Men). Deze Morales, de
belichaming van de American Dream, probeert die bewapening tegen te houden.
Hij is hard, maar heeft wel een geweten, en ziet in dat het
ongecontroleerde gebruik van vuurwapens een grens is die niet overschreden
mag worden.
A Most Violent Year gaat over een cruciale maand uit het leven van een middelgrote oliehandelaar die op het punt staat een grote speler te worden. Maar om dat te bereiken moet hij eerst een paar dingen voor elkaar krijgen, en bovendien moet hij erachter zien te komen door wie van zijn concurrenten hij bestolen wordt. Hij doet dat alles met behoud van zijn zelfrespect en zijn waardigheid, want behalve ambitieus is hij ook principieel. Nog wel, want de haarscheurtjes worden in die maand wel al zichtbaar. En als kijker weet je waar het met de (zaken)wereld sinds 1981 naartoe is gegaan.
A Most Violent Year werd eind januari vertoond op de slotavond van het filmfestival in Rotterdam, en de film kreeg die eer natuurlijk niet voor niets: het is een aansprekend en goed verteld verhaal, en er zijn twee prima hoofdrolspelers - naast Isaac ook nog nieuwbakken Hollywoodster Jessica Chastain (uit Interstellar en momenteel ook nog te zien in de poppenkastversie van Miss Julie). Bovendien ziet het er allemaal prachtig jaren-tachtig uit, en ook de bijrollen zijn dik in orde. Het scenario heeft wat weeffoutjes, maar die mogen de pret niet drukken. Het enige echte minpunt is dat de dramalijn - naast de winner Morales is er ter contrast ook de loser Julian - steeds vetter wordt aangezet, waardoor de film uiteindelijk dan toch nog een soort van 'most violent' wordt. En dat was toch echt niet nodig geweest.
A Most Violent Year gaat over een cruciale maand uit het leven van een middelgrote oliehandelaar die op het punt staat een grote speler te worden. Maar om dat te bereiken moet hij eerst een paar dingen voor elkaar krijgen, en bovendien moet hij erachter zien te komen door wie van zijn concurrenten hij bestolen wordt. Hij doet dat alles met behoud van zijn zelfrespect en zijn waardigheid, want behalve ambitieus is hij ook principieel. Nog wel, want de haarscheurtjes worden in die maand wel al zichtbaar. En als kijker weet je waar het met de (zaken)wereld sinds 1981 naartoe is gegaan.
A Most Violent Year werd eind januari vertoond op de slotavond van het filmfestival in Rotterdam, en de film kreeg die eer natuurlijk niet voor niets: het is een aansprekend en goed verteld verhaal, en er zijn twee prima hoofdrolspelers - naast Isaac ook nog nieuwbakken Hollywoodster Jessica Chastain (uit Interstellar en momenteel ook nog te zien in de poppenkastversie van Miss Julie). Bovendien ziet het er allemaal prachtig jaren-tachtig uit, en ook de bijrollen zijn dik in orde. Het scenario heeft wat weeffoutjes, maar die mogen de pret niet drukken. Het enige echte minpunt is dat de dramalijn - naast de winner Morales is er ter contrast ook de loser Julian - steeds vetter wordt aangezet, waardoor de film uiteindelijk dan toch nog een soort van 'most violent' wordt. En dat was toch echt niet nodig geweest.
Morten Tyldum
In The Imitation Game speelt knuffelbrit Benedict Cumberbatch de
knuffelwiskundige Alan Turing. Dit genie kraakte in de Tweede wereldoorlog
de Enigma-code waarvan de Duitsers zich bedienden, en droeg zo een steen
bij aan de geallieerde overwinning. Het verhaal is verfilmd door de Noorse
regisseur Morten Tyldum, die u zou kunnen kennen van Hodejegerne uit
2011, een vaardig gemaakte actiethriller. Van Tyldum gaan we vast nog meer
horen - misschien al tijdens de Oscar-uitreiking eind februari - want ook
The Imitation Game is vakwerk. Een spannend verhaal met een
dramatisch randje, goed verteld, mooi gefilmd en prima geacteerd door
Cumberbatch en een handvol anderen. Enige minpunt is dat zoetepop Keira
Knightley ook meedoet - maar een hoop mensen vinden dat juist weer een
pluspunt. Verder zou je op de film aan kunnen merken dat Turings leven en
lijden (eigenlijk had hij een rotleven) wel erg gladjes tot een kreukvrij
Hollywood-scenario gepolijst zijn - het wachten is op de musical - maar
gezien de score van 8,3 in de IMDB vindt eigenlijk niemand dat een
probleem.
The Imitation Game draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
The Imitation Game draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
Andrey Zvyagintsev
In Rusland worden momenteel zo'n honderd bioscoopfilms per jaar gemaakt.
Daarvan krijgen we er hier een of twee te zien. Heel erg is dat niet, want
de meeste фильмы zijn waarschijnlijk
net zulke mainstream middelmaat als het overgrote deel van de
Hollywood-producties. En die paar films die er wel toe doen, komen (uitzonderingen
daargelaten) vanzelf bovendrijven op de festivals. Een van die films is
Leviathan van regisseur Andrey Zvyagintsev (bekend van o.m. Elena uit
2011), die dit jaar meedong naar de Gouden Palm in Cannes. De film is
bovendien de Russische Oscar-inzending voor 2015.
Leviathan speelt zich af in een kustplaatsje in het noorden van Rusland, waar de bewoners net zo ruig zijn als het landschap. Zo ook garagehouder Kolia, die het aan de stok krijgt met een corrupte burgemeester die zijn zinnen heeft gezet op Kolia’s huis. Het verhaal is losjes gebaseerd op het bijbelboek Job - de man die blijft geloven en vertrouwen, ondanks dat God hem alles afneemt wat hij heeft. Ook Kolia krijgt het zwaar te verduren, maar met hulp van een vriend en veel vodka blijft hij zich verzetten. Het verschil met het bijbelboek is dat Kolia God niet aan zijn zijde heeft - de kerkelijke autoriteiten blijken net zo corrupt als de wereldlijke.
De film wordt vrijwel overal de hemel in geprezen, en dat is volkomen terecht. Leviathan is een prachtige film in een prachtig desolaat landschap, met een goed verteld verhaal en overtuigende acteurs (waarbij vooral Roman Madyanov opvalt, die de burgemeester speelt). En ook een universeel thema - de eenling tegenover de corrupte machthebbers.
Dat thema is er overigens waarschijnlijk de oorzaak voor dat Zvyagintsevs film in Rusland zelf nog niet te zien is geweest. Aanvankelijk dreigde zelfs een totaal vertoningsverbod, omdat er te veel in gevloekt wordt (in Rusland is sinds een paar jaar een wet van kracht die grove taal in films, boeken en toneelstukken verbiedt), maar in tweede instantie werd de film toch vrijgegeven, al is er nog geen releasedatum vastgesteld. Daar zou verandering in kunnen komen als de film daadwerkelijk door de Oscar-academy als een van de negen kandidaten voor ‘beste buitenlandse film’ wordt geselecteerd - en gezien de kwaliteit van de film lijkt dat niet onwaarschijnlijk.
Leviathan draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Leviathan speelt zich af in een kustplaatsje in het noorden van Rusland, waar de bewoners net zo ruig zijn als het landschap. Zo ook garagehouder Kolia, die het aan de stok krijgt met een corrupte burgemeester die zijn zinnen heeft gezet op Kolia’s huis. Het verhaal is losjes gebaseerd op het bijbelboek Job - de man die blijft geloven en vertrouwen, ondanks dat God hem alles afneemt wat hij heeft. Ook Kolia krijgt het zwaar te verduren, maar met hulp van een vriend en veel vodka blijft hij zich verzetten. Het verschil met het bijbelboek is dat Kolia God niet aan zijn zijde heeft - de kerkelijke autoriteiten blijken net zo corrupt als de wereldlijke.
De film wordt vrijwel overal de hemel in geprezen, en dat is volkomen terecht. Leviathan is een prachtige film in een prachtig desolaat landschap, met een goed verteld verhaal en overtuigende acteurs (waarbij vooral Roman Madyanov opvalt, die de burgemeester speelt). En ook een universeel thema - de eenling tegenover de corrupte machthebbers.
Dat thema is er overigens waarschijnlijk de oorzaak voor dat Zvyagintsevs film in Rusland zelf nog niet te zien is geweest. Aanvankelijk dreigde zelfs een totaal vertoningsverbod, omdat er te veel in gevloekt wordt (in Rusland is sinds een paar jaar een wet van kracht die grove taal in films, boeken en toneelstukken verbiedt), maar in tweede instantie werd de film toch vrijgegeven, al is er nog geen releasedatum vastgesteld. Daar zou verandering in kunnen komen als de film daadwerkelijk door de Oscar-academy als een van de negen kandidaten voor ‘beste buitenlandse film’ wordt geselecteerd - en gezien de kwaliteit van de film lijkt dat niet onwaarschijnlijk.
Leviathan draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Jonathan Glazer
De carrière van Scarlett Johansson, volgens velen de enige echte
opvolger van Marilyn Monroe, heeft het afgelopen jaar een nieuwe wending
genomen: ze is opeens te zien in twee sciencefictionfilms (en dan laten we
haar voice-only in Her nog even buiten beschouwing). De eerste is
Lucy van
de Franse succesregisseur Luc Besson (Nikita, Léon, The Fifth
Element), over een vrouw die per ongeluk een experimentele drug
binnenkrijgt en daardoor steeds bovenmenselijker wordt. Het is een
ongecompliceerde film, rechttoe-rechtaan met een simpel plot en veel actie.
Pretentieloos vermaak, en in zijn soort bijzonder geslaagd.
Het verschil met Johanssons tweede sf-film kan nauwelijks groter zijn.
Under the Skin van de Engels regisseur Jonathan Glazer (Sexy Beast, Birth) is
duister, langzaam, arty en pretentieus. En terwijl Johansson in Lucy
steeds onmenselijker wordt, wordt ze in deze film juist steeds
menselijker.
De film speelt zich af in een kil en grauw Glasgow en omgeving, waar een buitenaards wezen de vorm aanneemt van een aantrekkelijke jonge vrouw en alleenstaande Schotten van straat plukt om iets onplezierigs met ze te doen - een soort omgekeerde geboorte met slechte afloop. In dit stadium is Glazers film een fascinerende trip die de in de trailer gemaakte vergelijking met Kubrick rechtvaardigt. Maar halverwege neemt de film een wat naïeve wending als de aanvankelijk volstrekt gevoelloze alien opeens menselijke emoties begint te ontwikkelen. Johansson acteert de verbaasde verwarring waarmee dat plaatsgrijpt heel overtuigend, en als je bereid bent mee te gaan in deze paradigm shift blijft Under the Skin tot het einde toe een vijfsterrenfilm. Maar het kan ook zijn dat die vermenselijking vooral vragen oproept - hoezo dan, en waarom zo? In dat geval vervaagt de betovering en blijf je na de abrupte en bizarre ontknoping - Glazer wist waarschijnlijk niet goed hoe hij zijn film moest beëindigen - enigszins teleurgesteld zitten. Hoe Monroe Johansson ook is.
Under the Skin draait momenteel in de Nederlandse bioscopen
De film speelt zich af in een kil en grauw Glasgow en omgeving, waar een buitenaards wezen de vorm aanneemt van een aantrekkelijke jonge vrouw en alleenstaande Schotten van straat plukt om iets onplezierigs met ze te doen - een soort omgekeerde geboorte met slechte afloop. In dit stadium is Glazers film een fascinerende trip die de in de trailer gemaakte vergelijking met Kubrick rechtvaardigt. Maar halverwege neemt de film een wat naïeve wending als de aanvankelijk volstrekt gevoelloze alien opeens menselijke emoties begint te ontwikkelen. Johansson acteert de verbaasde verwarring waarmee dat plaatsgrijpt heel overtuigend, en als je bereid bent mee te gaan in deze paradigm shift blijft Under the Skin tot het einde toe een vijfsterrenfilm. Maar het kan ook zijn dat die vermenselijking vooral vragen oproept - hoezo dan, en waarom zo? In dat geval vervaagt de betovering en blijf je na de abrupte en bizarre ontknoping - Glazer wist waarschijnlijk niet goed hoe hij zijn film moest beëindigen - enigszins teleurgesteld zitten. Hoe Monroe Johansson ook is.
Under the Skin draait momenteel in de Nederlandse bioscopen
Michael Winterbottom
Regisseur Michael Winterbottom is de Britse number three na Mike
Leigh en Ken Loach (voor het gemak vergeten we Stephen Frears dan even), en
pakt net als deze twee grootheden graag politieke en maatschappijkritische
onderwerpen aan. Maar waar de twee L’s vooral films over de UK en
Ierland maken, zoekt Winterbottom zijn onderwerpen ook vaak overzee. En
bovendien is hij eclectischer: hij lijkt er plezier in te hebben om zoveel
mogelijk genres uit te proberen, van docudrama’s tot psychologische
portretten en van relatiefilms tot muziekfilms (zoals de semiklassieker 24 Hour Party People). Zijn nieuwste film
The Trip to Italy is dan weer een roadmovie - net als voorganger The Trip uit 2010.
The Trip was gebaseerd op een zesdelige tv-serie die Winterbottom maakte voor de BBC. Het verhaal is vrij dun: acteur Steve Coogan (recent nog te zien in Philomena) en de hier vrij onbekende komiek Rob Brydon reizen door het Noord-Engelse Lake District om zich een week lang te laten verwennen in sterrenrestaurants. Coogan speelt een culinair journalist, Brydon een verre vriend, maar in feite spelen de heren zichzelf. Ze zijn constant verwikkeld in geestige en spitse dialogen, en proberen elkaar te overtreffen met imitaties van bekende acteurs. Wie de film gezien heeft zal de scènes waarin ze Michael Caine nadoen niet snel vergeten. Op de achtergrond ontspint zich een verhaallijntje over het wat hobbelige liefdesleven van Coogan, dat The Trip net dat beetje diepgang geeft dat nodig is om het geheel niet enkel een aaneenschakeling van sketches te laten zijn. Uit de tv-serie van zes uur monteerde Winterbottom een bioscoopversie van honderd minuten.
Hetzelfde verhaal geldt voor The Trip to Italy. Wederom zes uur televisie en wederom honderd minuten film, met dit verschil dat de twee nu naar Italië mogen en dat deze keer de relationele beslommeringen van Brydon het verhaal wat ruggengraat moeten geven. En wederom veel grappige en soms hilarische dialogen, met heel veel imitaties erin - ook weer van Michael Caine. In de IMDb krijgt deze sequel een hogere waardering dan zijn voorganger, wat eigenlijk een beetje vreemd is. The Trip is frisser en uitgebalanceerder dan zijn opvolger, die bovendien, hoe leuk ook, toch vooral een herhalingsoefening is. Een derde film zal er dan ook wel niet komen, want het gegeven lijkt met The Trip to Italy toch wel afdoende uitgemolken.
The Trip to Italy draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
The Trip was gebaseerd op een zesdelige tv-serie die Winterbottom maakte voor de BBC. Het verhaal is vrij dun: acteur Steve Coogan (recent nog te zien in Philomena) en de hier vrij onbekende komiek Rob Brydon reizen door het Noord-Engelse Lake District om zich een week lang te laten verwennen in sterrenrestaurants. Coogan speelt een culinair journalist, Brydon een verre vriend, maar in feite spelen de heren zichzelf. Ze zijn constant verwikkeld in geestige en spitse dialogen, en proberen elkaar te overtreffen met imitaties van bekende acteurs. Wie de film gezien heeft zal de scènes waarin ze Michael Caine nadoen niet snel vergeten. Op de achtergrond ontspint zich een verhaallijntje over het wat hobbelige liefdesleven van Coogan, dat The Trip net dat beetje diepgang geeft dat nodig is om het geheel niet enkel een aaneenschakeling van sketches te laten zijn. Uit de tv-serie van zes uur monteerde Winterbottom een bioscoopversie van honderd minuten.
Hetzelfde verhaal geldt voor The Trip to Italy. Wederom zes uur televisie en wederom honderd minuten film, met dit verschil dat de twee nu naar Italië mogen en dat deze keer de relationele beslommeringen van Brydon het verhaal wat ruggengraat moeten geven. En wederom veel grappige en soms hilarische dialogen, met heel veel imitaties erin - ook weer van Michael Caine. In de IMDb krijgt deze sequel een hogere waardering dan zijn voorganger, wat eigenlijk een beetje vreemd is. The Trip is frisser en uitgebalanceerder dan zijn opvolger, die bovendien, hoe leuk ook, toch vooral een herhalingsoefening is. Een derde film zal er dan ook wel niet komen, want het gegeven lijkt met The Trip to Italy toch wel afdoende uitgemolken.
The Trip to Italy draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
János Szász
De roman Le grand cahier van de Hongaars-Zwitserse Ágota
Kristóf (1935-2011) - Nederlandse titel Het dikke schrift -
verhaalt over een pubertweeling die in het laatste jaar van de Tweede
Wereldoorlog terechtkomt op het barre Hongaarse platteland. Het leven is er
hard, de mensen zijn er slecht. Om henzelf tegen dat rotleven te harden
ontwikkelen de jongens een rechtlijnig en volkomen rationeel wereldbeeld
waarin geen plaats is voor gevoel.
Het boek zorgde na verschijnen in 1986 voor nogal wat opschudding. Niet
zozeer door de expliciete wreedheden die erin voorkomen, als wel door de
(volgens velen) amorele beschrijving van de gruweldaden - die voor een niet
onbelangrijk deel door de twee hoofdpersonen begaan worden.
Le grand cahier was een groot succes - blijkbaar had Kristóf een thema aangesneden dat in deze gewelddadige tijden veel mensen bezighoudt. Er werd een toneelstuk van gemaakt, en de regisseurs Thomas Vinterberg en Agnieszka Holland hebben beide met plannen rondgelopen het boek te verfilmen. Uiteindelijk is er nu dan een film van gemaakt door de Hongaar János Szász, hier in Nederland een klein beetje bekend van zijn film Woyzeck uit 1994.
Szász heeft er een tweedewereldoorlogfilm van gemaakt zoals ze de laatste jaren ook veel uit Duitsland komen: kundig gemaakt, maar bedoeld voor een groter publiek en daardoor van alle scherpe kantjes ontdaan. In het geval van Le grand cahier betekent dat dat de ergste gruwelen uit het verhaal zijn geschrapt, en dat de resterende ellende niet heel uitdrukkelijk in beeld wordt gebracht. Er wordt veel gesuggereerd en weinig getoond, en ook de amorele daden van de tweeling worden niet heel breed uitgemeten. Door die neiging het publiek te ontzien, blijft de film te afstandelijk. Je wil als kijker best begrijpen waarom de jongens doen zoals ze doen, maar de narigheid kruipt je nergens onder de huid, zodat je toch een beetje het gevoel krijgt dat je naar een uit de hand gelopen Kameleon-film zit te kijken. Dat gevoel wordt trouwens nog versterkt doordat de tweeling - hoe goed ze ook acteren - er in de hele film blijft uitzien als twee frisgewassen jochies die voor de film een beetje vies zijn geschminkt.
Le grand cahier is geen slechte film, maar te braaf voor een goede film. Zodat je je toch gaat afvragen wat iemand als Thomas Vinterberg (Festen, Submarino, Jagten) met het verhaal gedaan zou hebben.
Le grand cahier draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Le grand cahier was een groot succes - blijkbaar had Kristóf een thema aangesneden dat in deze gewelddadige tijden veel mensen bezighoudt. Er werd een toneelstuk van gemaakt, en de regisseurs Thomas Vinterberg en Agnieszka Holland hebben beide met plannen rondgelopen het boek te verfilmen. Uiteindelijk is er nu dan een film van gemaakt door de Hongaar János Szász, hier in Nederland een klein beetje bekend van zijn film Woyzeck uit 1994.
Szász heeft er een tweedewereldoorlogfilm van gemaakt zoals ze de laatste jaren ook veel uit Duitsland komen: kundig gemaakt, maar bedoeld voor een groter publiek en daardoor van alle scherpe kantjes ontdaan. In het geval van Le grand cahier betekent dat dat de ergste gruwelen uit het verhaal zijn geschrapt, en dat de resterende ellende niet heel uitdrukkelijk in beeld wordt gebracht. Er wordt veel gesuggereerd en weinig getoond, en ook de amorele daden van de tweeling worden niet heel breed uitgemeten. Door die neiging het publiek te ontzien, blijft de film te afstandelijk. Je wil als kijker best begrijpen waarom de jongens doen zoals ze doen, maar de narigheid kruipt je nergens onder de huid, zodat je toch een beetje het gevoel krijgt dat je naar een uit de hand gelopen Kameleon-film zit te kijken. Dat gevoel wordt trouwens nog versterkt doordat de tweeling - hoe goed ze ook acteren - er in de hele film blijft uitzien als twee frisgewassen jochies die voor de film een beetje vies zijn geschminkt.
Le grand cahier is geen slechte film, maar te braaf voor een goede film. Zodat je je toch gaat afvragen wat iemand als Thomas Vinterberg (Festen, Submarino, Jagten) met het verhaal gedaan zou hebben.
Le grand cahier draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Anton Corbijn
Anton Corbijn is een wereldberoemde fotograaf die soms ook nog wat anders
doet dan foto's maken. Hij ontwerpt weleens een logo (waar nogal wat kritiek op was), en de laatste
jaren maakt hij ook weleens een film, die soms wel (Control, 2007) en soms niet zo (The
American, 2010) gewaardeerd wordt. The American werd door
veel mensen nogal traag en ontoegankelijk gevonden - hetgeen dan door
Amerikanen wordt samengevat als ‘too euro’. Onlangs maakte hij
zijn derde film, A Most Wanted Man, en die zou ook weleens too
euro gevonden kunnen worden, maar in dit geval omdat de Amerikanen in
deze film geen fijne mensen zijn. De film is gebaseerd op het gelijknamige
boek van de ‘world champion of the spy novel’, John Le
Carré. Dat boek gaat over een spionageschaakspel tussen Duitse en
Amerikaanse undercovereenheden die in Hamburg achter een
terroristenfinancier aanzitten. En voor de verandering zijn de Duitsers dus
de good guys.
Corbijns derde film bleek door het noodlot aangewezen als de laatste film van de (ook voor zijn dood al) veelgeprezen Philip Seymour Hofmann. Deze speelt de Duitse spymaster Bachmann, een vadsige, gedesillusioneerde cynicus met slechte gewoontes en een slechte gezondheid. En een soort van blanke pit, ganz tief drin, want hij doet alles wat hij doet ‘to make ze wurld a zafer place’. Van de doden niets dan goeds, en Hofmann wordt dan ook alle lof toegezwaaid voor zijn rol, maar zijn beste ooit is het zeker niet. Het propvolle verhaal - de verwikkelingen buitelen over elkaar heen - geeft hem ook de ruimte niet om er veel meer te maken dan een Canardo-slash-Wallander-achtige eenling; een beetje een karikatuur dus. Maar wel een die door zijn verbetenheid en oprechtheid sympathie opwekt. En doordat je toch met de man gaat meeleven, laat het abrupte en ontluisterende einde van de film de kijker wat beduusd en onbevredigd achter - maar dat zal precies de bedoeling zijn geweest van Corbijn en Le Carré: ‘ze wurld of ze zpies’ kent geen happy endings.
A Most Wanted Man draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Corbijns derde film bleek door het noodlot aangewezen als de laatste film van de (ook voor zijn dood al) veelgeprezen Philip Seymour Hofmann. Deze speelt de Duitse spymaster Bachmann, een vadsige, gedesillusioneerde cynicus met slechte gewoontes en een slechte gezondheid. En een soort van blanke pit, ganz tief drin, want hij doet alles wat hij doet ‘to make ze wurld a zafer place’. Van de doden niets dan goeds, en Hofmann wordt dan ook alle lof toegezwaaid voor zijn rol, maar zijn beste ooit is het zeker niet. Het propvolle verhaal - de verwikkelingen buitelen over elkaar heen - geeft hem ook de ruimte niet om er veel meer te maken dan een Canardo-slash-Wallander-achtige eenling; een beetje een karikatuur dus. Maar wel een die door zijn verbetenheid en oprechtheid sympathie opwekt. En doordat je toch met de man gaat meeleven, laat het abrupte en ontluisterende einde van de film de kijker wat beduusd en onbevredigd achter - maar dat zal precies de bedoeling zijn geweest van Corbijn en Le Carré: ‘ze wurld of ze zpies’ kent geen happy endings.
A Most Wanted Man draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Richard Linklater
Richard Linklater is een wat vreemde regisseur. In zijn oeuvre vind je
zowel stinkers als Bad News Bears en School of Rock, maar ook
de Oscar-genomineerde relatiebabbelfims Before Sunrise (1995),
Before Sunset (2004) en Before Midnight (2013), waarin
Française Julie Delpy en Amerikaan Ethan Hawke steeds dezelfde twee
geliefden spelen, maar dan steeds tien jaar verder. En als je de kritiek
mag geloven, heeft hij nu een waar meesterwerk gemaakt: de coming of
age-film Boyhood, die door iedereen de Oscar-hemel in geprezen
wordt: de film heeft eigenlijk nog geen slechte recensie gehad.
Net als in de Sunrise-Sunset-Midnight-trilogie volgt Linklater in deze nieuwe film een aantal hoofdpersonen door de jaren heen. Maar het unieke is - u zult het inmiddels al wel gehoord hebben - is dat hij daarvoor dezelfde acteurs gebruikt. Twaalf jaar lang filmde hij om de paar jaar een episode uit de film, zodat je tijdens de film de hoofdpersonen ziet verouderen zonder grime. Dat blijkt een gouden greep geweest, want het levert de film een hoop buzz op. En vreemd genoeg ook buitensporig veel credits.
Het verhaal van de film laat zich in tien woorden vertellen: Mason, een jongetje in een eigentijds disfunctioneel gezin wordt puber en dan jongeman. Soms zitten de dingen hem een beetje tegen, maar echt rot wordt het nooit. School sucks, maar gelukkig is daar de eerste liefde - en als die hem weer verlaat gaat Mason studeren en begint het echte leven. Einde film. Een nogal doordeweeks verhaal, dus de fascinatie die veel mensen bij het kijken naar Boyhood ervaren moet wel te maken hebben met de manier van vertellen, en met de lichte weemoed die het ouder worden van Mason blijkbaar oproept. En misschien dat sommige mensen - Amerikanen voorop - er ook meer van zichzelf in herkennen dan anderen. Maar voor wie de poëzie ervan niet aanvoelt, is Boyhood niet meer dan een niet onaardige film die drie kwartier te lang duurt. En die op het eind een beetje klef dreigt te worden.
Maakt allemaal niet uit, want het pleit lijkt al beslecht: Boyhood wordt net zo’n hit als Intouchables, The Artist en La grande belezza, - stuk voor stuk prima films, maar niet de meesterwerken waar ze wel voor versleten worden. En die Oscar komt er ook. Na twee nominaties kan de prijs Linklater nu niet meer ontgaan.
Boyhood draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Net als in de Sunrise-Sunset-Midnight-trilogie volgt Linklater in deze nieuwe film een aantal hoofdpersonen door de jaren heen. Maar het unieke is - u zult het inmiddels al wel gehoord hebben - is dat hij daarvoor dezelfde acteurs gebruikt. Twaalf jaar lang filmde hij om de paar jaar een episode uit de film, zodat je tijdens de film de hoofdpersonen ziet verouderen zonder grime. Dat blijkt een gouden greep geweest, want het levert de film een hoop buzz op. En vreemd genoeg ook buitensporig veel credits.
Het verhaal van de film laat zich in tien woorden vertellen: Mason, een jongetje in een eigentijds disfunctioneel gezin wordt puber en dan jongeman. Soms zitten de dingen hem een beetje tegen, maar echt rot wordt het nooit. School sucks, maar gelukkig is daar de eerste liefde - en als die hem weer verlaat gaat Mason studeren en begint het echte leven. Einde film. Een nogal doordeweeks verhaal, dus de fascinatie die veel mensen bij het kijken naar Boyhood ervaren moet wel te maken hebben met de manier van vertellen, en met de lichte weemoed die het ouder worden van Mason blijkbaar oproept. En misschien dat sommige mensen - Amerikanen voorop - er ook meer van zichzelf in herkennen dan anderen. Maar voor wie de poëzie ervan niet aanvoelt, is Boyhood niet meer dan een niet onaardige film die drie kwartier te lang duurt. En die op het eind een beetje klef dreigt te worden.
Maakt allemaal niet uit, want het pleit lijkt al beslecht: Boyhood wordt net zo’n hit als Intouchables, The Artist en La grande belezza, - stuk voor stuk prima films, maar niet de meesterwerken waar ze wel voor versleten worden. En die Oscar komt er ook. Na twee nominaties kan de prijs Linklater nu niet meer ontgaan.
Boyhood draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Tommy Lee Jones
Tommy Lee Jones is een acteur die bij publiek én kritiek wel een
potje kan breken. Zijn verweerde kop maakt hem uitermate geschikt voor
ruwebolsterblankepitrollen, en zijn wat onderkoelde manier van acteren past
goed bij het vermoeide cynisme dat die ruwe bolsters vaak eigen is - denk
aan zijn rollen in No Country for Old Men of de Men in
Black-films. Behalve acteren kan Jones ook regisseren. In 2005 maakte
hij de verrassende neo-western The Three Burials of Melquiades
Estrada, over een man die op sjouw is met het lijk van een vriend om
hem een waardige begrafenis te geven. Jones speelde zelf de hoofdrol in
deze redelijk harde film, die terecht goed werd ontvangen.
Nu na negen jaar is er dan de opvolger, The Homesman, met wederom Jones als regisseur en hoofdrolspeler. Helaas haalt deze film niet het niveau van Three Burials: het is een volgens de gebruiksaanwijzingen in elkaar geschroefde Ikea-western.
Jones speelt een opportunistische deserteur, die in pakweg 1850 door een sterke, karaktervolle vrouw (Hillary Swank) gedwongen wordt haar te begeleiden op een tocht van enkele (winter)maanden. Doel van de tocht is het transport van drie krankzinnig geworden vrouwen, van een primitieve pioniersnederzetting in Nebraska naar een iets geciviliseerder stadje in Iowa.
Een dergelijke simpele verhaallijn rond twee tegenstrijdige karakters in barre, barbaarse omstandigheden heeft al heel wat prima titels opgeleverd, maar met The Homesman is dat niet gelukt: te veel plichtmatig opgevoerde westernclichés, een te fragmentarisch opgebouwd verhaal, karakters die nauwelijks invoelbaar worden en een paar tamelijk absurde plotwendingen die volkomen uit de lucht komen vallen. Die zullen dan wel zo bedoeld zijn, maar ze werken niet. En dan zijn er nog de drie vrouwen die eigenlijk niets anders zijn dan levende rekwisieten - waren het koeien of paarden geweest, dan had je zo'n beetje dezelfde film gehad. Aan het eind komt ook Meryl Streep nog even langs, maar in dat stadium kan niemand dat nog wat schelen.
Zoals gezegd, Jones kan bij zijn fans wel een potje breken - maar dan moet hij toch niet te veel van dit soort films blijven maken.
The Homesman draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Nu na negen jaar is er dan de opvolger, The Homesman, met wederom Jones als regisseur en hoofdrolspeler. Helaas haalt deze film niet het niveau van Three Burials: het is een volgens de gebruiksaanwijzingen in elkaar geschroefde Ikea-western.
Jones speelt een opportunistische deserteur, die in pakweg 1850 door een sterke, karaktervolle vrouw (Hillary Swank) gedwongen wordt haar te begeleiden op een tocht van enkele (winter)maanden. Doel van de tocht is het transport van drie krankzinnig geworden vrouwen, van een primitieve pioniersnederzetting in Nebraska naar een iets geciviliseerder stadje in Iowa.
Een dergelijke simpele verhaallijn rond twee tegenstrijdige karakters in barre, barbaarse omstandigheden heeft al heel wat prima titels opgeleverd, maar met The Homesman is dat niet gelukt: te veel plichtmatig opgevoerde westernclichés, een te fragmentarisch opgebouwd verhaal, karakters die nauwelijks invoelbaar worden en een paar tamelijk absurde plotwendingen die volkomen uit de lucht komen vallen. Die zullen dan wel zo bedoeld zijn, maar ze werken niet. En dan zijn er nog de drie vrouwen die eigenlijk niets anders zijn dan levende rekwisieten - waren het koeien of paarden geweest, dan had je zo'n beetje dezelfde film gehad. Aan het eind komt ook Meryl Streep nog even langs, maar in dat stadium kan niemand dat nog wat schelen.
Zoals gezegd, Jones kan bij zijn fans wel een potje breken - maar dan moet hij toch niet te veel van dit soort films blijven maken.
The Homesman draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Denis Villeneuve
De Canadees Denis Villeneuve maakte in 2010 veel indruk met
Incendies, een beklemmende en spannende film over een Canadese
tweeling van Arabische afkomst die ergens in het Midden-Oosten op zoek gaat
naar het verleden van hun moeder. Daarna maakt hij nog Prisoners
(2013), die goed ontvangen werd, en nu dan Enemy - die slecht
ontvangen werd. En terecht: de film is een psychothriller over iemand die
een dubbelganger van zichzelf tegenkomt en daarvan danig in de war raakt,
maar het wordt nergens geloofwaardig of spannend. En naar het eind toe ook
steeds onbegrijpelijker, met als hoogtepunt een volkomen weirde
slotscène - knapperik wie daar chocola van kan maken.
Misschien hoopte Villeneuve met zijn film een plaatsje te krijgen in het mindfuck-pantheon, met daarin klassiekers als Mulholland Drive van David Lynch, Eyes Wide Shut van Kubrick en David Fincher’s Fight Club. Enemy doet aan alledrie deze films denken (en ook aan Als twee druppels water van Fons Rademakers), maar weet nergens dezelfde fascinatie op te roepen. En dat geldt trouwens ook voor Brokeback-cowboy Jake Gyllenhaal, die blijkbaar niet erg geïnspireerd werd door deze dubbelrol.
Villeneuve heeft alweer twee nieuwe films op stapel staan. Hopelijk lijken die meer op Incendies dan op Enemy.
Enemy draait sinds donderdag in de Nederlandse bioscopen.
Misschien hoopte Villeneuve met zijn film een plaatsje te krijgen in het mindfuck-pantheon, met daarin klassiekers als Mulholland Drive van David Lynch, Eyes Wide Shut van Kubrick en David Fincher’s Fight Club. Enemy doet aan alledrie deze films denken (en ook aan Als twee druppels water van Fons Rademakers), maar weet nergens dezelfde fascinatie op te roepen. En dat geldt trouwens ook voor Brokeback-cowboy Jake Gyllenhaal, die blijkbaar niet erg geïnspireerd werd door deze dubbelrol.
Villeneuve heeft alweer twee nieuwe films op stapel staan. Hopelijk lijken die meer op Incendies dan op Enemy.
Enemy draait sinds donderdag in de Nederlandse bioscopen.
Jeremy Saulnier
Je staat er niet zo bij stil, maar waarschijnlijk worden er jaarlijks
tientallen speelfilms gemaakt die niemand wil zien. Ze worden gedraaid met
een budget van niks, door een handjevol bevlogen mensen die tegen de
klippen op blijven geloven in een project waar verder iedereen zijn
schouders over ophaalt. De meeste van die films bereiken een publiek dat
bestaat uit enkel familie en vrienden, maar af en toe is er opeens een die
toch de bioscoop haalt, omdat hij helemaal klopt. Zo’n film met een
goed idee, een goed verhaal, geloofwaardige acteurs en net genoeg
production value om het geheel op een echte film te laten lijken. Dark
Star van John Carpenter is zo’n film, El Mariachi
van Robert Rodriguez, The Blair Witch Project van Daniel Myrick, en
met enige goede wil (het budget was niet zo héél laag) ook
Blood Simple van de Coen-broers.
Aan dat rijtje kan nu ook Blue Ruin van Jeremy Saulnier worden toegevoegd. De film werd bekostigd met niet meer dan $ 40.000 die met Kickstarter is opgehaald, maar dat merk je nergens aan. Sterker nog, je kunt je gerust afvragen of de film met een budget van vier miljoen net zo goed was geweest als nu. De simpele oplossingen waarvoor noodgedwongen gekozen is, zouden best weleens effectiever kunnen zijn dan de toeters en bellen die je met een dikkere portemonnee kunt kopen.
Het verhaal van Blue Ruin heeft weinig om het lijf - zoon zoekt wraak voor de moord op zijn ouders - maar het wordt vakkundig verteld. Door het lage tempo en de zorgvuldige gedoseerde onthullingen blijft de film tot het eind toe spannend - en af en toe is er een grappig moment door de onhandigheden van de ietwat klunzige hoofdpersoon (Macon Blair), die eigenlijk niet in de wieg is gelegd voor al het geweld waar hij zich toe gedwongen voelt.
Voor Carpenter, Rodriguez en de Coentjes was hun lowbudget-film een opstapje naar meer en nog beter werk. Goede kans dat dat voor Saulnier ook zo zal zijn. En iemand die we zeker nog terug zullen zien is Devin Ratray, die in de film een memorabele bijrol heeft. (Eerder dit jaar was hij ook al te zien in Nebraska, als een van de twee redneck-neven). Met zijn zware postuur en boeventronie is hij is zo’n typisch Amerikaanse supporting actor, die alleen al door hun verschijning een film iets extra’s kunnen geven.
Blue Ruin draait sinds gisteren in de Nederlandse bioscopen
Aan dat rijtje kan nu ook Blue Ruin van Jeremy Saulnier worden toegevoegd. De film werd bekostigd met niet meer dan $ 40.000 die met Kickstarter is opgehaald, maar dat merk je nergens aan. Sterker nog, je kunt je gerust afvragen of de film met een budget van vier miljoen net zo goed was geweest als nu. De simpele oplossingen waarvoor noodgedwongen gekozen is, zouden best weleens effectiever kunnen zijn dan de toeters en bellen die je met een dikkere portemonnee kunt kopen.
Het verhaal van Blue Ruin heeft weinig om het lijf - zoon zoekt wraak voor de moord op zijn ouders - maar het wordt vakkundig verteld. Door het lage tempo en de zorgvuldige gedoseerde onthullingen blijft de film tot het eind toe spannend - en af en toe is er een grappig moment door de onhandigheden van de ietwat klunzige hoofdpersoon (Macon Blair), die eigenlijk niet in de wieg is gelegd voor al het geweld waar hij zich toe gedwongen voelt.
Voor Carpenter, Rodriguez en de Coentjes was hun lowbudget-film een opstapje naar meer en nog beter werk. Goede kans dat dat voor Saulnier ook zo zal zijn. En iemand die we zeker nog terug zullen zien is Devin Ratray, die in de film een memorabele bijrol heeft. (Eerder dit jaar was hij ook al te zien in Nebraska, als een van de twee redneck-neven). Met zijn zware postuur en boeventronie is hij is zo’n typisch Amerikaanse supporting actor, die alleen al door hun verschijning een film iets extra’s kunnen geven.
Blue Ruin draait sinds gisteren in de Nederlandse bioscopen
Billy Pols
Tim Zom, bijgenaamd Zombie, was ooit een gewoon rotjochie uit een kansarme
Rotterdamse buurt. Maar wel een met een bijzondere persoonlijkheid en een
groot talent, en dus is hij nu een beroemde skateboarder. Regisseur Billy
Pols - ex-skateboarder en reclamefilmer - maakte van dit verhaal een
bioscoopdocumentaire. We zien Zom zijn dagelijkse dingen doen, we zien
mensen uit zijn omgeving die vertellen wat voor etter hij was, we zien veel
skateboardacrobatiek, en op het eind is er een happy ending. Maar voor wie
niet gefascineerd is door skateboarden of skateboarders is het allemaal
toch wat weinig, en daardoor te veel. Het verhaal is nou ook weer niet
héél bijzonder, en de vorm is wat braaf: iets wat het midden
houdt tussen een urban Vpro-documentaire en een reality-show van RTL. Prima
film voor op tv, maar voor de bioscoop net te mager.
Zombie: The Resurrection of Tim Zom draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Zombie: The Resurrection of Tim Zom draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Felix Herngren
Voor wie het nog niet weet: De 100-jarige man die uit het raam klom en
verdween is een komische roadmovie over de eeuweling Allan Karlsson die
het bejaardenhuis ontvlucht. Hij krijgt een rechercheur en een motorbende
achter zich aan, maakt een aantal eigenaardige vrienden, en op het eind
komt alles goed. Af en toe wordt het verhaal onderbroken voor een
flashback, waarin een episode uit Karlssons Forrest Gump-achtige
verleden verteld wordt, waarin hij de loop van de geschiedenis hier en daar
een beslissende wending heeft gegeven.
De film is gebaseerd op het boek van Jonas Jonasson uit 2009, en in de recensies daarvan gaat het steevast over de schelmenstreken, de zwarte humor en de onderkoelde toon. En over dat het verhaal de diepgang heeft van een jong eendje - maar dat de mix toch goed werkt vanwege het verteltalent van de schrijver. Die boekrecensies kun je één op één ook voor de film gebruiken, want daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde: onderhoudend verhaal vol laconieke en soms morbide grappen, vaardig verteld door regisseur Felix Herngren. Een rechtoe-rechtaan komedie zonder pretenties, met een dubbelrol voor Robert Gustafsson die als ietwat afwezige 100-jarige zonderling leuker is dan als ietwat naïeve jongeling. De opvallendste bijrol is overigens voor de Engelse acteur Alan Ford, die zijn rol van penosebaas Brick Top in de klassieker Snatch in deze film nog eens dunnetjes mag overdoen.
De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween draait sinds gisteren in de Nederlandse bioscopen
De film is gebaseerd op het boek van Jonas Jonasson uit 2009, en in de recensies daarvan gaat het steevast over de schelmenstreken, de zwarte humor en de onderkoelde toon. En over dat het verhaal de diepgang heeft van een jong eendje - maar dat de mix toch goed werkt vanwege het verteltalent van de schrijver. Die boekrecensies kun je één op één ook voor de film gebruiken, want daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde: onderhoudend verhaal vol laconieke en soms morbide grappen, vaardig verteld door regisseur Felix Herngren. Een rechtoe-rechtaan komedie zonder pretenties, met een dubbelrol voor Robert Gustafsson die als ietwat afwezige 100-jarige zonderling leuker is dan als ietwat naïeve jongeling. De opvallendste bijrol is overigens voor de Engelse acteur Alan Ford, die zijn rol van penosebaas Brick Top in de klassieker Snatch in deze film nog eens dunnetjes mag overdoen.
De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween draait sinds gisteren in de Nederlandse bioscopen
David Wnendt
In 2008 publiceerde de Duitse Charlotte Roche haar debuut
Feuchtgebiete. Het boek gaat over Helen, een jonge vrouw zonder
slet- of smetvrees: haar onbekommerde houding ten opzichte van persoonlijke
hygiëne zal veel mensen de rillingen over de rug zal doen lopen. Helen
belandt door een anale scheerblessure in het ziekenhuis, leert daar een
leuke verpleger kennen, en probeert en passant haar gescheiden ouders (hij
geflipt, zij geschift) weer een beetje bij elkaar te brengen. Flashbacks
naar de periode vlak voor de ziekenhuisopname en naar haar jonge jaren
laten zien hoe het allemaal zover gekomen is. Het boek is nu verfilmd door
de in Nederland nog onbekende regisseur David Wnendt.
Boek en film worden uit feministische hoek wel verweten dat de seksueel vrijgevochten Helen in de hoek wordt gezet als een product van jeugdtrauma’s - een gekwetst meisje dat eigenlijk niets liever wil dan dat haar ouders weer bij elkaar komen. Maar door deze feministische focus wordt soms voorbijgegaan aan iets wat eigenlijk veel meer aandacht verdient: Roches opmerkelijke en verfrissende visie op lijflucht, ontlasting en lichaamsbeharing. Een visie die bepaald niet strookt met het in de media overheersende vrouwbeeld van okselfrisse wezens met zijdezachte huid en haar en een gelaserd kinderkutje.
Die visie zit ook in de film, maar het verschil tussen boek en film zit in de benadering ervan. Waar het boek een bizar verhaal met grappige twists vertelt, probeert de film vooral grappig te zijn door al die bizarre schweinereien plat en expliciet in beeld te brengen. Het eerste halfuur is dat leuk, maar daarna is het venijn eruit en worden personages en verwikkelingen tot karikaturen zoals je ze in iedere komedie tegenkomt. En onder die omstandigheden is het verhaal niet sterk genoeg om tot het eind te blijven boeien. Dat laatste geldt overigens ook voor hoofdrolspeelster Carla Juri, een te fris en fruitig heidimeisje dat met een skateboard en een afgeknipte spijkerbroek nog wat streetcred krijgt aangemeten. Voor haar geldt eigenlijk wat voor de hele film geldt: quasikinky.
Feuchtgebiete draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Boek en film worden uit feministische hoek wel verweten dat de seksueel vrijgevochten Helen in de hoek wordt gezet als een product van jeugdtrauma’s - een gekwetst meisje dat eigenlijk niets liever wil dan dat haar ouders weer bij elkaar komen. Maar door deze feministische focus wordt soms voorbijgegaan aan iets wat eigenlijk veel meer aandacht verdient: Roches opmerkelijke en verfrissende visie op lijflucht, ontlasting en lichaamsbeharing. Een visie die bepaald niet strookt met het in de media overheersende vrouwbeeld van okselfrisse wezens met zijdezachte huid en haar en een gelaserd kinderkutje.
Die visie zit ook in de film, maar het verschil tussen boek en film zit in de benadering ervan. Waar het boek een bizar verhaal met grappige twists vertelt, probeert de film vooral grappig te zijn door al die bizarre schweinereien plat en expliciet in beeld te brengen. Het eerste halfuur is dat leuk, maar daarna is het venijn eruit en worden personages en verwikkelingen tot karikaturen zoals je ze in iedere komedie tegenkomt. En onder die omstandigheden is het verhaal niet sterk genoeg om tot het eind te blijven boeien. Dat laatste geldt overigens ook voor hoofdrolspeelster Carla Juri, een te fris en fruitig heidimeisje dat met een skateboard en een afgeknipte spijkerbroek nog wat streetcred krijgt aangemeten. Voor haar geldt eigenlijk wat voor de hele film geldt: quasikinky.
Feuchtgebiete draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
John Krokidas
Als je Daniel Radcliffe (aka Harry Potter) vraagt om in jouw nieuwe film
over de beroemde beat-dichter Allen Ginsberg de titelrol te spelen, dan kan
het haast niet anders of je bent helemaal niet van plan er een integere
rauwe beatfilm van te maken, maar iets braafs à la Disney of erger.
Dat laatste is dan ook precies wat regisseur John Krokidas met Kill Your
Darlings gedaan heeft. Hij lichtte een episode uit Ginsbergs
studententijd, en perste daar een yucky verhaaltje uit over ‘a
man who has to make painful choices to become a better person’ -
zoals Radcliffe het verwoordt in een interview. Die pijnlijke keuzes
betreffen de door Ginsberg geadoreerde Lucien Carr, een charismatische en
opstandige persoonlijkheid die de nog wat naïeve freshman op sleeptouw
neemt in het swingende nachtleven, en die uitendelijk iemand vermoordt.
Allemaal echt gebeurd ook nog, maar hier verzeept tot een
keukenmeidenverhaal. Krokidas heeft dan ook nog gemeend dat het een goed
idee was om zijn film een net-niet-realistisch, overgestyleerd uiterlijk te
geven - en om het animatiegevoel dat hij daarmee oproept te completeren,
heeft hij zijn acteurs gevraagd om voorafgaand aan de opnamens vooral veel
naar de pinguïns uit Madagascar te kijken. Het is glad,
geknutseld en karikaturaal - en het erge is dat dat waarschijnlijk nog de
bedoeling was ook.
Kill Your Darlings draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Kill Your Darlings draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Jim Jarmusch
Filmmaker Jim Jarmusch heeft een ijzeren reputatie. Naar zijn films wordt
uitgekeken, en daarna worden ze door de critici - terecht - welwillend
besproken. Ook met zijn nieuwste film Only Lovers Left Alive zal dat
wel weer gebeuren, maar die pluimen en veren zal Jarmusch dan vooral te
danken hebben aan de goodwill die hij heeft opgebouwd met zijn vorige films
- Dead Man, Broken Flowers, Ghost Dog, Night on Earth en noem ze
maar op - want deze keer is er weinig om heel enthousiast over te raken.
Het is best een aardige film, maar het verhaal over een sophisticated vampierechtpaar komt niet echt op gang, is nergens heel boeiend, en wordt ten slotte van een eind voorzien door simpelweg op de stopknop te drukken. Pluspunten zijn vampirella Tilda Swinton, de broeierig-barokke gothic atmosfeer en de subtiele grappen, maar die kun je weer wegstrepen tegen een wel heel erg cultureel correcte weltschmerzdracula (Tom Hiddleston) en het alsmaar voortpruttelende verhaal, dat enkel even uit de eerste versnelling raakt tijdens het kortstondige bezoek van een opstandig en onbetrouwbaar vampierzusje. Beetje bloedeloze film, pun intended.
Only Lovers Left Alive draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Het is best een aardige film, maar het verhaal over een sophisticated vampierechtpaar komt niet echt op gang, is nergens heel boeiend, en wordt ten slotte van een eind voorzien door simpelweg op de stopknop te drukken. Pluspunten zijn vampirella Tilda Swinton, de broeierig-barokke gothic atmosfeer en de subtiele grappen, maar die kun je weer wegstrepen tegen een wel heel erg cultureel correcte weltschmerzdracula (Tom Hiddleston) en het alsmaar voortpruttelende verhaal, dat enkel even uit de eerste versnelling raakt tijdens het kortstondige bezoek van een opstandig en onbetrouwbaar vampierzusje. Beetje bloedeloze film, pun intended.
Only Lovers Left Alive draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Jean-Marc Vallée
Dallas Buyers Club is een prima film. Regisseur is de Canadees
Jean-Marc Vallée (bij arthousekijkers vooral bekend van
Café Flore uit 2011), die erin geslaagd is een
oer-Amerikaanse film te maken. Zo’n film over een eenling - Ron
Woodrof, zijn verhaal is min of meer echt gebeurd - die tegen de klippen op
blijft vechten omdat hij weigert op te geven. In dit geval vecht hij tegen
zijn ziekte - aids - en tegen de overheid, die in de jaren 80 weigerde
bepaalde medicijnen vrij te geven. En hij worstelt met zijn eigen
vooroordelen tegenover homo’s - want ruwe bolster Woodrof is
opgegroeid met het idee dat homofilie een heel nare ziekte is. Uiteindelijk
blijkt hij natuurlijk toch een blanke pit te hebben - en dat de kijker dat
eerder in de gaten heeft dan de man zelf is vooral te danken aan het knappe
acteren van hoofdrolspeler Matthew McConaughey. Popmuzikant-gone-filmstar
Jared Leto speelt een kleinere maar minstens zo knappe rol als de
bitcherige dragqueen Rayon, met wie Woodrof een unlikely couple
vormt. Samen zorgen ze ervoor dat hiv-dragers en aids-patiënten de
medicijnen krijgen die ze nodig hebben, overigens zonder de barmhartige
samaritaan uit te hangen - het geld is voor hen ook een belangrijke
drijfveer.
Is er ook nog wat mis met Dallas Buyers Club? Jawel. De John Wayne-saus - ‘blijven vechten tot de schijt je doodt’ - ligt er net te dik bovenop en daardoor is de film net wat braver dan nodig was geweest. En de film had ook best zonder Jennifer Garner als begrijpende arts gekund. Maar zware minpunten zijn dat niet. De film heeft terechte Oscarnominaties in vijf belangrijke categorieën - het zou mooi zijn als er een paar verzilverd werden.
Dallas Buyers Club draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Is er ook nog wat mis met Dallas Buyers Club? Jawel. De John Wayne-saus - ‘blijven vechten tot de schijt je doodt’ - ligt er net te dik bovenop en daardoor is de film net wat braver dan nodig was geweest. En de film had ook best zonder Jennifer Garner als begrijpende arts gekund. Maar zware minpunten zijn dat niet. De film heeft terechte Oscarnominaties in vijf belangrijke categorieën - het zou mooi zijn als er een paar verzilverd werden.
Dallas Buyers Club draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
J.C. Chandor
De nieuwste film van Robert Redford (77) is een storm-op-zeedrama met de
onheilspellende titel All Is Lost. De film is geregisseerd door de
relatief onbekende J.C. Chandor, die in 2011 debuteerde met de
dramathriller Margin Call. Het is goed mogelijk dat Chandors
carrière inmiddels in een stroomversnelling terecht is gekomen, want
zijn film trekt niet alleen de aandacht door Redfords aanwezigheid erin:
All is lost is vaardig gemaakt, best wel spannend, en weet van het
terloopse begin tot het dramatische eind de aandacht vast te houden. En dat
komt dan ook weer door Redford, die weliswaar de Benidorm Hunk
uithangt, maar die desalniettemin op een afgemeten en afstandelijke manier
de onfortuinlijke zeezeiler neerzet, zonder overdreven op het gevoel van de
kijker te werken. En hij doet dit ook nog praktisch zonder een woord te
zeggen, want hij is de enige acteur in de film.
De enige echte minpunten aan All Is lost zijn de muziek en het einde. De soundtrack lijkt gecomponeerd voor een andere film, iets met Charlton Heston erin, en roept maar weer eens de vraag op waarom zo’n ‘natuurfilm’ eigenlijk muzikale omlijsting nodig heeft. Het eind van de film heeft een religieuze touch die niet iedereen zal bevallen - maar er zijn vast ook mensen die het juist een prachtig einde vinden.
All Is Lost draait vanaf morgen in de Nederlandse bioscopen.
De enige echte minpunten aan All Is lost zijn de muziek en het einde. De soundtrack lijkt gecomponeerd voor een andere film, iets met Charlton Heston erin, en roept maar weer eens de vraag op waarom zo’n ‘natuurfilm’ eigenlijk muzikale omlijsting nodig heeft. Het eind van de film heeft een religieuze touch die niet iedereen zal bevallen - maar er zijn vast ook mensen die het juist een prachtig einde vinden.
All Is Lost draait vanaf morgen in de Nederlandse bioscopen.
Ari Folman
In 2008 maakte de Israëlische regisseur Ari Folman het succesvolle
Waltz with Bashir. Deze film is, aldus Wikipedia, een
‘geanimeerde, autobiografische documentaire’ waarin Folman
‘op zoek gaat naar zijn eigen herinneringen aan de Libanese
Burgeroorlog, waar hij als soldaat van het Israëlische leger tijdens
een invasie in 1982 heen werd gestuurd’. Waltz with Bashir
maakte veel indruk bij kritiek en publiek, en werd met prijzen overladen.
De film was vooral geslaagd door de combinatie van de ietwat houterige
animatie met het aangrijpende persoonlijke verhaal over Folmans
traumatische oorlogsbelevenissen.
Als opvolger van deze film is er nu The Congress, dat net zo mislukt is als zijn voorganger geslaagd was. De film bestaat uit twee delen. In het eerste deel zetten echte acteurs - o.a. actrice Robin Wright (uit Forrest Gump) en Harvey Keitel (die eruitziet alsof hij uit zijn graf is opgestaan) - een verhaal op poten over het verkopen van je uiterlijk aan de filmindustrie: Wright wordt min of meer gedwongen zich te laten inscannen in een computermodel dat door de studiobazen naar believen in films te gebruiken zal zijn. Vervolgens maakt het verhaal een sprong in de tijd en wordt de film op hetzelfde moment een tekenfilm. De in een half anime-, half Looney Tunes-poppetje veranderde Wright komt terecht op een congres van haar filmstudio, waar the next big thing gepresenteerd gaat worden: een uitvinding waardoor kijkers voortaan hun helden niet alleen kunnen zien, maar hen ook kunnen zijn. Of zoiets dan. Het congres speelt zich af in een hallucinante wereld, waar net als in een Looney Tunes-filmpje hoofdpersoon Wright via maffe plotwisselingen van de ene scène naar de andere buitelt, terwijl Folman zijn best doet zijn pretentieuze kermis te rechtvaardigen met halfbakken filosofietjes over de vraag wat de werkelijkheid nou precies is. Of zoiets dan. En over het beeld dat geschetst wordt van de toekomst van de amusementsindustrie kun je eigenlijk ook alleen maar je schouders ophalen.
In Schokkend Nieuws noemen ze The Congress ‘een interessante mislukking’, maar dat is nog veel te aardig: de film is hooguit het eerste kwartier interessant, omdat je dan nog niet doorhebt waar het heengaat. Waltz with Bashir was zo goed omdat de film op een integere en visueel aantrekkelijke manier een persoonlijk en authentiek verhaal vertelde. Maar het succes van de film lijkt een verlammende werking op Folman te hebben gehad: The Congress had een waardige opvolger voor Bashir moeten worden, maar blijft ondanks de visuele overdaad een fletse kleurplaat. De lat lag te hoog.
The Congress draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
Als opvolger van deze film is er nu The Congress, dat net zo mislukt is als zijn voorganger geslaagd was. De film bestaat uit twee delen. In het eerste deel zetten echte acteurs - o.a. actrice Robin Wright (uit Forrest Gump) en Harvey Keitel (die eruitziet alsof hij uit zijn graf is opgestaan) - een verhaal op poten over het verkopen van je uiterlijk aan de filmindustrie: Wright wordt min of meer gedwongen zich te laten inscannen in een computermodel dat door de studiobazen naar believen in films te gebruiken zal zijn. Vervolgens maakt het verhaal een sprong in de tijd en wordt de film op hetzelfde moment een tekenfilm. De in een half anime-, half Looney Tunes-poppetje veranderde Wright komt terecht op een congres van haar filmstudio, waar the next big thing gepresenteerd gaat worden: een uitvinding waardoor kijkers voortaan hun helden niet alleen kunnen zien, maar hen ook kunnen zijn. Of zoiets dan. Het congres speelt zich af in een hallucinante wereld, waar net als in een Looney Tunes-filmpje hoofdpersoon Wright via maffe plotwisselingen van de ene scène naar de andere buitelt, terwijl Folman zijn best doet zijn pretentieuze kermis te rechtvaardigen met halfbakken filosofietjes over de vraag wat de werkelijkheid nou precies is. Of zoiets dan. En over het beeld dat geschetst wordt van de toekomst van de amusementsindustrie kun je eigenlijk ook alleen maar je schouders ophalen.
In Schokkend Nieuws noemen ze The Congress ‘een interessante mislukking’, maar dat is nog veel te aardig: de film is hooguit het eerste kwartier interessant, omdat je dan nog niet doorhebt waar het heengaat. Waltz with Bashir was zo goed omdat de film op een integere en visueel aantrekkelijke manier een persoonlijk en authentiek verhaal vertelde. Maar het succes van de film lijkt een verlammende werking op Folman te hebben gehad: The Congress had een waardige opvolger voor Bashir moeten worden, maar blijft ondanks de visuele overdaad een fletse kleurplaat. De lat lag te hoog.
The Congress draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
Paolo Sorrentino
Alweer twintig jaar geleden overleed filmgrootmeester Federico Fellini
(1920-1993), en dat was voor minstens twee Italiaanse regisseurs aanleiding
hem te eren/herdenken met een film.
De eerste is een documentaire: Che strano chiamarsi Federico! (‘Wat vreemd om Federico te heten!’) van Fellini’s vriend en vakbroeder Ettore Scola (inmiddels ook al 82), die voorlopig nog niet in Nederland te zien is. De tweede is La grande belezza (‘De grote schoonheid’) van de aan de weg timmerende regisseur Paolo Sorrentino - bekend van onder meer de zeer geslaagde films Le conseguenze dell’amore (2004) en Il divo (2008), en het wat minder geslaagde This Must Be the Place (2011), met Sean Penn als gepensioneerde rockster.
Sorrentino’s film wordt in vrijwel iedere recensie vergeleken met Fellini’s La dolce vita, en ook wel met diens Otto e mezzo en met Antonioni’s La notte - drie prachtige zwart-witfilms van begin jaren zestig. Wie ze kent ziet al snel waarom: net als deze drie films gaat La grande belezza over hoe de Romeinse jetset met opervlakkig vermaak de leegte en de verveling probeert te verdrijven. Een andere overduidelijke overeenkomst is de protagonist - in de drie jaren-60-films is dat steeds Marcello Mastroianni - die al dat doelloze gefeest meewarig geamuseerd gadeslaat. De hoofdpersoon in La grande belezza - de schrijver Jep Gambardella - kun je dan ook gerust als een op leeftijd gekomen versie van de Mastroianni-karakters beschouwen.
De film begint met het verjaardagsfeest van Jep. Hij is 65 geworden, en dat is voor hem aanleiding om terug te kijken op zijn leven als mislukt schrijver en societykoning. Hij zwerft wat rond, zoekt een oude vriend op, en praat met halve vrienden en goede kennissen. Bovendien ontmoet hij de (voorlopig) laatste vrouw in zijn leven, en denkt hij geregeld terug aan de allereerste. Blij wordt hij daar niet van, maar verdrietig ook niet, en tegen het eind van de film lijkt hij met een zekere opgewekte melancholie te aanvaarden dat de dingen nou eenmaal gaan zoals ze gaan.
In het begin dreigt La grande bellezza even een plichtmatige hedendaagse Fellini-pastiche te worden. Maar ondanks dat de film zwaar leunt op de thema’s en de visuele stijl van ‘il maestro’ (inclusief de vele maffe types die altijd in zijn films voorkomen), zingt hij zichzelf toch los van zijn voorbeelden. Dat is te danken aan regisseur Sorrentino, die flair en stijl genoeg heeft om er een eigen verhaal van te maken, maar voor een heel groot deel ook aan hoofdrolspeler Toni Servillo, die als een soort gedistingeerd broertje van Louis de Funès het vanzelfsprekende middelpunt is van vrijwel iedere scène in de film. Een meer dan waardige opvolger van Mastroianni.
La grande belezza draait vanaf morgen in de Nederlandse bioscopen
De eerste is een documentaire: Che strano chiamarsi Federico! (‘Wat vreemd om Federico te heten!’) van Fellini’s vriend en vakbroeder Ettore Scola (inmiddels ook al 82), die voorlopig nog niet in Nederland te zien is. De tweede is La grande belezza (‘De grote schoonheid’) van de aan de weg timmerende regisseur Paolo Sorrentino - bekend van onder meer de zeer geslaagde films Le conseguenze dell’amore (2004) en Il divo (2008), en het wat minder geslaagde This Must Be the Place (2011), met Sean Penn als gepensioneerde rockster.
Sorrentino’s film wordt in vrijwel iedere recensie vergeleken met Fellini’s La dolce vita, en ook wel met diens Otto e mezzo en met Antonioni’s La notte - drie prachtige zwart-witfilms van begin jaren zestig. Wie ze kent ziet al snel waarom: net als deze drie films gaat La grande belezza over hoe de Romeinse jetset met opervlakkig vermaak de leegte en de verveling probeert te verdrijven. Een andere overduidelijke overeenkomst is de protagonist - in de drie jaren-60-films is dat steeds Marcello Mastroianni - die al dat doelloze gefeest meewarig geamuseerd gadeslaat. De hoofdpersoon in La grande belezza - de schrijver Jep Gambardella - kun je dan ook gerust als een op leeftijd gekomen versie van de Mastroianni-karakters beschouwen.
De film begint met het verjaardagsfeest van Jep. Hij is 65 geworden, en dat is voor hem aanleiding om terug te kijken op zijn leven als mislukt schrijver en societykoning. Hij zwerft wat rond, zoekt een oude vriend op, en praat met halve vrienden en goede kennissen. Bovendien ontmoet hij de (voorlopig) laatste vrouw in zijn leven, en denkt hij geregeld terug aan de allereerste. Blij wordt hij daar niet van, maar verdrietig ook niet, en tegen het eind van de film lijkt hij met een zekere opgewekte melancholie te aanvaarden dat de dingen nou eenmaal gaan zoals ze gaan.
In het begin dreigt La grande bellezza even een plichtmatige hedendaagse Fellini-pastiche te worden. Maar ondanks dat de film zwaar leunt op de thema’s en de visuele stijl van ‘il maestro’ (inclusief de vele maffe types die altijd in zijn films voorkomen), zingt hij zichzelf toch los van zijn voorbeelden. Dat is te danken aan regisseur Sorrentino, die flair en stijl genoeg heeft om er een eigen verhaal van te maken, maar voor een heel groot deel ook aan hoofdrolspeler Toni Servillo, die als een soort gedistingeerd broertje van Louis de Funès het vanzelfsprekende middelpunt is van vrijwel iedere scène in de film. Een meer dan waardige opvolger van Mastroianni.
La grande belezza draait vanaf morgen in de Nederlandse bioscopen
Alex van Warmerdam
In 1986 debuteerde Alex van Warmerdam met Abel, en dat was volgens
velen (pas) de tweede echt volwassen Nederlandse film na Turks
fruit. Abel is een met veel zorg vormgegeven film met een aansprekend
en bij vlagen erg humoristisch verhaal, gespeeld door goede acteurs. De
film was een succes, hoewel er ook wel gemopperd werd: sommigen vonden het
Van Warmerdam-absurdisme - zijn handelsmerk - te overheersend en waren niet
zo te spreken over zijn toneelbenadering van het medium film. Van Warmerdam
maakte daarna nog zes films, die allemaal als ‘typisch Van
Warmerdam’ gekarakteriseerd kunnen worden: vervreemdende zwarte
komedies met een nadrukkelijk gestyleerd uiterlijk.
Zijn nieuwste, Borgman, heeft al veel voorpubliciteit gekregen omdat de film te zien was in het hoofdprogramma van het filmfestival in Cannes, en die eer was een Nederlandse film niet meer te beurt gevallen sinds Jos Stellings Mariken van Nieumeghen uit 1975. Borgman kreeg geen prijs maar werd er met instemming begroet. En terecht, want het is een prima film: weer typisch Van Warmerdam, maar het griezelplot is in al zijn simpelheid misschien doeltreffender dan de verhalen uit zijn vorige films. Het gaat allemaal over een groepje duistere engelen met weerwolf- en vampiertrekjes, dat onder leiding van horrortuinman Camiel Borgman een nouveaurichegezin naar de verdoemenis helpt. Het tempo is laag, de atmosfeer loom en vervreemdend, en de spanning onderhuids - voor sommigen misschien een beetje te onderhuids, want echt griezelen wordt het nergens en de film heeft ook geen spannende of gewelddadige apotheose.
Van Warmerdam zei in een interview dat hij in de voorbereiding op Borgman veel horrorfilms op YouTube heeft bekeken. Waarschijnlijk heeft daar ook Michael Haneke’s psychoterreurvertelling Funny Games (1997) tussen gezeten, want de parallellen zijn opmerkelijk. Beide films laten vanuit het perspectief van de vrouw des huizes zien hoe een gelukkig, welvarend gezin door een onafwendbaar kwaad noodlot naar de gallemiezen geholpen wordt, en in beide films zegeviert dat kwaad op een bijna terloopse manier. Storend is dat overigens niet, want Van Warmerdam heeft een geheel eigen film gemaakt - en bovendien, je kunt je slechtere voorbeelden kiezen dan Haneke.
Borgman draait sinds donderdag in de Nederlandse bioscopen.
Zijn nieuwste, Borgman, heeft al veel voorpubliciteit gekregen omdat de film te zien was in het hoofdprogramma van het filmfestival in Cannes, en die eer was een Nederlandse film niet meer te beurt gevallen sinds Jos Stellings Mariken van Nieumeghen uit 1975. Borgman kreeg geen prijs maar werd er met instemming begroet. En terecht, want het is een prima film: weer typisch Van Warmerdam, maar het griezelplot is in al zijn simpelheid misschien doeltreffender dan de verhalen uit zijn vorige films. Het gaat allemaal over een groepje duistere engelen met weerwolf- en vampiertrekjes, dat onder leiding van horrortuinman Camiel Borgman een nouveaurichegezin naar de verdoemenis helpt. Het tempo is laag, de atmosfeer loom en vervreemdend, en de spanning onderhuids - voor sommigen misschien een beetje te onderhuids, want echt griezelen wordt het nergens en de film heeft ook geen spannende of gewelddadige apotheose.
Van Warmerdam zei in een interview dat hij in de voorbereiding op Borgman veel horrorfilms op YouTube heeft bekeken. Waarschijnlijk heeft daar ook Michael Haneke’s psychoterreurvertelling Funny Games (1997) tussen gezeten, want de parallellen zijn opmerkelijk. Beide films laten vanuit het perspectief van de vrouw des huizes zien hoe een gelukkig, welvarend gezin door een onafwendbaar kwaad noodlot naar de gallemiezen geholpen wordt, en in beide films zegeviert dat kwaad op een bijna terloopse manier. Storend is dat overigens niet, want Van Warmerdam heeft een geheel eigen film gemaakt - en bovendien, je kunt je slechtere voorbeelden kiezen dan Haneke.
Borgman draait sinds donderdag in de Nederlandse bioscopen.
Sofia Coppola
Sinds ze haar naam vestigde met The Virgin Suicides (’99) en
vooral het betoverende Lost in Translation (’03), krijgen de
nieuwe films van Sofia Coppola al voor hun verschijnen de nodige aandacht
van reikhalzende critici. Maar tegelijkertijd legt men de lat hoog omdat
alles wordt afgezet tegen dat ene meesterwerk, en daardoor vielen haar
volgende films - Marie Antoinette (’06) en Somewhere
(’10) - een beetje tegen, wat eigenlijk niet terecht is want het zijn
bepaald geen rotfilms.
Haar nieuwste film is The Bling Ring, gebaseerd op het waargebeurde verhaal over een groepje rich kids die uit stelen gaan in de huizen van Hollywood-celebs als Paris Hilton en Lindsay Lohan. Het zijn verwende en verwarde kinderen met een scheefgebakken zelfbeeld, die rondfladderen in een wereld waarin de grenzen tussen het echte leven en de virtuele realiteit van tv en internet niet meer helder waargenomen worden. Het leven lijkt dan een reality-game met jezelf in de hoofdrol, en - in die zin lijken de tieners uit The Bling Ring ook op de meiden uit het begin dit jaar in roulatie gebrachte Springbreakers van Harmony Korine, die ook maar half in de gaten lijken te hebben dat je in de buitenlucht maar één leven hebt.
Korine’s film kreeg door sommigen meteen al een cultstatus opgeplakt (wat anderen dan weer nogal overdreven vonden), maar The Bling Ring gaat die status zeker niet krijgen. De gebeurtenissen op zichzelf zijn niet bijster interessant - na de derde inbraak weet je het wel - en het verhaal gaat ook niet echt de diepte in. Wat de hoofdpersonen beweegt, wordt óf te makkelijk of gewoon níet verklaard, en de oppervlakkigheid van het rijkeluismilieu is vaak net te karikaturaal - wat dan weer als voordeel heeft dat er af en toe wat te lachen valt. Er wordt goed geacteerd door onder meer Emma ‘Hermelien’ Watson, en visueel is de film een plaatje, maar desondanks toont het allemaal wat bleekjes. Coppola's minst boeiende film tot nu toe.
The Bling Ring draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
Haar nieuwste film is The Bling Ring, gebaseerd op het waargebeurde verhaal over een groepje rich kids die uit stelen gaan in de huizen van Hollywood-celebs als Paris Hilton en Lindsay Lohan. Het zijn verwende en verwarde kinderen met een scheefgebakken zelfbeeld, die rondfladderen in een wereld waarin de grenzen tussen het echte leven en de virtuele realiteit van tv en internet niet meer helder waargenomen worden. Het leven lijkt dan een reality-game met jezelf in de hoofdrol, en - in die zin lijken de tieners uit The Bling Ring ook op de meiden uit het begin dit jaar in roulatie gebrachte Springbreakers van Harmony Korine, die ook maar half in de gaten lijken te hebben dat je in de buitenlucht maar één leven hebt.
Korine’s film kreeg door sommigen meteen al een cultstatus opgeplakt (wat anderen dan weer nogal overdreven vonden), maar The Bling Ring gaat die status zeker niet krijgen. De gebeurtenissen op zichzelf zijn niet bijster interessant - na de derde inbraak weet je het wel - en het verhaal gaat ook niet echt de diepte in. Wat de hoofdpersonen beweegt, wordt óf te makkelijk of gewoon níet verklaard, en de oppervlakkigheid van het rijkeluismilieu is vaak net te karikaturaal - wat dan weer als voordeel heeft dat er af en toe wat te lachen valt. Er wordt goed geacteerd door onder meer Emma ‘Hermelien’ Watson, en visueel is de film een plaatje, maar desondanks toont het allemaal wat bleekjes. Coppola's minst boeiende film tot nu toe.
The Bling Ring draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen.
Neil Jordan
De Ier Neil Jordan (1950) maakt al dertig jaar naam als regisseur, met films als Mona Lisa, The Company of Wolves en The Butcher Boy. Hij had kassuccessen met Interview with the Vampire en de klassieker The Crying Game. Zijn hoofdpersonen zijn meestal een- en afwijkelingen, die door hun anders-zijn buiten de samenleving staan. Ook in Jordans nieuwste film Byzantium is dat weer het geval, want die gaat over de buitenstaanders bij uitstek: vampiers. Vroeger waren dat vooral enge griezels à la Christopher Lee, maar in de 21ste-eeuwse variant zijn het gedoemde zielen - zie ook een meesterlijke film als het Zweedse Let The Right One In. De moderne vampier wil niets liever dan menselijk contact, maar is daar door zijn bloeddorst voor eeuwig van buitengesloten.
In Byzantium zijn de vampiers een sexy moeder en haar melancholisch ingestelde dochter, en vooral de laatste voelt haar vampier-zijn als een kruis - ook omdat de twee al eeuwen worden opgejaagd door de leden van een mysterieus geheim genootschap.
Dat klinkt alsof Jordan de juiste ingrediënten verzameld heeft voor een spannend drama, en aanvankelijk is de film dat ook. Er is spanning, mysterie en een snufje romantiek, en de ondernemende moeder zorgt voor actie en wat erotiek. Het zwaartepunt ligt bij het dilemma van de dochter, die zich aangetrokken voelt tot een wat zonderlinge jongeman, zonder met die affectie goed uit de voeten te kunnen.
Jordan bouwt het het verhaal evenwichtig op en geeft de geheimen van de twee vrouwen gedoseerd aan de kijker prijs. Maar op een gegeven moment wordt het accent verlegd naar de ‘Dan Brown’-kant van het plot, als de vampiers in het nauw worden gedreven door de jagers van het genootschap, terwijl ook de politie achter ze aan zit. Het tempo gaat omhoog, het niveau omlaag, en de film mondt uit in een gewelddadig einde met een geforceerde plotwending in de ontknoping. Desondanks: een onderhoudende film met een fijne duistere atmosfeer.
Byzantium draait sinds donderdag in de bioscoop.
(Lees hier de Imagine Film Festival-recensie van Byzantium door Natasja van Loon.)
Henry Alex Rubin
De Amerikaan Henry Alex Rubin is een succesvolle regisseur van reclamespots
en documentaires (Murderball). En net als sommige van zijn minstens
zo succesvolle collega’s (Spike Jonze, Ridley Scott, David Fincher)
heeft hij nu een speelfilm gemaakt, Disconnect. Het is een slim
opgezette mozaïekfilm met als centrale thema’s het isolement van
de moderne grotestadsmens en zijn pogingen om daar via internet iets aan te
doen, en de gevaren van datzelfde internet voor mensen die zich vanuit dat
isolement teveel blootgeven. ‘Everything you do, someone out there
can see,’ klinkt het onheilspellend in de trailer.
En inderdaad, een aantal van de centrale personages in de film wordt via internet gadegeslagen en vervolgens te grazen genomen - wat tot spannende en dramatische verwikkelingen lijdt. Vakman Rubin brengt het knap en volkomen geloofwaardig in beeld - totdat op tweederde van de film de drie verhaallijnen (over cyberpesten, camporn en internetfraude) aan hun ontknoping toe zijn. Dan trekt Rubin een blik Hollywoodsaus open, laat de met zorg opgebouwde plot voor wat hij is en breit er een Amerikaans einde aan waarin veel te nadrukkelijk op het belang van family values wordt gehamerd. De film had een subtieler einde verdiend.
Disconnect gaat morgenavond in première in de Nederlandse theaters.
En inderdaad, een aantal van de centrale personages in de film wordt via internet gadegeslagen en vervolgens te grazen genomen - wat tot spannende en dramatische verwikkelingen lijdt. Vakman Rubin brengt het knap en volkomen geloofwaardig in beeld - totdat op tweederde van de film de drie verhaallijnen (over cyberpesten, camporn en internetfraude) aan hun ontknoping toe zijn. Dan trekt Rubin een blik Hollywoodsaus open, laat de met zorg opgebouwde plot voor wat hij is en breit er een Amerikaans einde aan waarin veel te nadrukkelijk op het belang van family values wordt gehamerd. De film had een subtieler einde verdiend.
Disconnect gaat morgenavond in première in de Nederlandse theaters.
Andrew Dominik
Na Jimi Hendrix had je gitaristen die net zo goed wilden worden als de meester - of liefst beter. Maar de meesten lukte dat natuurlijk niet. In de film zag je iets vergelijkbaars gebeuren na Quentin Tarantino. Reservoir Dogs en Pulp Fiction zijn in allerlei variaties overgedaan in films vol blood & brains, whacko’s & gaga’s, pop culture-citaten en leipe maar geniale dialogen. En geeneens slecht ook, denk maar aan Guy Ritchies klassieker Snatch. De nieuwste film die zonder Tarantino nooit gemaakt was geworden geweest is Killing Them Softly, de film die Brad Pitt weer een beetje movie cred had moeten geven.
In de pers worden de recensenten het niet eens over deze derde film van regisseur Andrew Dominik. De een vindt hem he-le-maal fantastisch, de ander noemt hem volkomen mislukt. Dat er ook nog een andere mening mogelijk is - zoals ‘goed gemaakt maar apesaai’ - lijkt geen optie. En toch is dat precies wat er aan de hand is. Er wordt geweldig geacteerd, de production value is dik in orde (de film zal dan ook wel flink wat gekost hebben), maar na twintig-dertig minuten gaat het allemaal een beetje vervelen. De plot is wat lullig-onbenullig, de dialogen zijn bedoeld als een soort van clever, maar eigenlijk zijn ze een soort van té clever. En dat euvel geldt eigenlijk voor de hele film, inclusief de obligate geweldscènes - er is te veel over nagedacht.
Killing them softly - by boring them to death.
Misschien wordt het tijd dat Tarantino zelf weer eens een film gaat maken.
Killing Them Softly is momenteel in de Nederlandse filmtheaters te zien.
Benh Zeitlin
Magisch realisme - dat is de term die je steeds weer tegenkomt in besprekingen van de Amerikaanse speelfilm Beasts of the Southern Wild, het debuut van de Amerikaanse regisseur Benh Zeitlin, en die kwalificatie is heel begrijpelijk. De film vertelt van de belevenissen van het zesjarige meisje Hushpuppy dat met haar vader in een door wind en zeewater bedreigd kustgebied woont, ‘the Bathtub’ geheten. The Bathtub met zijn bos en zijn kreken wordt bevolkt door outcasts, die in caravans, krotten en andere schamele behuizingen wonen. Het is een wat anarchistische bende, waartussen het meisje opgroeit als een soort Pippi Langkous. Haar moeder is weg, haar vader vaak ook, dus het grootste gedeelte van de tijd moet ze het zelf maar zien te rooien. Hushpuppy heeft zo haar eigen kijk op de wereld, samengesteld uit pragmatische waarheden en mythische verzinsels: ze gelooft in een grote overstroming die alles zal wegvagen, en die de weg zal vrijmaken voor de terugkeer van de oerossen - dat soort dingen.
Nadat er het een en ander gebeurd is in the Bathtub - het is leuker om dat allemaal niet te weten als je de film nog gaat zien - gaat Hushpuppy op zoek naar haar moeder, en treedt uiteindelijk stoer en zelfbewust - de vergelijking met Pippi Langkous dringt zich weer op - de toekomst tegemoet.
De film werd op festivals met prijzen overladen, en dat is heel begrijpelijk. Het verhaal is een prachtig verteld en aansprekend modern sprookje waarin een dappere kleine mens al zoekende naar houvast en een doel ofzoiets de boze buitenwereld overleeft. De decors en landschappen zijn bijzonder, en er zitten prachtige beelden in de film. Maar het indrukwekkendst is misschien wel Quvenzhané Wallis, tijdens de opnames maar zes jaar oud. Ze speelt de rol van Hushpuppy onwaarschijnlijk naturel, en blijft de hele film lang geloofwaardig, terwijl ze toch in bijna iedere scène aanwezig is. En behalve dat ze kan acteren is ze ook nog quite a character, met ‘a smile to charm fish out of the water and a scowl so fierce it can stop monsters in their tracks’. Wat mij betreft geven ze haar een Oscar.
Beasts of the Southern Wild is vanaf vandaag in de Nederlandse filmtheaters te zien.
En het Gouden Kalf voor Beste Vrouwelijke Hoofdrol gaat naar... de verkeerde.
In 1962 maakte Fons Rademakers Dorp aan de rivier en sinds die tijd
wordt de Nederlandse speelfilm veelbelovend genoemd. Heel veel te juichen
valt er dus niet, en zeker niet in die mate waarin er gejuicht werd tijdens
het kalverengala op 5 oktober.
Op dat gala doet men lekker belangrijk. Men steekt elkaar veren in het knoopsgat en roept heel veel hoera terwijl er niets te vieren valt. Kritische geluiden zoals die van Theo Maassen - ‘Goed dat er ook films worden gemaakt voor mensen met een ontwikkelingsachterstand’ - hoor je er maar zelden.
Maar geeft allemaal niks. Het is tenslotte feest, en een beetje tolerantie, daar knapt heel Nederland van op. Maar als dan blijkt dat Hannah Hoekstra een vrouwelijkehoofdrolkalf krijgt voor haar rol in de gratenfilm Hemel, dan breekt toch de dam.
Hemel-regisseuse Sacha Polak is heel veelbelovend, maar haar film is niet gelukt. Het is het verhaal van het meisje Hemel dat zich emotioneel maar niet van haar vader kan losmaken en dat daarom haar grenzen verkent, vooral via vluchtige seksuele contacten. Klinkt interessant, voor wie van dit soort interessant houdt.
Maar dan. Polak is van de ‘show, don’t tell’- school, wat betekent dat er meer gesuggereerd dan uitgelegd wordt. Dat kan een prachtige film opleveren, mits er een beetje geacteerd wordt. Maar Hemel Hoekstra is van een heel andere school en slaagt er volkomen níét in de daddy-issues van haar personage invoelbaar te maken - al moet gezegd dat er aan de stroeve soapdialogen uit de film ook weinig eer te behalen valt:
‘Ik heb een hele natte kut’ en ‘Met z’n vorige vriendin heeft ie ’t uitgemaakt vanwege de slechte seks’ en ‘Voor mij is liefde dat je alles wil weten wat die ander weet’ - zo praat toch niemand?
Onterecht dus, dat kalf. Misschien kan de jury het beeldje alsnog - ruilen binnen 14 dagen - geven aan Emma Levie. Die speelde in Lena van de veelbelovende Christophe van Rompaey een meisje dat door haar overgewicht niet populair is bij de jongens, maar dat zich niet uit het veld laat slaan en uiteindelijk een eigen weg inslaat - zij het op een wat ongebruikelijke manier. De film is geen meesterwerk en debutante Levie geen topactrice, maar ze speelt haar personage naturel en geloofwaardig. Ze draagt de film van begin tot eind, op een heel - kuch - veelbelovende manier. Maar de jury is dat blijkbaar niet opgevallen. Die hadden meer waardering voor de natte kut van Hemel.
Op dat gala doet men lekker belangrijk. Men steekt elkaar veren in het knoopsgat en roept heel veel hoera terwijl er niets te vieren valt. Kritische geluiden zoals die van Theo Maassen - ‘Goed dat er ook films worden gemaakt voor mensen met een ontwikkelingsachterstand’ - hoor je er maar zelden.
Maar geeft allemaal niks. Het is tenslotte feest, en een beetje tolerantie, daar knapt heel Nederland van op. Maar als dan blijkt dat Hannah Hoekstra een vrouwelijkehoofdrolkalf krijgt voor haar rol in de gratenfilm Hemel, dan breekt toch de dam.
Hemel-regisseuse Sacha Polak is heel veelbelovend, maar haar film is niet gelukt. Het is het verhaal van het meisje Hemel dat zich emotioneel maar niet van haar vader kan losmaken en dat daarom haar grenzen verkent, vooral via vluchtige seksuele contacten. Klinkt interessant, voor wie van dit soort interessant houdt.
Maar dan. Polak is van de ‘show, don’t tell’- school, wat betekent dat er meer gesuggereerd dan uitgelegd wordt. Dat kan een prachtige film opleveren, mits er een beetje geacteerd wordt. Maar Hemel Hoekstra is van een heel andere school en slaagt er volkomen níét in de daddy-issues van haar personage invoelbaar te maken - al moet gezegd dat er aan de stroeve soapdialogen uit de film ook weinig eer te behalen valt:
‘Ik heb een hele natte kut’ en ‘Met z’n vorige vriendin heeft ie ’t uitgemaakt vanwege de slechte seks’ en ‘Voor mij is liefde dat je alles wil weten wat die ander weet’ - zo praat toch niemand?
Onterecht dus, dat kalf. Misschien kan de jury het beeldje alsnog - ruilen binnen 14 dagen - geven aan Emma Levie. Die speelde in Lena van de veelbelovende Christophe van Rompaey een meisje dat door haar overgewicht niet populair is bij de jongens, maar dat zich niet uit het veld laat slaan en uiteindelijk een eigen weg inslaat - zij het op een wat ongebruikelijke manier. De film is geen meesterwerk en debutante Levie geen topactrice, maar ze speelt haar personage naturel en geloofwaardig. Ze draagt de film van begin tot eind, op een heel - kuch - veelbelovende manier. Maar de jury is dat blijkbaar niet opgevallen. Die hadden meer waardering voor de natte kut van Hemel.
Leos Carax
De Franse regisseur Leos Carax maakt heftige films over onstuimige mensen die intens in het leven staan. De rauwe hartstocht van zijn personages toont hij het liefst in imposante decors, en die combinatie van emotie en esthetiek leverde hem de naam op van redelijk geniale filmmaker. Opmerkelijk, want die reputatie berust op slechts vier lange films en een paar korte, die bovendien geen van alle een groot succes waren. De meeste aandacht kreeg Les amants du pont neuf uit 1991, met in de hoofdrollen zijn toenmalige partner Juliette Binoche en vaste Carax-acteur Denis Lavant. Daarna maakte hij in 1999 de incest-flop Pola X, en vervolgens was het maar liefst dertien jaar wachten op Holy Motors, zijn vijfde, die afgelopen voorjaar in Cannes zijn première had. De film riep daar gemengde reacties op: sommigen vonden het een meesterwerk, anderen vonden het een pot bagger met een strik erom. Ook de kritiek is verdeeld: in sommige besprekingen buitelen de superlatieven over elkaar heen (De Filmkrant heeft het over een ‘orgastische ervaring’), anderen vegen er de vloer mee aan. En onder bioscoopbezoekers zal het niet veel anders zijn: bewondering of ergernis.
Het verhaal dat Carax in Holy Motors vertelt laat zich niet zo makkelijk duiden, en als kijker krijg je pas gaandeweg in de gaten waar het om draait. Hoofdpersoon is ene monsieur Oscar, die van ’s ochtends vroeg tot diep in de nacht in een limousine met chauffeuse door Parijs rijdt. Hij blijkt een acteur te zijn. Zijn chauffeuse brengt hem naar locaties waar hij (onvoorbereid) een toneelstukje moet opvoeren - elf in totaal - en onderweg verkleedt en schminkt hij zichzelf en bereidt hij zich op zijn rollen voor. De toneelstukjes zijn nogal bizar. Weird hoogtepunt is de scène waarin monsieur Oscar in de rol van hypermobiele creepy eenoog een model van een fotoshoot op een begraafplaats ontvoert.
De elf verhalen vertellen ongetwijfeld iets over het leven - la vie, zo u wilt - en over de rollen die we tijdens ons leven moeten spelen, en over de onontkoombaarheid van dat alles, en dat soort zaken. Maar Carax weigert om meer te doen dan het aanreiken van losse ideeën, en hij laat het aan het publiek over om er zijn eigen chocola van te maken. Dat zal zeker lukken als je bereid bent de film over je heen te laten komen als een diepzinnig en mysterieus delirium, maar doordat de elf toneelstukjes eigenlijk als los zand aan elkaar hangen - je zou er zelfs een verzameling korte films in kunnen zien - is het gevaar groot dat die betovering nooit plaatsvindt, en dat je je enkel nog zit te ergeren aan de pretentieuze quasi-diepte en de visuele krachtpatserij (want op zulke momenten kunnen al die perfect uitgelichte decors je ook niet meer boeien).
De slotscène, ten slotte, is een curieuze epiloog waarmee Carax de hele film op een wat flauwe manier weer in een ander licht plaatst - maar wie daarvóór al was afgehaakt zal dat op dat moment worst wezen. En wie het allemaal prachtig vond ook.
Holy Motors draait vanaf 9 augustus in de Nederlandse filmtheaters.