(Oog & Blik)
Een debuut is een lastig ding. Je verlaat een warme cocon van lesgevers
met hun opbouwende kritiek, mama, papa en/of je lief die alles wat je maakt
sowieso goed vinden en je geeft je, voor het eerst, bloot aan een vrij
groot publiek. Het is dan ook zeldzaam dat debutanten in hun eerste werk
heel diep of persoonlijk worden. Okay, sommigen doen dat wel maar
overdrijven daar dan weer in. Alsof zij de enige mensen ter wereld zijn.
Shamisa Debroey lijkt de dunne lijn tussen beide met succes te
bewandelen.
“Lijkt”, schrijf ik, want ik ben niet zeker hoe autobiografisch haar eerste boek, Verdwaald, eigenlijk is. Het boek gaat over een meisje dat fysiek wat weg heeft van de echte Shamisa. Het heeft als rode draad een monoloog in ik-vorm. Debroey weet de graad van waargebeurdheid echter mysterieus te houden door haar hoofdpersonage geen naam te geven. Een meesterlijke zet aangezien Verdwaald een soms vrij neerslachtig boek is en wanneer men zulks brengt in een totaal autobiografische setting verzandt men al snel in tranentrekkerij en navelstaarderij. Het ontbreekt Verdwaald aan een echte plot. Het verhaal is eerder een trip, een kluwen gebeurtenissen en gedachten, gelardeerd met poëtische beelden, metaforen, anekdotes en dergelijke meer. Een meisje overdenkt haar leven tot vandaag. Haar vader lijkt ze amper gekend te hebben en lijkt ergens ver weg te leven. (In de realiteit of in haar gedachten?) Haar moeder is er wel, maar die is nooit thuis en is vooral met zichzelf bezig. Het boek vertelt over de pijnlijke zoektocht van het hoofdpersonage naar wat deze twee leegtes in haar leven voor haar betekenen. Hoewel dit een vrij zwaar thema is slaagt Debroey erin nooit té zwaar op de hand te worden. Dat doet ze door bijvoorbeeld een tragikomische toevallige ontmoeting met een oude “vriendin” in te bouwen of de intense, introverte scènes af te wisselen met groot uitgezoomde droombeelden van de mogelijke whereabouts van haar vader.
De tekeningen bestaan uit goed doordachte en welgemikte krabbels in een lijnvoering die aan prentenboeken doen denken. Debroey kleurt die vervolgens, buiten de lijntjes, in door hier een daar een kwakje kleur op de pagina te gooien. Die kleur speelt een even grote rol in de expressie van de personages als de lijnvoering. Net als het verhaal lijken de tekeningen op het eerste zicht een warboel maar voor wie dieper wil en durft kijken wordt het geheel na een tijdje kristalhelder. Er is ongetwijfeld hard gewerkt aan de grafische kant van dit boek, maar het is slechts weinigen gegeven om zo goed te tekenen dat het lijkt alsof de beelden met perfecte nonchalance geconcipieerd zijn. Onder het lezen betrapte ik me op de gedachte dat de tekeningen het werk van Randall. C oproepen. Het lijkt of er almaar meer jongen tekenaars zich baseren op de grote drie: Casaer, Evens en Schrauwen. Debroey doet gelukkig het hare met die invloed en bovendien staat elke kunstenaar op de schouders van hen die hem of haar zijn voorgegaan. En zijn die grote drie de trendsetters van hun respectievelijke stromingen en generatie of eerder de meest bekende en dus meest zichtbare? Op het einde van het boek bedankt Debroey Randall voor zijn wijze woorden en daden dus ik laat het aan u over om te beslissen of ik een kennersoog heb of een poseur ben. Verdwaald is geen makkelijk boek. Ik raad het u zelfs aan het driemaal te lezen: één keer in zijn geheel, één keer uitsluitend de monoloog en één keer uitsluitend de dialogen. Dat is geen straf. Wie bereid is af te dalen in het hoofd van Debroey zal het boek waarschijnlijk zelfs meer dan drie keer willen lezen.
“Lijkt”, schrijf ik, want ik ben niet zeker hoe autobiografisch haar eerste boek, Verdwaald, eigenlijk is. Het boek gaat over een meisje dat fysiek wat weg heeft van de echte Shamisa. Het heeft als rode draad een monoloog in ik-vorm. Debroey weet de graad van waargebeurdheid echter mysterieus te houden door haar hoofdpersonage geen naam te geven. Een meesterlijke zet aangezien Verdwaald een soms vrij neerslachtig boek is en wanneer men zulks brengt in een totaal autobiografische setting verzandt men al snel in tranentrekkerij en navelstaarderij. Het ontbreekt Verdwaald aan een echte plot. Het verhaal is eerder een trip, een kluwen gebeurtenissen en gedachten, gelardeerd met poëtische beelden, metaforen, anekdotes en dergelijke meer. Een meisje overdenkt haar leven tot vandaag. Haar vader lijkt ze amper gekend te hebben en lijkt ergens ver weg te leven. (In de realiteit of in haar gedachten?) Haar moeder is er wel, maar die is nooit thuis en is vooral met zichzelf bezig. Het boek vertelt over de pijnlijke zoektocht van het hoofdpersonage naar wat deze twee leegtes in haar leven voor haar betekenen. Hoewel dit een vrij zwaar thema is slaagt Debroey erin nooit té zwaar op de hand te worden. Dat doet ze door bijvoorbeeld een tragikomische toevallige ontmoeting met een oude “vriendin” in te bouwen of de intense, introverte scènes af te wisselen met groot uitgezoomde droombeelden van de mogelijke whereabouts van haar vader.
De tekeningen bestaan uit goed doordachte en welgemikte krabbels in een lijnvoering die aan prentenboeken doen denken. Debroey kleurt die vervolgens, buiten de lijntjes, in door hier een daar een kwakje kleur op de pagina te gooien. Die kleur speelt een even grote rol in de expressie van de personages als de lijnvoering. Net als het verhaal lijken de tekeningen op het eerste zicht een warboel maar voor wie dieper wil en durft kijken wordt het geheel na een tijdje kristalhelder. Er is ongetwijfeld hard gewerkt aan de grafische kant van dit boek, maar het is slechts weinigen gegeven om zo goed te tekenen dat het lijkt alsof de beelden met perfecte nonchalance geconcipieerd zijn. Onder het lezen betrapte ik me op de gedachte dat de tekeningen het werk van Randall. C oproepen. Het lijkt of er almaar meer jongen tekenaars zich baseren op de grote drie: Casaer, Evens en Schrauwen. Debroey doet gelukkig het hare met die invloed en bovendien staat elke kunstenaar op de schouders van hen die hem of haar zijn voorgegaan. En zijn die grote drie de trendsetters van hun respectievelijke stromingen en generatie of eerder de meest bekende en dus meest zichtbare? Op het einde van het boek bedankt Debroey Randall voor zijn wijze woorden en daden dus ik laat het aan u over om te beslissen of ik een kennersoog heb of een poseur ben. Verdwaald is geen makkelijk boek. Ik raad het u zelfs aan het driemaal te lezen: één keer in zijn geheel, één keer uitsluitend de monoloog en één keer uitsluitend de dialogen. Dat is geen straf. Wie bereid is af te dalen in het hoofd van Debroey zal het boek waarschijnlijk zelfs meer dan drie keer willen lezen.