(Oog & Blik / De Bezige Bij)
Guy Delisle is de man van de autobiografische reisstrip. In Shenzen
en Pyongyang werd hij er nog op uitgestuurd om
animatiestudio’s te gaan leiden in het buitenland. In Birma en
ook in dit Jeruzalem volgt hij, samen met zijn nageslacht, zijn
vrouw Nadèle, die voor Artsen zonder grenzen werkt.
De manier van werken van Delisle blijft steeds dezelfde: hij observeert wat hij meemaakt in korte tot zeer korte stukjes en lardeert die soms met humor die droog tot zeer droog is. Geen plot of verhaal, enkel anekdotes uit het leven van alledag. Aangezien dit zijn vierde boek is heeft hij meer dan tijd genoeg gehad om zijn manier van werken te perfectioneren en dat merk je ook. Jeruzalem is zijn beste reisboek tot op heden. Delisle werd vroeger vaak verweten dat hij vanuit een zeer egocentrisch standpunt werkt. Het zijn immers zijn belevingen die aan bod komen, gezien vanuit zijn standpunt. Als men zijn boeken echter goed leest zie je dat hij daar niet altijd omheen kon. In Pyonyang en Shenzen zat de man immers alleen in het buitenland tussen mensen die hij amper verstond. Veel ruimte voor conversatie was er dus niet.
Een groot verschil met Jeruzalem. Om te beginnen kan Delisle praten met de mensen aldaar en dat doet hij dan ook. Hij dwaalt rond in het beloofde land en praat met Palestijnen, kolonisten, medewerkers van ngo’s enzovoort. Dat maakt dat dit boek veel opener en interessanter is dan zijn ouder werk omdat er heel veel verschillende visies op de stad in voorkomen. En dat er visies zijn, dat zullen we geweten hebben. Dit boek is, zonder langdradig te zijn, de beste introductie tot Jeruzalem en de hele problematiek tussen Palestijnen, Joden en alle verschillende takken van het Christendom, het Jodendom en de Islam die daar door elkaar krioelen, dat ik tot nu toe gelezen heb. Natuurlijk is iemand als Joe Sacco beter geïnformeerd, maar die spitst zich toe op bepaalde details en spit die dan uit. Delisle is de man van sfeer en indrukken en richt zich op het alledaagse leven van de mensen daar om dat aanschouwelijk te maken. Dat zat in Birma ook al, maar Delisle gaat hier nog een stapje verder en het zal niet verbazen dat de scènes waarin de plaatselijke bevolking aan het woord is en Delisle zelf slechts luistert de sterkste zijn.
Tweede belangrijk punt is de aanwezigheid van zijn gezin. Hoewel de gebeurtenissen in het boek nog steeds volledig uit zijn eigen standpunt worden geregistreerd maken deze nevenpersonages en hun interacties met Delisle zelf de strip toch minder navelstaarderig dan vorig werk. Ook de tekenstijl van Delisle is er een stap op vooruit gegaan. Het lijkt of hij met elk boek iets meer details weglaat en simpeler tekent. Weten wat je moet weglaten is in veel gevallen het kenmerk van meesterschap en ook hier is dat zo. Delisle concentreert zich op helder vertellen en voor een boek met een thema als dit en dat bovendien meer dan driehonderd pagina’s telt is dat echt geen luxe. Delisle heeft ook zijn inkleuring met grijstinten ingeruild voor monochromen en weet daarmee ook net dat tikkeltje meer sfeer te geven. Soms verandert hij zelfs van palet op dezelfde pagina. Zo weet hij meer accenten te leggen en beter te doseren. Delisle verweeft grappige anekdotes met snippers uit het tragische leven van inwoners, korte geschiedenislesjes met absurde wetenswaardigheden en overgiet die met zijn eigen droge commentaar. Dit is een boek dat het beste in kleine doses gelezen kan worden: elke dag een paar hoofdstukjes uit angst dat het te snel uit zal zijn.
De manier van werken van Delisle blijft steeds dezelfde: hij observeert wat hij meemaakt in korte tot zeer korte stukjes en lardeert die soms met humor die droog tot zeer droog is. Geen plot of verhaal, enkel anekdotes uit het leven van alledag. Aangezien dit zijn vierde boek is heeft hij meer dan tijd genoeg gehad om zijn manier van werken te perfectioneren en dat merk je ook. Jeruzalem is zijn beste reisboek tot op heden. Delisle werd vroeger vaak verweten dat hij vanuit een zeer egocentrisch standpunt werkt. Het zijn immers zijn belevingen die aan bod komen, gezien vanuit zijn standpunt. Als men zijn boeken echter goed leest zie je dat hij daar niet altijd omheen kon. In Pyonyang en Shenzen zat de man immers alleen in het buitenland tussen mensen die hij amper verstond. Veel ruimte voor conversatie was er dus niet.
Een groot verschil met Jeruzalem. Om te beginnen kan Delisle praten met de mensen aldaar en dat doet hij dan ook. Hij dwaalt rond in het beloofde land en praat met Palestijnen, kolonisten, medewerkers van ngo’s enzovoort. Dat maakt dat dit boek veel opener en interessanter is dan zijn ouder werk omdat er heel veel verschillende visies op de stad in voorkomen. En dat er visies zijn, dat zullen we geweten hebben. Dit boek is, zonder langdradig te zijn, de beste introductie tot Jeruzalem en de hele problematiek tussen Palestijnen, Joden en alle verschillende takken van het Christendom, het Jodendom en de Islam die daar door elkaar krioelen, dat ik tot nu toe gelezen heb. Natuurlijk is iemand als Joe Sacco beter geïnformeerd, maar die spitst zich toe op bepaalde details en spit die dan uit. Delisle is de man van sfeer en indrukken en richt zich op het alledaagse leven van de mensen daar om dat aanschouwelijk te maken. Dat zat in Birma ook al, maar Delisle gaat hier nog een stapje verder en het zal niet verbazen dat de scènes waarin de plaatselijke bevolking aan het woord is en Delisle zelf slechts luistert de sterkste zijn.
Tweede belangrijk punt is de aanwezigheid van zijn gezin. Hoewel de gebeurtenissen in het boek nog steeds volledig uit zijn eigen standpunt worden geregistreerd maken deze nevenpersonages en hun interacties met Delisle zelf de strip toch minder navelstaarderig dan vorig werk. Ook de tekenstijl van Delisle is er een stap op vooruit gegaan. Het lijkt of hij met elk boek iets meer details weglaat en simpeler tekent. Weten wat je moet weglaten is in veel gevallen het kenmerk van meesterschap en ook hier is dat zo. Delisle concentreert zich op helder vertellen en voor een boek met een thema als dit en dat bovendien meer dan driehonderd pagina’s telt is dat echt geen luxe. Delisle heeft ook zijn inkleuring met grijstinten ingeruild voor monochromen en weet daarmee ook net dat tikkeltje meer sfeer te geven. Soms verandert hij zelfs van palet op dezelfde pagina. Zo weet hij meer accenten te leggen en beter te doseren. Delisle verweeft grappige anekdotes met snippers uit het tragische leven van inwoners, korte geschiedenislesjes met absurde wetenswaardigheden en overgiet die met zijn eigen droge commentaar. Dit is een boek dat het beste in kleine doses gelezen kan worden: elke dag een paar hoofdstukjes uit angst dat het te snel uit zal zijn.