*****
23 september - Schouwburg Rijswijk. Op tournee door Nederland tot en met 24 december.
De buitenwijk van Rijswijk die de schouwburg omcirkelt waar Moke haar theatertournee gaat beginnen oogt mistroostig. De truien en afgezakte broeken in de foyer zijn ook niet direct uit een hippe Grolsch-reclame weggelopen, maar de vijf muzikanten uit Amsterdam zijn onverstoorbaar cool. Op een volledig zwart toneel staan ze te wachten terwijl een harteklop langzaam overgaat in een flatline. Als My Death begint en alleen zanger Felix Maginn aangelicht wordt door een slingerende huiskamerlamp klinkt hij meer als Bowie dan Scott Walker.

Moke gaat het theater in met muziek van een aantal van hun helden als Echo & The Bunnymen, Duran Duran, U2 en Bruce Sprinsteen. Nummers over dood en afscheid nemen, vriendschap en verlies zijn als een langgerekte videoclip achter elkaar gemonteerd. De jaren-tachtig melancholie van een aantal nummers is terug te vinden in gestileerde belichting en filmbeelden. Minimalistische shots van harten, bloemen en deuren die traag opengaan, maar ook crash-test dummies bij het refrein van There is a Light That Never Goes Out van The Smiths. The Drugs Don’t Work van The Verve gaat automatisch over in Steets of Philadelphia van Bruce Springsteen. Maginn kruipt zo in de songs dat het lijkt of het eigen nummers van Moke zijn. Na de verplichte pauze wordt de flow weer slim opgepakt met een gedicht van Robert Graves, waarna het tempo flink opgevoerd wordt. This Plan van Moke’s eerste cd blijkt naadloos in The Killing Moon van Echo & the Bunnymen te passen. Het geluidsniveau in de laatste nummers wordt flink opgerekt, een finale waarin de bescheiden gitarist Phil Tilli het pluche helemaal van de stoelen speelt.

Als het licht langzaam dooft en het overdonderde publiek al bijna op wil staan is er nog een verrassing: aan de rechterkant van het toneel floept een spot aan en Maginn geeft als afsluiter nog een onvermoede Elvis-persiflage ten beste. Om nog na te genieten is er van de Moke-versies een cd, met een door The Stone Twins prachtig vormgegeven boekje. Het is alleen te koop in de theaters, waar het door de heren met groot plezier wordt gesigneerd, zoals te zien op de foto met gitarist gitarist Phil Tilli op de voorgrond.

*****
(Munich)
Niet iedereen droomt van een leven vol sex, drugs en Rock-'n-Roll. Sommige mensen zijn volmaakt tevreden met een kabbelend bestaan. De perfecte soundtrack bij die levenshouding wordt al jaren lang gemaakt door de Ierse Sean O’ Hagen, die met zijn Londense band The High Llamas vaak klinkt als een onontdekt album van The Beach Boys. Nooit zulke briljante songs als op Pet Sounds, maar altijd harmonieus gezongen zonder ooit gemakzuchtig te klinken. Waar het eerder vaak echte popmuziek was met een vleugje elektronica, klinken de laatste cd’s steeds meer als een kruising tussen pop en klassiek. Talahomi Way laat bubbelende blazers en zwelgende violen horen op een bedje van kalme toetsen en meanderende marimba’s.

De teksten lijken vooral over vakantiegevoel en reizen te gaan en dan niet het rusteloze vliegveldhoppen, maar eerder een lange reis met de Greyhound Bus of het slenteren door een willekeurige stad. Als er gezongen wordt over het inchecken in een hotel weet je dat je het beste even onderuit kunt zakken in de lobby. Tijd lijkt te vervagen voor de luisteraar die langzaam ondergedompeld wordt in een dromerige sfeer. In eerste instantie wekt die houding wrevel op, maar gaandeweg slaat het om in een staat van aangename kalmte. Laat de afwas maar een keer op het aanrecht staan en die rekeningen kunnen ook morgen nog wel betaald worden. Het laatste nummer vertelt over de aanwezigheid van een filmploeg in een klein stadje. Typerend voor de Llamas is dat het niet gaat over het moment dat de filmploeg aanwezig is maar dat ze juist het tijdstip van vertrek aangrijpen om te zingen over gemis en verandering. Beluister een voorproefje op YouTube.
Peter ter Mors
Josh T. Pearson + voorprogramma: Hannah Peel.
*****
Donderdag 19 mei in De Duif, Amsterdam.
Enigzins gehaast loop ik om half acht binnen bij De Duif. In deze voormalige katholieke kerk zal volgens planning op dat moment het concert van Josh T. Pearson beginnen. Deze kerk is een mooie plek voor een zwaarmoedige zanger die zijn liedjes vol stopt met relieuge verwijzingen. Bij binnenkomst zit de bebaarde Texaan rustig met twee jonge vrouwen aan de rand van het podium. Met enig argwaan, ingegeven door verhalen over pistoolzwaaien en messentrekkerij, loop ik op hem af en maak een foto. Die verhalen blijken mee te vallen: een vriendelijke glimlach is mijn deel. Nadat de roodharige Ierse schone Hannah Peel een meer dan verdienstelijk voorprogramma heeft gegeven betreedt om half tien eindelijk Josh T. het podium. Als zijn akoestische gitaar na enig gerommel is ingeplugd en de eerste akkoorden zijn aangeslagen voert een lichte huiver door de kerk. Dit is veel te hard en de microfoon lijkt zijn stem niet te verdragen. Maar gaandeweg het openingsnummer Sweetheart, I Aint Your Christ vindt hij zichzelf, en zijn publiek weer terug. Het nummer duurt minstens tien minuten en zijn stem wordt langzaam zachter en minder grillig.

Als het nummer ten einde is lijkt hij zichtbaar opgelucht en begint meteen grappen te maken. Dat het jammer is dat er minder meiden dan jongens naar zijn show komen, maar dat jongens gelukkig meer platen kopen na de show en een artiest ook moet leven. De geest lijkt nu uit de fles. Nu ik hem zie spelen valt me pas op dat hij zijn gitaar niet aanslaat maar tokkelt alsof het een ukelele is. Dat doet hij soms zo woest en manisch dat het lijkt alsof hij in zijn eentje The Jesus And Mary Chain van het podium probeert te spelen. Hij heeft een bezwerende, soms lamenterende stem en als hij dan ook nog op zijn knieën zakt en met zijn bebaarde hoofd omhoog kijkt naar het plafond is het bijbels tafereel helemaal compleet. Hij lijkt zelf net zo onder de indruk van wat er gebeurt als het publiek. Tussen de nummers praat hij als een stand-up comedian. ‘I don’t like the way he is holding that child,’ zegt hij terwijl hij naar een kitscherig beeld in de hoek wijst, alsof hij het voorafgaande probeert te relativeren.

Als hij het na ruim een uur voor gezien houdt is meteen duidelijk dat er geen toegift komt. Niet erg, dit was meer dan een mens verdragen kan. Terwijl hij na het optreden staat te signeren vraag ik hem waarom hij het meest indringende nummer van de cd, Honeymoon’s Great! Wish You Were Her, niet heeft gespeeld. In dat nummer bezingt hij hoe hij verliefd werd op iemand anders dan zijn eigen vrouw. ‘No man, that’s too emotional,’ zegt hij.‘ It felt good last year when I recorded it, but I can’t play it anymore.’ Als hij mijn lp signeert met de tekst Upon this rock I will build my church beken ik hem dat ik athaeist ben, waarop hij met klem stelt dat ik toch vooral de bijbel moet lezen. ‘But only the new testament, son.’ Als ik in de lieve ogen van deze woeste reus kijk begrijp ik dat hij het niet zegt om me te bekeren, maar omdat hij hoopt dat ik er, net als hij, troost in zal vinden. Onder: twee door Peter gemaakte foto's.