(Full Time Hobby / De Konkurrent)
De zanger van de IJslandse folkband Cheek Mountain Thief klinkt opvallend
veel als Mike Lindsay van de Britse folktronicagroep Tunng. Dat is
niet zo gek: het IS Mike Lindsay. Cheek Mountain Thief blijkt zijn nieuwe
project te zijn. Hij streek neer in IJsland om daar met lokale musici in
het vissersstadje Husavik deze plaat te maken. Waarom IJsland? Toen hij
daar in 2010 optrad, werd hij verliefd op het land en de mensen. Zozeer dat
hij er een tijdje wilde werken en wonen (en om zijn romance met ene Harpa
voort te kunnen zetten). Hij bouwde een studio met uitzicht op de
Kinnafjöll (Cheek mountains), leende wat apparatuur en maakte daar
twee maanden lang opnames.
De zangpartijen van Lindsay zijn even ingehouden en melancholiek als op de platen van Tunng. Nieuw is het folky kamerorkest dat voor een stevig geluid zorgt met viool, bas, accordeon, trompet en af en toe een hele drumband (op de achtergrond). Elektronica is afwezig. Wat erg opvalt is de samenzang. Dit wordt wel erg veel ingezet. Bijna elke tekst wordt in koor of gedubt gezongen, wat in combinatie met de volle orkestrale invulling doet denken aan Efterklang uit Kopenhagen. Dat is eventjes mooi, maar het effect raakt vrij snel uitgewerkt en het gaat op den duur irriteren. Daarbij is Lindsay’s expressieloze manier van zingen nogal slaapverwekkend. Ookal wordt er soms wel aan de keurige kant gemusiceerd, er valt muzikaal veel te genieten, wat een hoop goed maakt. Opener Cheek Mountain is een van de beste nummers. Het laatste nummer Darkness bewijst dat ze op de valreep toch in staat blijken tot vuurwerk. Het album werd gemixt door Gunni Tynes van Múm. Dat de gebreide hippiemuts in IJsland nog lang niet op zijn retour is wordt geïllustreerd door ondertstaand mega-exemplaar, model slaapzak.
De zangpartijen van Lindsay zijn even ingehouden en melancholiek als op de platen van Tunng. Nieuw is het folky kamerorkest dat voor een stevig geluid zorgt met viool, bas, accordeon, trompet en af en toe een hele drumband (op de achtergrond). Elektronica is afwezig. Wat erg opvalt is de samenzang. Dit wordt wel erg veel ingezet. Bijna elke tekst wordt in koor of gedubt gezongen, wat in combinatie met de volle orkestrale invulling doet denken aan Efterklang uit Kopenhagen. Dat is eventjes mooi, maar het effect raakt vrij snel uitgewerkt en het gaat op den duur irriteren. Daarbij is Lindsay’s expressieloze manier van zingen nogal slaapverwekkend. Ookal wordt er soms wel aan de keurige kant gemusiceerd, er valt muzikaal veel te genieten, wat een hoop goed maakt. Opener Cheek Mountain is een van de beste nummers. Het laatste nummer Darkness bewijst dat ze op de valreep toch in staat blijken tot vuurwerk. Het album werd gemixt door Gunni Tynes van Múm. Dat de gebreide hippiemuts in IJsland nog lang niet op zijn retour is wordt geïllustreerd door ondertstaand mega-exemplaar, model slaapzak.