(4AD / V2)
De nieuwe plaat van het New Yorkse trio Blonde Redhead is behoorlijk
wennen, om maar met een understatement te beginnen. Penny
Sparkle staat zó ver af van de explosieve gitaarrock waar ze in
1995 mee debuteerden dat het nauwelijks dezelfde band lijkt. Alleen het
hoge kinderstemmetje van gitariste Kazu Makino is nog herkenbaar. Vroeger
klonk ze soms alsof ze tijdens het zingen gewurgd werd, nu zingt ze vooral
zacht, lief en saai. De geleidelijke overgang van gitaren naar synthesizers
doet een beetje aan de carrière van Cocteau Twins denken, maar
Makino is bepaald geen Liz Frazer. Elke plooi is eruit gestreken, iets dat
nog meer geldt voor de muziek.
Misery is a butterfly was hun eerste plaat bij het 4AD-label in 2004. Toen klonken ze al beduidend gladder, maar nu is er echt geen scherp randje meer te horen. Exit dissonanten en spannende breaks. De gitaren en drums van Amadeo en Simone Pace zijn verdwenen. Dromerige synthesizers en computerbeats voeren de boventoon. Wat het aandeel van de tweelingbroertjes in het geheel is geweest valt moeilijk te zeggen, al hoor je één van de twee wel zingen in Will there be stars. Omgeschoold tot toetsenist en knoppendraaier? De oorzaak ligt ongetwijfeld bij het inhuren van de Zweedse producers Henrik von Sivers en Peder Mannerfelt, die gespecialiseerd zijn in elektronica. Electronische muziek kan natuurlijk best spannend en avontuurlijk zijn, maar op deze manier dus niet. Maar misschien maken ze in plaats van spannende rockmuziek nu gewoon liever huiskamermuzak voor veertigers met een burn-out. Dat kan natuurlijk ook. Iets nieuws proberen is beter dan jezelf vijftien jaar blijven herhalen, maar deze stap is onbegrijpelijk. De vermoeide zuchtzang van Makino en de voortkabbelende beats met veel galm werken in ieder geval goed als slaapmiddel. Maak me maar weer wakker als ze klaar zijn.
Misery is a butterfly was hun eerste plaat bij het 4AD-label in 2004. Toen klonken ze al beduidend gladder, maar nu is er echt geen scherp randje meer te horen. Exit dissonanten en spannende breaks. De gitaren en drums van Amadeo en Simone Pace zijn verdwenen. Dromerige synthesizers en computerbeats voeren de boventoon. Wat het aandeel van de tweelingbroertjes in het geheel is geweest valt moeilijk te zeggen, al hoor je één van de twee wel zingen in Will there be stars. Omgeschoold tot toetsenist en knoppendraaier? De oorzaak ligt ongetwijfeld bij het inhuren van de Zweedse producers Henrik von Sivers en Peder Mannerfelt, die gespecialiseerd zijn in elektronica. Electronische muziek kan natuurlijk best spannend en avontuurlijk zijn, maar op deze manier dus niet. Maar misschien maken ze in plaats van spannende rockmuziek nu gewoon liever huiskamermuzak voor veertigers met een burn-out. Dat kan natuurlijk ook. Iets nieuws proberen is beter dan jezelf vijftien jaar blijven herhalen, maar deze stap is onbegrijpelijk. De vermoeide zuchtzang van Makino en de voortkabbelende beats met veel galm werken in ieder geval goed als slaapmiddel. Maak me maar weer wakker als ze klaar zijn.