Bas de Koning
Fonetyka – Ciechowski
*****
Fonetyka records / Universal Music Polska
De Poolse band Fonetyka heeft de afgelopen jaren naam voor zichzelf gemaakt door gedichten van Poolse dichters Wojaczek en Bursa op muziek te zetten. Opvallend is dat de platen een onmiskenbaar eigen geluid en stijl delen. Knap, want beide dichters hebben weinig met elkaar te maken, tenzij de wat existentialistische kijk op de wereld. Voor plaat nummer drie haalde de band verrassend genoeg inspiratie bij songschrijver Grzegorz Ciechowski. Poolse lezers zullen hem als de zanger van Republika herkennen. Naast de band bleek Ciekowski er ook een leven als dichter op na te houden – een talent waar hij zich tot aan zijn plotselinge dood in 2001 op toelegde. Zijn gedichten kenmerken zich door pijn, bitter sarcasme en een tragisch verlangen naar begrip. Daar kon Fonetyka wel wat mee. De band nam Ciekowski’s minimale stijl als uitgangspunt en voorzag die van betoverende motieven met de nadruk op gitaar en drums. Het geeft het gevoel dat woord en melodie vanachter een zacht zwart gordijn een stiekem spel spelen. Het is het talent van deze band dat ze van de wisselwerking tussen poëzie en popmuziek geen loodzware toestand maken, maar juist puntig en fris klinken. Al drie platen lang weten ze te boeien met dit spel van tekst en muziek, waarbij hun eigen alternatieve muziekstijl leidend blijft. Als je geen Pools verstaat maar wel van kwaliteitspop-rock houdt is Fonetyka meer dan de moeite waard.
Bas de Koning
Damien Jurado & Richard Swift – Other People’s Songs: Volume 1
*****
Secretly Canadian / Konkurrent
Terwijl Jurado op dit moment midden in zijn akoestische solo-toer zit met de Maraqopa trilogie – volgend jaar komt hij in verschillende zalen weer langs – brengt zijn platenlabel dit zes jaar oude project uit. In 2010 doken hij en labelgenoot Richard Swift de studio in om voor hun plezier negen persoonlijke favorieten op te nemen. Toentertijd werd het hele project als gratis download aangeboden, maar blijkbaar was de tijd rijp om een opgepoetste versie op een andere drager uit te brengen. De selectie is soms wat te makkelijk en soms zeer verrassend. Met cultnamen uit de jaren zestig zoals Bill Fay en Link Cromwell is het makkelijk scoren. Bovendien ligt het idioom van de psychfolk dicht tegen de muzikale habitat van beide heren aan. Verrassender wordt het als Jurado met hoge falsetstem ineens Sweetness van de debuutplaat van Yes inzet. De heren hebben nog meer guilty pleasures in petto. Van jaren vijftig doowop combo The Fleetwoods wordt Outside my window onder handen genomen en van John Denver Follow Me. Daarna krijgen we ook nog een folky versie van Radioactivity van Kraftwerk voorgeschoteld. Het knappe is dat ze de liedjes een arrangement in hun eigen stijl hebben gegeven, waardoor de plaat als een consistent geheel klinkt. Het mag dan muziek van anderen zijn, op de setlist van Damiens of Richards reguliere werk zouden deze nummers niet misstaan. Het is vooral een mooie en persoonlijke ode aan hun muzikale herinneringen en smaakt naar een volume 2.
Bas de Koning
Niagara – Hyperocean
*****
(Monotreme / Konkurrent)
Het Italiaanse duo Niagara (niet te verwarren met de Franse popband uit de jaren 80) grijpt terug naar de IDM van twintig jaar geleden: Intelligent Dance Music. Ik vermoed dat David Tomat en Gabriele Ottino de platen van Autechre, Plaid, Black Dog, Speedy J en Aphex Twin grijs hebben gedraaid. Met Hyperocean proberen ze hun eigen antwoord te geven op al deze invloeden. En het moet gezegd worden, ze hebben goed opgelet. In elf aaneengeschakelde composities combineren ze duistere electronische psychedelica met vloeiende arrangementen, stuiterende beats en langzaam opbouwende anti-ritmes. Was op hun eerste plaat Don’t Take it Personally uit 2014 de clash tussen natuur en techniek het thema, ditmaal draait het allemaal om water. Vloeiend is het inderdaad, maar de kracht van IDM is juist dat de muziek heel langzaam onder je huid kruipt. Soms door slechts flarden van geluiden heel langzaam tegen elkaar te leggen tot zich ineens een structuur ontvouwt.

Met minimale middelen het maximale bereiken. Die kunst heeft dit duo nog niet helemaal in de vingers, hoewel er dappere pogingen waar te nemen zijn, zeker tegen het einde van de plaat. Afsluiter Alfa 11 bewijst dat ze best begrijpen wat de bedoeling is. Het nummer schuift en schuurt meedogenloos voort. Langzaam en dreigend bouwt het op, laag voor laag. Een nummer dat je knoeperhard moet draaien met het licht uit. Sinister en spookachtig kruipt het uit de diepte van je boxen omhoog om je nachtmerries te bezorgen. David en Gabrielle kunnen het wel, alleen nog niet een plaat lang. Beluister een track in de Soundcloud.
Bas de Koning
Ben Abraham – Sirens
*****
(Secretly canadian / Konkurrent)
Ben Abraham heeft negen jaar gewerkt aan zijn debuutplaat Sirens en eerlijk gezegd is het de vraag of dat verstandig was. Een beetje meer urgentie had de plaat aanzienlijk minder laidback gemaakt denk ik. Muzikaal is het allemaal erg soft en veel gitaargetokkel, zacht getik op de drums, een synthesizerriedeltje ertussen en een blokfluitje erbij. Halverwege komt Sara Bareilles, die ooit een hitje had met Love Song, ook nog even langs. De suikerzoete folk romantiek is leuk voor een zwoele zomeravond op het strand of een winteravond bij het haardvuur, maar het had allemaal wel wat minder gemiddeld gekund.

Dertien ballades wordt op den duur wel wat veel en langdradig. De meeste liedjes gaan natuurlijk over de dames en de liefde. Je ziet Ben helemaal zitten met een zwijmelende dame aan zijn zij. Ze kijken elkaar diep in de ogen en Ben zet weer een liedje in, natuurlijk speciaal voor haar. “She is my skin/holding my body/covering my bones” zingt hij haar toe en welke dame wil dat nou niet horen? Gelukkig is Ben gezegend met een mooie stem wat veel goed maakt. Hij heeft qua stemgeluid eenzelfde timbre als Peter Gabriel. Beetje klaaglijk, een mooie snik en zacht brons van kleur. Helaas beschikt hij niet over hetzelfde talent om spannende wereldse muziek te maken. Eerder schaart hij zich bij troubadours als David Gray of Jack Johnson. Ook van die degelijke artiesten die best een warme sound brengen maar vreselijk saai zijn. Bekijk een fragment op Youtube.
Bas de Koning
Yeasayer – Amen & Goodbye
*****
(Mute / PIAS)
Yeasayer maakt het de fans niet makkelijk. Vier jaar na Fragrant World keren de vaandeldragers van de New Weird America-beweging terug met misschien wel de meest concessieloze plaat die ze tot nu hebben gemaakt. De ijle samenzang en hoge falset stemmen geven het geheel een pastoraal sfeertje. Gelet op de titels van de plaat is dat precies wat het trio uit Brooklyn voor ogen had. Met Bijbelse verwijzingen naar Kain, Uma, de dode zee rollen en profetieën. Muzikaal wordt de atmosferische opbouw van hun muziek verder uitgediept, maar dat maakt het er niet gemakkelijker op om de muziek van Yeasayer tot je te nemen.

Het is geen geheim dat sinds zanger Chris Keating meezong op Simian’s Mobile Disco’s Audacity of Huge de twee bands veel inspiratie uit elkaar putten. In die zin is Amen & Goodbye een directe verwijzing naar Simian’s debuut Chemistry is what we are uit 2001. Maar waar die plaat wist te prikkelen en te intrigeren slaat Yeasayer de plank een beetje mis met deze vierde leg. Amen & Goodbye vereist wel heel veel concentratie om hem echt te kunnen waarderen. Dan ontvouwt zich weliswaar een met finesse gemaakte plaat, maar je hebt gewoon niet altijd zin om met je ogen dicht en een koptelefoon op je af te sluiten. En dat is vrees ik de enige manier waarop deze plaat echt tot zijn recht komt. Misschien heeft de band gewoon te lang na zitten denken en zitten schaven aan deze plaat en zijn ze zo ietwat in hun eigen navel weggezonken. Bekijk de single I Am Chemistry op Youtube.
Bas de Koning
Aafke Romeijn – Je Doet Je Best Maar
*****
(V2 records / V2)
Popmuziek en de Nederlandse taal hebben een moeizame relatie. Dat ligt wellicht niet zozeer aan de taal, maar meer aan wat de muzikanten er mee doen. Het ritme van het Nederlands leent zich blijkbaar niet zo makkelijk voor frisse popliedjes, tenzij je er een reggae beat onder zet. Het wordt of tamelijk pretentieus of juist erg kleinkunst. Gelukkig laten vooral de dames de laatste jaren horen dat het wel kan. Eefje de Visser, Ellen ten Damme, Roosbeef enzovoort. Aafke Romeijn mag zich met gerust hart bij deze amazones van de Nederlandse pop aansluiten. In 2013 liet Chin Ind Rest al horen wat Romeijn kan. Mooie teksten, leuke vondsten en vooral creatief gebruik van geluiden en synthesizers. De plaat bleef enigszins onopgemerkt, alhoewel haar intieme cover van Huilend Naar de Club (van de Jeugd van Tegenwoordig) een klein culthitje werd.

Terug naar het heden, want haar nieuwe plaat laat horen dat Aafke meer in haar mars heeft. Wat gebleven is, is het ietwat zwarte sarcastische randje in de teksten. Goed voorbeeld en hoogtepunt is Man Met Een Agenda. Vanuit het perspectief van een politicus wordt subtiel het besluit gehekeld om Syrië te gaan bombarderen. Maar ook XOXO over de dunne lijn tussen sex en verkrachting, Hulp is Onderweg over eenzaamheid en M/V over vrouwendiscriminatie (of zou het over transgenders gaan?) laten die laag zien. De geestige afsluiter Afstandbediening kun je tenslotte beluisteren als een trap naar hersenloze pulp TV, met Lingo-rijmpjes als refrein. Een verbetering is dat de productie niet te glad is, maar een bijpassend ongepolijst en schurend randje heeft. In de verte doet Je Doet Je Best Maar denken aan zowel het Utrechtse punk collectief Braak als Bram Vermeulen & de Toekomst, die begin jaren tachtig dezelfde scheidslijn tussen maatschappijkritiek en popmuziek bewandelden. Beluister een compilatie van fragmenten op YouTube.
Bas de Koning
Black Mountain – IV
*****
(Jagjaguwar / Konkurrent)
De hoes is al een ode aan het roemruchte ontwerpbureau Hipgnosis, waar iedere zichzelf respecterende progrock en symfo band in de jaren zeventig gebruik van maakte. Een vreemde, dreigende fotocollage van een Engelse tuin in vlammen met de albumtitel subtiel weggewerkt in de staart van een landende Concorde. U begrijpt, het is groot, groter, grootst voor het Canadese Black Mountain. De band was nog voornemens om de plaat Our Strongest Material to Date te noemen, maar dat ging zelfs dit vijftal iets te ver. Goed, nummer vier dus. Een fraaie optelsom van één, twee en drie zou je gerust kunnen stellen. Alles komt weer voorbij: powerrifs, samenzang, psychedelica, lang uitgesponnen nummers, knorrende orgels en pompeuze songtitels.

Toch staat de band nog steeds open voor vernieuwing, al is het slechts subtiel. Opener Mothers of the Sun is zo’n voorbeeld. Niet de gitaren, maar een monotone drone van synthesizers heeft hier de hoofdrol. Eigenlijk was het een probeersel van toetsenist en bandleider Jeremy Schmidt voor zijn project Sinoia Caves, maar nu mocht het hier de plaat aftrappen. Het laat ook horen dat op IV zangeres Amber Webber een veel grotere rol heeft gekregen. Ze ontpopt zich als een ware Grace Slick met een klagerig stemgeluid. Het misstaat bepaald niet. Vooral op het prachtig epische Line Them All Up drijft de bevende vibrato van Webber, de uitwaaierende orkestrale begeleiding en de subtiel dreigende percussie de muziek naar ijle hoogten. De band ziet deze vierde leg als een persoonlijke ode aan bands als Amon Düül 2, King Crimson en Funkadelic, met hun eigen Maggot Brain aan het einde, getiteld Space in Bakersfield. Het resultaat is indrukwekkend en misschien inderdaad wel het sterkste materiaal dat ze tot op heden hebben opgenomen. Beluister twee tracks op de Pitchfork site.

*****
(Eigen beheer / Counter Jib Records)
Zanger Florian Wolff woonde ooit met Rolof Groothoff en Wouter de Graaf in één huis in Utrecht. Dat zullen rumoerige avondjes geweest zijn in de jaren 90, waar de platen van Soundgarden, Queens of the Stone Age en vooral Foo Fighters grijsgedraaid werden. Het in 2013 geformeerde Counter Jib mag gerust een ode aan die tijd genoemd worden. Want het is grunge en stonerrock wat de klok slaat. Mirk & Marvel is ontstaan dankzij crowdfunding en kon zo geheel in eigen beheer gemaakt worden. Nu betekent crowdfunding ook vaak crowd pleasing. Dat is hier niet anders. Er wordt stevig gerockt, maar we gaan natuurlijk niet de mensen tegen het hoofd stoten. Dus krijgen we een zeer smakelijke kopie van Foo Fighters op zijn Nederlands.

Fraaie samenzang, af en toe gieren de gitaren net niet uit de bocht en er is een mooie mix gemaakt van midtempo powerballads en knallende rocktracks. En toegegeven, de heren hebben talent voor het genre. Het is te horen dat ze al enige jaren ervaring hebben opgebouwd, solo of in andere bands, voordat ze aan dit avontuur begonnen. Het geheel is vet en op maat gesneden voor een goede avond uit. Crowd pleasing indeed. De debuutplaat van Counter Jib valt in de categorie alle dertien lekker. Bonuspunten krijgen ze overigens voor het opvallende artwork, gemaakt door Noorse Ashkan Honarvar en Sylvia Stølan. De plaat heeft single-formaat, wat dan ook meteen het enige echt dwarse aan Counter Jib is. Beluister op hun site enkele tracks.
Bas de Koning
Electric Youth - Innerworld
*****
(Secretly Canadian / Konkurrent)
Een goed platenlabel heeft een neus voor kwaliteit. Of in ieder geval een heel duidelijk beleid wat betreft acts die ze tekenen. Labels zoals 4AD, Warp, Creation, Sub pop en Factory records zijn fraaie voorbeelden uit het verleden. Het maakte niet wat erop verscheen, alles was goed. Het Canadese label Secretly Canadian mag zich wat mij betreft in dat rijtje scharen. Het is een label waar de afgelopen jaren een stroom aan puntige en soms wat dromerige indiepop op uitkwam, het ene bandje nog pakkender dan de vorige. Probleem is dat elk label ooit het punt bereikt waarop het niet allemaal meer geweldig is. Met het duo Electric Youth bestaande uit Austin Garrick en zangeres Bronwyn Griffin lijkt dat punt bereikt.

In de bio ziet het er allemaal best nog aanlokkelijk uit. Als inspiratiebronnen worden de soundtracks van films als Metropolis, Heavenly Creatures, Videodrome en After Hours opgevoerd. Het resultaat is echter wat saaier dan verwacht. Het geheel klinkt eerder als een slechte Jon Carpenter soundtrack met dromerige, lijzige zang. Garrick beheerst zijn synthesizers wel, maar weet daar niet iets spannends mee te doen. Het klinkt als een weergave van deel zes van het boekje ‘hoe maak ik popmuziek met een casio en een drumcomputer’. BoemKlapBoemKlapZweefZweef. Af en toe springt er een nummer uit zoals single Without You en het drie jaar oude dancehitje A Real Hero. Maar of we daar nou enthousiast van moeten worden? “We wanted to make something that had the sense of being timeless, Our ultimate goal is to make a record that will be the favorite album of people that aren’t born yet”, zegt Austin in een recent interview. In die opzet is Electric Youth in ieder geval nog niet geslaagd met Innerworld. Beluister Runaway op YouTube.
Bas de Koning
Mass Electric - Lonely on the 3rd Floor
*****
(TCBYML Records / TCBYML)
Wie rond de eeuwwisseling enthousiast heeft staan swingen op de easytune sounds van duo Arling & Cameron mag Mass Electric niet overslaan. Want naast Bo Koek en Rik Elstgeest is het niemand minder dan Gerry Arling die zich achter dit vrolijke poezenhoesje verschuilt. Alhoewel er eigenlijk een nieuwe release met Richard Cameron stond aangekondigd op hun website is Gerry van dit plan afgeweken en heeft zich samen met Koek en Elstgeest opgesloten in een oud kantoorpand in Amsterdam, met een flinke muur aan sequencers, samplers, vocoders, ouderwetse drumpads, atari spelcomputers en andere electronica. Ze raakten geïnspireerd door het monotone kantoorleven om hen heen en creëerden een soundtrack passend bij routine en alledaagse sleur. De single I Would Like To Go Up is al een mooie visualisatie van de lift, Housekeeper een schurende ode aan de portier. En natuurlijk speelt Double Money een belangrijke rol voor de Skyscraper Micro Men.

Zangeres Bella Hay is ingevlogen voor de noodzakelijke semi-verveelde vocalen. Maar een volstrekt nieuwe koers kiezen Arling en kornuiten niet vergeleken bij het andere oudere werk. Invloeden van Telex, het Popcorn-genre en Pierre Henry zijn nog steeds de ruggengraat waar Arling’s muzikale idioom op is gebaseerd. Arling is een voyeur van het dagelijks leven, en dan vooral de landerige conventionele kanten daarvan, en hij kiest er altijd voor om een cinematografisch beeld daarvan te schetsen in muziek. Het is knap dat zijn signatuur zo sterk is dat ook Mass Electric daar niet aan ontkomt. Kortom, met A&C zou het niet eenzaam zijn op de derde verdieping, maar met Mass Electric evenmin. Beluister I Would Like To Go Up op YouTube.
Bas de Koning
Hunterchild - Hunterchild
*****
(Temporary Residence / Konkurrent)
Wie had ooit kunnen denken dat de glitterende synthpop van Erasure ooit nog navolging zou krijgen? Verfoeid door Depeche Mode-fans en serieuze muziekliefhebbers beweegt dit duo zich al decennia met succes soepel tussen camp en credible. Nu krijgen ze artistieke waardering van het Amerikaanse gelegenheidsduo Hunterchild. Singer, songwriter en multi-instrumentalist Luke Aaron Jones en Marty Sprowles zitten samen in de band Dreams of the Ghetto maar gaan voor deze plaat helemaal los op de Erasure-niche. Jones en Sprowles leggen een kamerbreed tapijt van synthesizers, drumbeats en gemanipuleerde gitaren. De soul komt van Jones’ zang die wisselend zijn kopstem opzet en af en toe donker bromt. Als Hunterchild zijn best doet lijkt het alsof Prince met Peter Gabriel de studio in is gedoken.

Het geheel doet tevens denken aan het recente debuut van de Nederlandse Thomas Azier maar mist het puntige, het agressieve en overall de hitpotentie. Er staan zeker goede nummers op deze plaat maar soms kabbelt het wel erg door. Pas op de helft van de plaat gaat de boel in de hogere versnelling met Fantasy, No Anchor en Alone. Vooral op dat laatste nummer heeft Hunterchild het begrepen. Jones zet een rauwe strot op en zingt: "Ik heb niets verloren, geen spijt / Ik ben niet bang voor de pijn die het veroorzaakt ... ik heb gekozen voor het pad dat je alleen moet lopen”. Dat past perfect bij de bijna klinische en kille synthesizermelodie. Zo hoort goede synthpop te zijn. De warmte komt van de stem, die daarmee het ijs van de instrumenten breekt. Vince Clarke begreep liet met Depeche Mode, Yazoo en Erasure horen hoe dat moet. Hunterchild heeft duidelijk die klok horen luiden en vindt af en toe de klepel. Beluister Aching in de Soundcloud.
*****
(Secretly Canadian / Konkurrent)
De Britse zangeres en songschrijver Fiona Burgess en haar drie kompanen hebben met Woman’s Hour de shoegaze-bak gevonden in de lokale platenzaak. Toch is de voornaamste inspiratiebron volgens de band helemaal geen muziek, maar moderne kunst. De band deed haar debuutoptreden dan ook niet in een club maar in de musea Tate Modern en MoMa. Muziek als begeleiding van sculpturen, installaties en schilderkunst. Zulke voorkennis helpt deze plaat te begrijpen. Want een beetje voortkabbelen, doet het wel. Nu is de hybride van moderne kunst en muziek al vaker gemaakt. Vaak kwam dit niet uit de verf. In die zin is Woman’s Hour een prettige uitzondering want de muziek kan los van de kunst prima bestaan.

Maar gezien de gekozen koers om als begeleiding van de kunst te fungeren heeft het ook wel een hoog behang gehalte. Mooi en grafisch behang, dat dan weer wel. Met je ogen dicht zie je langzaam de muziek lijnen creëren, golvend door de ruimte. Ik zie geel en zacht groen. Our Love Has No Rhythm is een van de titels. Dat is goed gekozen. Met drums en bas geheel naar de achtergrond gemixt en de gitaren uitwaaierend tot in de ijle oneindigheid klinken de conversations van Woman’s Hour kil en afstandelijk. De songs waren twee jaar geleden al klaar maar de band was telkens weer ontevreden over de mix en is twee jaar blijven schaven en verfijnen. Wie zijn muziek ijs en ijskoud prefereert raad ik aan deze band even te checken. Het titelnummer staat in de Soundcloud.
*****
(Dead Oceans / Konkurrent)
Je waardeert de epische poprock van trio Bear In Heaven of je haat het. Vermoedelijk zit er weinig tussenin. Na Beast Rest Fourth Mouth (2009) en I love you, it’s cool (2012) wordt de opgeblazen symbiose van indierock en elektronica op deze vierde plaat verder uitgebouwd en geperfectioneerd. Hun voorliefde voor Krautrock, de jaren tachtig-catalogus van het label 4AD en ambient-muzak weet de band uit Brooklyn steeds meer om te vormen tot een eigen geluid. Laag voor laag wordt de plaat opgebouwd, beginnend bij het donkere Autumn en langzaam opstijgend totdat de conclusie is dat je de wereld niet nodig hebt. Beluister You Don’t Need The World op YouTube. Als een jointje kun je het universum oprollen en in je achterzak steken. Althans daar lijkt de spierwitte hoes met een opgerolde sterrenhemel naar te verwijzen.

Op deze vierde plaat speelt vooral bassist Adam Wills een hoofdrol waarbij hij zijn basgitaar laat grooven, zacht glijden en ronkend pompen. Dat klinkt behoorlijk erotisch en ergens is de muziek van Bear in Heaven dat ook wel. Vooral als je daar de fluweelzachte stem van Jon Philpot bij optelt (die met iedere plaat steeds meer gaat klinken als Green Gartside van jaren tachtig fenomeen Scritti Politti). Muziek om op weg te glijden of om de liefde op te bedrijven, waar vind je dat nog? Maar dan wel met een donker randje. Want de tijd mag dan wel een dag oud zijn, tijd om te lachen is er niet. ‘It’s not easy / when your heart bursts’ galmt Jon op Memory heart. Time Is Over One Day Old mengt psychedelica, dub en pop tot een dromerig en aangenaam geheel. De plaat heeft iets pompeus en wolligs maar de stijgende lijn die Bear in Heaven de afgelopen vier platen weet vast te houden maakt hen wel tot een van mijn favoriete indiepop bandjes van dit moment. Time Between staat in de Soundcloud.
*****
(Secretly canadian / Konkurrent)
Tomas Barfod is de drummer van het Deens indiebandje Whomadewho, maar vooral bekend om zijn deejay werk. Hij heeft een grote voorliefde voor de filmische en sferische triphop uit begin jaren negentig van Massive Attack, Portishead en Goldie. Twee jaar geleden maakte hij er zijn eigen versie van. Resultaat: een elektronisch sfeervol album met gastzangers. Partners op Salton Sea waren de Zweedse folkzangeres Nina Kinert en Whomadewho- zanger/gitarist Jeppe Kjellberg. Beide zijn weer present op deze tweede plaat. Aanvulling is Luke Temple, die de plaat mag openen met een hoge zangstem. Barfod kiest grotendeels dezelfde benadering als op zijn onverwacht succesvolle debuut. En waarom ook niet.

De kracht van Barfod zit hem er in dat hij heel subtiel de nummers opbouwt. Hij gebruikt de constante beats niet als uitgangspunt, maar als basis voor gitaar, toetsen en zang die als kleine klanktorentjes opstijgen en weer afdalen. Het heeft een bijna deinend, wiegend effect in plaats van een de gebruikelijke stamp-klap-stamp die je veel te vaak hoort. Muzikaal doet dit tweede album sterk denken aan het Canadese Delirium, waar ook sfeer en ijle zang centraal stond. Het subtiele, wiegende sfeertje heeft ook een nadeel en dat is dat je ergens halverwege een beetje de draad kwijtraakt en niet weet welk nummer je nu eigenlijk aan het luisteren bent. Organisch gaan de tracks in elkaar over zonder een dissonante factor of iets anders waardoor je ineens opschrikt of waardoor een nummer opvalt of eruit springt. Love me is als een mooie bloem. Van een breekbare schoonheid maar snel verwelkend. Wat overblijft is sfeervolle achtergrondmuziek, wat gezien het vakmanschap van Tomas een beetje zonde is. De plaat komt in juni uit. Beluister een compilatie op Soundcloud.
*****
(Dearworld / Suburban)
Dat Dearworld uit Oss veel ervaring in het livecircuit heeft is duidelijk te horen op hun debuutplaat Observe Absorb Evolve. Ron van Helvoirt beukt als een bezetene op zijn drums, Evert Droomernik laat zijn basgitaar pompen en Huub van Loon doet zijn analoge synthesizers ronken en gieren dat het een lieve lust is. Over dat alles brult zanger Robin Borneman simpele doch doeltreffende teksten op een volume alsof hij een festivalwei moet overschreeuwen. Het is van dik hout zaagt men planken. Producers Wouter Budé en Howie Beno (bekend van Depeche Mode) gooien de knoppen wijd open. En dat voldoet prima aan de doelstelling die de band zichzelf heeft gesteld “het publiek laten dansen”, of nog liever, “laten beuken”, waarvan de Zwarte Cross en Paaspop al eens iets van mee mocht krijgen. Met rondvliegend bier, stagediven, verstuikte enkels en bloedneuzen tot gevolg.

Maar weet Dearworld een diepere laag te raken en het niveau van gelikte festival feestband te overstijgen? Met andere woorden, beklijft deze stampkanonnade ook in de huiskamer? Op dit debuut in ieder geval nog niet, hoewel er best wel geslaagde pogingen gedaan worden. Geslaagd zijn voornamelijk de nummers waar de band wat gas terug neemt en iets meer oog voor detail heeft. Ashes, niet voor niets de middelste track, en slotnummers Spark en Remain zijn voorbeelden waarin de band laat zien dat ze best de luisteraar in de luie stoel kunnen plezieren. Maar voor het merendeel doet de agressieve electropop van Dearworld vooral denken aan de beukende platen en shows van de Duitse techno DJ T.Raumschmiere, die in het vorige decennium de Nederlandse podia als zaagsel achterliet. Diverse tracks zijn te horen op YouTube.
Bas de Koning
Lune - Music & Sports
*****
(Refune / Universal)
Geen land ter wereld is zo dominant in het electro-pop genre als Zweden. Het koude noorden is blijkbaar de perfecte combinatie voor coole synthesizers met koele zang. Linnéa Martinsson, oftewel Lune, is de volgende loot aan deze boom met haar debuut Music & Sports. Nadat ze haar vocalen had geleend aan Leave the World behind van de Swedish House Mafia, stonden de trendy producers in de rij. Vandaar de flinke hoeveelheid dance producers die haar op dit debuut bijstaan, zoals Alex Weak, Mike Marsh (bekend van Massive Attack), Sebastian Ingrosso, Adrian Lux en Carl-Michael Herlöfsson. Met de hele stoet aan gasten is het knap dat Martinsson de boel licht en luchtig wist te houden en niet verdwaalde in overproductie. De tien tracks zijn samenhangend, maar toch ook verschillend genoeg om de luisteraar de volledige plaat lang bij de les te houden.

Zou Lune in het Zweeds zingen, dan is dit muzikale geheel echter toch niet bijzonder genoeg. Zoals gezegd grossiert Scandinavië in dit soort ijzige-zangeressen-op-beats zoals de Ikea grossiert in Billy kasten. Martinsson zingt semi-verveeld haar teksten. Daar gaat een soort onderkoelde dreiging vanuit, maar dat hebben we veel vaker gehoord. Verstandig genoeg koos Linnéa om in het Engels te zingen, waardoor ze een flink grotere afzetmarkt tot haar beschikking had. En de Britse pers bleek ook nog eens laaiend enthousiast. Het rare Scandinavisch-Engelse accent fascineert blijkbaar zoals het ook bij Björk fascineert. En er zitten best goede tracks tussen. That Day is een dreigende opeenstapeling van bass, beats en zang, Tonight en Feathers zijn frisse popsongs in de traditie van Robyn en Epic bouwt in vier minuten fraai op naar een samenspel van strijkers en synthesizers. Maar zo luchtig als Music & Sports is, zo vluchtig is het ook. Linnéa is nog geen blijvertje. In de Soundcloud zijn twee tracks te horen.
Bas de Koning
Samaris - Silkidrangar
*****
(One little Indian / Konkurrent)
Wat krijg je als je Björk een plaat met Sigur Rós laat opnemen? Waarschijnlijk iets wat griezelig dicht in de buurt komt van de ijskoude ambient die het IJslandse Samaris opneemt. Met een combinatie van klarinet (Áslaug Rún Magnúsdóttir), electronica (Þórður Kári Steinþórsson) en zangeres Jófríður Ákadóttir’s bouwt dit trio een duister geluidslandschap. De repetitieve beats zijn de constante factor terwijl de omfloerste geluiden van Áslaug er overheen schemeren als flarden van het Noorderlicht. Ákadóttir mag tenslotte zorgen voor de variatie met haar ijle stem.

Inspiratie wordt geput uit 19e eeuwse IJslandse poëzie en folkore. Je zou kunnen stellen dat Samaris net als Sigur Ros een 21e eeuwse vertaling maakt van de lokale liedvorm Rímur, waar verhalen op muziek werden verteld. In hun geval zijn het dan wel griezelige verhalen, want de ijle feeërieke composities klinken als de soundtrack voor een art house horrorfilm, met filosofische titels als (vertaald) “de onrustige zee van het leven”, “brandende sterren” en “de man en zijn bezem”. De titel van de plaat betekent vrij vertaald ‘de zijden rots’. En inderdaad wordt de ruwe kant van de muziek volledig verborgen onder een zijdezacht tapijt van echo en zacht stromende elektronica. De ambient-sfeer zorgt er wel voor dat je na tien nummers een beetje de aandacht kwijt bent. Heel lang zal de muziek van Samaris niet beklijven. Hoe wonderschoon ook, de muziek glijdt als zijde te gemakkelijk van je af. Beluister een track in de Soundcloud.
Bas de Koning
Public Service Broadcasting - Inform Educate Entertain
*****
(Test Card Recordings / Konkurrent)
Public Service Broadcasting brengen ons even terug naar begin jaren negentig, toen invloeden van hiphop, rock, breaks en Jean Michel Jarre samen kwamen in Big Beat (zoals dat toen heette). Groepen als The Aloof en Apollo 440 plunderen vervolgens de dialogen uit jaren zestig en zeventig cultfilms en maakten er een soort hoorspel op rockmuziek van. De dansavonden op het Filmfestival Rotterdam waren nog nooit zo leuk, met DJ’s (waarvan ondergetekende) die films van Russ Meyer, fragmenten Star Trek en passages uit Vampiros Lesbos ondersteunden met dampende beats.

Twintig jaar later herontdekt het Britse PSB deze voetnoot in de dansgeschiedenis en kijkt of ze er zelf nog wat aan toe kan voegen. Gelukkig kun je met een concept waar alles zo ongeveer geoorloofd is alle kanten op. Drummer Wrigglesworth knalt er een strakke beat in en knoppendraaier J. Willgoose leukt de boel op met gruizige gitaren, vette bassloops, soundscapes en een blik vage dialogen uit vergeten thrillers, porno flics, modeshows en cowboyfilms. Speciaal voor Nederland hebben ze zelfs een nummer in elkaar geklust met historisch materiaal van de Elfstedentocht. De hamvraag is natuurlijk of de wereld hier nog op zat te wachten. Net als twintig jaar geleden is het muzikaal vooral lekker en grappig en is het de ultieme snack voor liefhebbers van alternatieve dansmuziek. Het is opzwepend, goed in elkaar gezet en heeft net dat groezelige rockrandje. Maar veel diepgang heeft het niet. Ach, een kniesoor die daar een probleem van maakt op een vrolijke avond in downtown Rotterdam of op Eurosonic. Beluister nog een fragment in YouTube .
Bas de Koning
Rina Mushonga - The wild, the Wilderness
*****
(B2 music / Sony)
Mushonga klinkt niet echt als een Nederlandse naam, maar ze woont toch in Amsterdam. De Zimbabwaanse na een studie in Engeland in ons landje neergestreken. Met gitaar in de hand en piano in de buurt is de inmiddels 34 jarige zangeres begin 2013 aan de slag gegaan om de twaalf liedjes te schrijven die we op haar debuut terugvinden. De geesten van Suzanne Vega, Tracy Chapman en vooral Joan Armatrading waren rond in haar muziek. In een tijd waarin vrouwenstemmen nogal eens uitblinken in koelheid is deze rehabilitatie van de warme stijl een verademing.

Akoestische instrumenten vormen de basis van de liedjes, maar Mushonga schuwt niet om haar stem te overdubben, met blazers en samples te spelen en analoge synthesizers uit de kast te trekken. Zo weet ze composities die vaak intiem en klein beginnen op te zwepen naar grootse arrangementen. Van miniaturen naar het grote gebaar. De single Eastern Highlands die al werd opgepikt door de alternatieve radio, is eigenlijk maar een matig commercieel voorproefje vergeleken bij de kwaliteit die The Wild, the Wilderness te bieden heeft. Slotnummer The Proud is een ware tour de force. Piano, gitaar en synthloops wervelen als een orkaan rond Rina’s bronzen stemgeluid. Deze donkere Alice is op weg naar haar eigen wonderland. Opgenomen onder productie van Chris Bond (bekend van Ben Howard) is Rina zelf de gepolijste ruwe diamant geworden die op de hoes staat afgebeeld. Beluister meer nummers in de Soundcloud.
Bas de Koning
Ming’s Pretty Heroes - Roots & Bones + iET - So Unreal
*****
Ming’s Pretty Heroes - Roots & Bones (Incrowd / Coast to Coast, 2 sterren)

Als we in Nederland iets goed kunnen is het wel op een bijna klinische wijze popmuziek te maken. Nergens anders in Europa zijn popartiesten zo goed in het filteren en distilleren van populaire muziekstijlen op bijna een minutieuze academische wijze. En het Nederlands publiek weet dat ook te waarderen. Afgelopen maand kregen we weer twee puike voorbeeldjes daarvan in de brievenbus. Ming’s Pretty Heroes wist via crowdfunding geld bij elkaar te sprokkelen voor haar plaat Roots & Bones. En niet de minsten staken Ming een hart onder de riem. Viktor en Rolf zijn fan en verzorgden de kleding voor het artwork en ballet gezelschap Conny Janssen Danst gebruikte haar muziek voor het project Meer Ruis.

Daarnaast kreeg ze de Music Matters Award en was ze een favoriet op de Parade. Dan moet het toch wel iets voorstellen, hoor ik u denken. Welnu, Ming gooit invloeden van Lykke Li en Florence & the Machine in haar toetsen en is lekker aan het polijsten gegaan. Met ijle stem zet ze twaalf zelfgeschreven composities neer die plezierig de kamer inglijden. Ze bouwt haar nummers laag voor laag op, maar lijkt er weinig rekening mee te houden dat de muziek je ook nog moet raken, of misschien zelfs een beetje moet schuren en intrigeren. Even gestileerd en vergankelijk als de mode-industrie glijdt Ming het ene oor in en het andere oor weer net zo hard uit. Om de overtreffende trap van arty farty te bereiken hebben twaalf beeldend kunstenaars zich laten inspireren en werd het resultaat geëxposeerd in Groos, een kunst- en designwinkel in Rotterdam. Beluister twee tracks in de Soundcloud

iET - So Unreal (Analogypsy records / Coast to Coast, 3 sterren)

Dan weet Lisa van Viegen, opererend onder de naam iET toch net wat meer te intrigeren. iET laat zich inspireren door de NuSoul-beweging van begin jaren negentig met artiesten als D’angelo, Erykah Badhu en Jill Scott. Ze wist zelfs producer Russel Elevado (bekend van voornoemde artiesten) te strikken voor deze plaat. Ook iET gaat niet voor warmbloedige rauwe soul maar kiest een meer jazzy route, wat de academische stilering wel enigszins beter legitimeert dan Ming. En ze weet ook net een spannend laagje er in aan te brengen. Als een Fay Lovsky zonder rauw randje gaat ze in tien nummers aan de slag om folk, pop, jazz en kleinkunst aan elkaar te knopen. En dat is eigenlijk best knap gedaan.

De plaat werkt zacht zwevend naar het titelnummer toe, waarna iET zich uiteindelijk in het slotakkoord vergrijpt aan Pink Floyd’s Great Gig In The Sky, waarmee ze dan ook met donderend geraas van haar zelf gecreëerde roze jazzwolk dondert. Wat een bloedeloze, emotieloze en zinloze cover. Waar Clare Torry op het origineel op orgastische wijze haar amandelen kapot zingt wiebelt IET zich door het nummer heen alsof ze op een erwt ligt te slapen. Zo laat iET onbewust precies het verschil zien tussen Engelse en Nederlandse pop. Toch is er in Nederland een aanzienlijke markt voor dit soort muziek en beide dames hebben een perfect plaatje voor deze doelgroep afgeleverd. Stijlvol en gladgeschaafd. En met uw goedvinden ga ik nu even een muzikale bloedtransfusie nemen om weer wat kleur in mijn gehoor te krijgen. Bekijk het liedje dat ze voor de site www.voordekunst.nl opnam in Vimeo

*****
(Acoustic House Records / Rough Trade)
Het Amsterdamse The Benelux doet mee in de trend om muziek nog alleen als download of vinyl te koop aan te bieden. Dat kunnen ze maken omdat de band rond zanger Jaap Warmenhoven (ex Hit Me TV en Skip The Rush) al een hele tijd furore maakt in hippe clubs, Noorderslag-feestjes en DWDD-achtige salons. Hipderpip in de grachtengordel dus. Maar The Benelux is de hype waard, al kunnen we dat voornamelijk toeschrijven aan het meer dan uitstekende baswerk van Sven Hamerpagt (voorheen Project Wildeman). Deze Bachelor of Music en Master of Arts (Composition in Context) kan met zijn voorliefde voor experiment, klankkleur en effecten helemaal los gaan. Zijn stuwende, funkende en ronkende bas partijen dragen de plaat. Zijn strenge hand richt de plaat in de juist groove voor een fijn dansbaar resultaat.

Everybody Wants to Come heet de uitnodiging voor dit feestje. Zijn gevoel voor experiment geeft een vrij vlak nummer als The Love net even dat beetje extra waardoor het toch interessant wordt. The Benelux klinkt alsof Larry Graham in de band van Prince is gaan spelen met een Green Gartside van jaren tachtig band Scritti Politti op vocalen. Critici schuiven The Benelux aan de kant als Nederlandse kloon van Daft Punk. En inderdaad Smells Like Woman heeft wel iets weg van de Franse electrosterren. Maar dankzij Sven blijft het toch een prettig indie-pop aroma behouden en gaat de vergelijking niet op. Het is lekker, niet te zoet en uitermate dansbaar en swingend. Grappig is dat ze hun muziek uitgeven op een label dat Acoustic House heet. Want met monotone housemuziek heeft de Benelux weinig van doen. Met funky alternatieve disco des te meer. Oude jaren tachtig knakkers die zich Shriekback en A Certain Ratio herinneren (zoals ik) zullen zich bij The Benelux vast thuis voelen. Beluister I Don’t Dance Enough in de Soundcloud.
Bas de Koning
Shearwater - Fellow Travelers
*****
(Sub pop / Konkurrent)
Tussendoortjes zijn in muziektermen vaak grappig bedoelde EP’s met een paar leuke covers of wat gefröbel in het oefenhok. Maar voor artiesten gewend aan het grote gebaar is een tussendoortje al snel een tussendoor. Jonathan Meiburg, brein achter Shearwater, leek het leuk van de bands en artiesten met wie ze de afgelopen jaren tourden een cover op te nemen van een nummer naar keuze. En niet de minsten waren hun fellow travelers in de afgelopen jaren. Smog, Folk Implosion, Xiu Xiu en Coldplay deelden hun agenda met Meiburg en consorten. Nu is het woord cover een wat eenvoudige beschrijving voor wat hier gebeurt. Interpreteren en herschikken is een meer accurate beschrijving, want het gros van de nummers klinkt eigenlijk onmiskenbaar als Shearwater zelf.

Dat zal niet iedereen die de originele versies hoog heeft zitten waarderen. De paranoïde gekte van de originele I Luv the Valley OH!! (Xiu Xiu) is in deze versie ongedaan gemaakt en klinkt bijna alsof de patiënt zwaar aan de Prozac en de Tryptizol zit. Het krakkemikkige van Jesca Hoop’s Our Only Sun wordt gepolijst met een Anthony & the Johnsons-sausje en Smog’s To Be of Use klinkt hier een stuk minder manisch depressief. Daar staat tegenover dat Coldplay’s lichtvoetige Hurts Like Heaven er aanzienlijk op vooruit gaat met wat bombast. Overigens zijn alle versies eerst overlegd met de originele songschrijvers dus het is niet zo dat Meiburg geheel zichzelf aan het plezieren is. Sharon van Etten draaft ook nog zelf op om mee te zingen met haar A wake for the minotaur. Fellow Travelers is echt bedoeld als een ode aan vrienden en alleen dat maakt het al sympathiek. Maar heel veel nieuwe fans zullen ze met deze tussendoor niet trekken. Geen probleem. Meiburg geeft aan dat ze alweer in de studio zitten voor een nieuwe reguliere plaat. Beluister Fucked Up Life in de Soundcloud.
Bas de Koning
Pick a Piper - Pick a Piper
*****
(City slang / De Konkurrent)
De Canadese percussionist Brad Weber krijgt af en toe vrijaf van zijn band Caribou. Tijdens deze ‘vakanties’ vormt hij samen met vrienden Clint Scrivener, Angus Fraser en Dan Roberts Pick a Piper en onderzoeken ze de grenzen van rock en dance. De basis van de acht liedjes op deze debuutplaat wordt gevonden in typische repetitieve dance-structuren. Maar de band vult dit aan met uitgesproken contrasterende akoestische instrumenten zoals glockenspiel, akoestische gitaar, saxofoon en fluit. Wat ontstaat is iets wat je "organische dansmuziek" zou kunnen noemen. Een van de beste voorbeelden op de plaat is South to Polynesia, waar de aanvankelijk rustig kabbelende polyritmische soundscape ruw verstoord wordt door zware drums en een scheurende sax.

Na een vocale invocatie komen soundscape en rockmuziek vijf minuten later weer bij elkaar voor een wervelende finale. Een sterk staaltje muzikaliteit. Dat palet van stilistische veelzijdigheid weet Pick a Piper helaas niet de hele tijd tot een coherent geheel te maken. Dat komt misschien deels door het arsenaal bevriende musici en gastzangers (onder meer leden van de Ruby Suns , Enon / Brainiac en Born Ruffians) dat aan dit project meewerkte. Het totaal krijgt er iets fragmentarisch door met hier en daar goeie uitschieters maar ook goed bedoelde maar ietwat karakterloze hippie-dancepop. De Piper zal hier en daar wat ratten weten te vangen maar die zullen snel ook weer afgeleid zijn. Aanrader om de plaat op te zoeken op Spotify en de beste tracks te downloaden.
*****
(Secretly Canadian / De Konkurrent)
Het is bijna een beetje sneu dat we Luke Temple pas hebben leren kennen als drijvende kracht achter de Brooklyn band Here We Go Magic dat vorig jaar met A Different Ship een fraai staaltje indiepop de wereld in slingerde. Temple maakte immers sinds 2005 al drie soloplaten die buiten het Amerikaanse indiecircuit niets hebben gedaan. Good Mood Fool mag dus met recht een revanche genoemd worden. De plaat maakt duidelijk dat Temple meer noten op zijn zang heeft dan de fluister-hese zang bij HWGM. Op Good Mood Fool toont Temple zich een liefhebber van Marvin Gaye en Randy Newman met een knipoog naar de late Talking Heads. Hij trakteert ons op een 2013 variant van blue-eyed soul met funky riffs, soulvolle vibraties en coole beats. Natuurlijk zijn daar de noodzakelijk odes aan de dames in de vorm van Jessica Brown en Katie . Lekker warmbloedig en zomers, luister maar naar de zwoele single Florida.

Opvallend is dat het hele album geconstrueerd is in hartje winter, terwijl Temple ingesneeuwd zat in de bossen in New York State met alleen een drumcomputer, gitaar en een keyboard. Nadat de sneeuw gesmolten was kreeg hij gezelschap van Eliot Krimsky van Glass Ghost (keyboards) en Mike Johnson van Dirty Projectors (drums) om hem te helpen de liedjes op te nemen. De ongedwongen sfeer heeft bij Temple voor een ongegeneerde vreugde gezorgd die je door alle negen liedjes heen voelt. Misschien vinden sommigen die Luke maar een rare snuiter, hij is in ieder geval goed gemutst.
Bas de Koning
Mike Meijer - Einzelgänger
*****
(GAGPGZ / Rough Trade)
Mike Meijer, drummer, componist, bohemien, actief voor Gruppo Sportivo en Orkater. Die Mike dus. Mike heeft een missie en wil wat doen aan de hap-slik-weg-manier waarop muziek tegenwoordig geconsumeerd wordt. Waar is de tijd van de mooie hoezen, met fantastische inlegvellen vol beeldtaal die de muziek ondersteunden? Weg. Maar als het aan Mike ligt heeft hij bij deze een nieuw concept waarmee dat allemaal weer goed komt. Einzelgänger is zowel een plaat als een boek. Voor de plaat tekende Mike zelf. Alle muziek heeft hij zelf geschreven, ingespeeld en ingezongen. Het geheel vertalen in beeld kon hij echter niet. Daarvoor benaderde hij elf illustratoren om de muziek van plaatjes te voorzien voor een (strip)boek bij de plaat. Zo gingen onder meer Femke van Heerikhuizen, Paul Stellingwerf, Emmanuel Wiemans en Donald Beekman aan de slag. Het resultaat is speels geworden, vol vrije interpretaties van de muziek.

Maar dit is de muziekrubriek, dus laten we ons richten op wat Mike daarvan gemaakt heeft. Bij een dergelijk ogenschijnlijk megalomaan eenmansproject ligt op de loer dat het idee leuker is dan de uitvoering. Wat schetst onze verbazing als blijkt dat Einzelgänger vol staat met leuke, grappige maar vooral muzikale liedjes. En niet van dat cabareteske theatergeneuzel maar echte popliedjes. Over kleinstedelijke avonturen van rare snuiters, broodjes ossenworst, lokale godinnen en Elvis toen hij elf was. Mike biedt geen aapjes, geen plaatjes en geen zilverpapier. Maar wel lekkere muziek met nog een leuk boek erbij ook. Dus volg Mike zijn advies maar op: “plaats het zilveren schijfje in de optische schijfeenheid van uw cd-speler of computer, voorzie uzelf van een lekkere consumptie en zoek een fijne zitplek.” Beluister Spreekwoorden en Gezegden op YouTube.
Bas de Koning
Dear Reader - We Followed Every Sound
*****
(City slang / Konkurrent)
Het trieste relaas van het Zuid Afrikaanse plaatsje Rivonia, dat ten tijde van de apartheid met de grond gelijk werd gemaakt wegens interraciale relaties tussen de bewoners, werd begin dit jaar in muziek gevat door Cheri MacNeil a.k.a Dear Reader. We schreven toen dat de plaat haar beperkingen had omdat het muzikaal erg leunde op het keyboardspel en hese stem van Cheri. Kortom, tussen de huidige hausse aan ‘dames die intelligente synthpop maken’ viel ze een beetje weg. Desalniettemin kreeg Rivonia lovende recensies en dat bracht Cheri in de gelegenheid om flink te touren. Zo kwam ze ook langs bij het Duitse Potsdammer radiostation Eins voor een akoestische sessie en een interview.

Haar wens om een keer met een orkest te werken werd opgepikt door dirigent Bernd Wefelmayer van het Deutscher Filmorkester Babelsberg en presto; de hele plaat werd gearrangeerd voor groot orkest door dramaturg Max Knoth. Het resultaat mag er zijn. De beperktheid van beschikbare middelen die Cheri parten speelde op de originele plaat wordt geheel weggevaagd door strijkers, blazers en slagwerk. Het brengt ook nieuwe niveaus van dramatiek en dynamiek met zich mee. Opgenomen tijdens één live uitvoering wordt Cheri vocaal bijgestaan door Emma Greenfield , Caoimhe McAlister en Sam Vance die het geheel ook op dat gebied veel voller maken. Het lijkt wel alsof een zwart/wit film (met excuses voor de foute beeldspraak gezien het thema) prachtig is ingekleurd. Toch nog een puntje van kritiek. Het slotnummer van Rivonia, het euforische Victory staat niet op deze live plaat. En juist dat nummer leende zich prima voor een dergelijke orkestrale bewerking. Maar als ik moest kiezen tussen de studio versie of deze schitterende orkest bewerking zou ik het wel weten. Beluister Cruelty On Beauty hier.
Bas de Koning
Miracle - Mercury
*****
(Planet Mu / Konkurrent)
Als teaser had Miracle al een clipje vooruit gestuurd van het titelnummer. Mercury begint met een dreigende synthloop, electrobeats en horrorachtige geluidjes, opgeroepen door Steve Moore. Caleidoscopische beelden van Bryce National Park (wat er in ieder geval al als een desolaat maanlandschap uitziet) worden afgewisseld met de kop van een weerwolf die dreigend naar je gromt. De semiverveelde hypnotiserende stem van Daniel O'Sullivan volgt de melodie alsof hij je in slaap wil sussen terwijl je weet dat het gevaar dreigt, het is een nachtmerrie op muziek. Mercury is een nummer dat onder je huid kruipt. Muzikaal deed het mij erg denken aan Circus Of Death van de vroege Human League en dat schept verwachtingen. Helaas weet Miracle met geen enkel ander nummer zo te boeien als met het titelnummer. De horrorsoundtrack-invalshoek die daarvoor gekozen is werd de basis voor het hele album.

Dit gelegenheidsduo liet zich inspireren door Italiaanse griezelfilms en Joel Schumachers newwave-vampierfilm The Lost Boys. Het is niet dat Moore en O’Sullivan geen muzikale ervaring hebben. Daniel O'Sullivan speelde al in bands als Ulver, Mothlite, Grumbling Fur en Guapo, terwijl Steve Moore bij synthband Zombi, Kompakt en L.I.E.S. de toetsen deed. Groot geworden tijdens het eindeloos touren langs het undergroundclubcircuit wilde het tweetal wel eens samen wat met hun ideeën doen. Dat is gelukt. Mercury is een leuke collectie aan ideetjes geworden met flarden van hun inspiratiebronnen erin en één geslaagd resultaatje. Maar of dat nou de moeite van het kopen waard is? Advies: check de clip (zie link hyperlink hierboven), download de single en laat het daar maar bij.
Bas de Koning
Postiljonen - Skyer
*****
(Best fit recordings / Bertus)
Nieuws van het Scandinavische dreampopsegment bereikte onlangs de Zone-burelen. Uit Noorwegen komt het trio Postiljonen met Daniel Sjörs en Joel Nyström Holm achter de knoppen. Over een tapijt van eindeloze toetsen, drumcomputers en synthesizersounds mag zangeres Mia Bøe haar teksten in een enorme galmbak hijgen. De band zelf omschrijft het als “etherische vocalen die verweven zijn met mystiek en dromerige liefdevolle expressie”.

Waar dat op neerkomt is een wat goedkope en inspiratieloze kopie van bands als M83, Air, Sigur Ros en Goldfrapp. Hier en daar gaat de discoknop om en wordt het geheel nog een beetje grappig zoals op het vrolijke Supreme. Maar verder is het een wat armoedig geheel. De band draagt het album op aan alle nostalgische dagdromers. Ik vrees dat zij zelf tot die categorie behoren. De plaat is in zijn geheel te horen in de Soundcloud
Bas de Koning
Ásgeir - In The Silence
*****
(One little Indian / Bertus)
03-10-2013 00:00
Uit IJsland komt na bovenstaande teleurstelling gelukkig beter nieuws met multi-instrumentalist Ásgeir. In eigen land was de 20-jarige zanger een sensatie met het album Dyrd í daudathogn. Met hulp van goede vriend John Grant is dat album nu in het Engels vertaald tot In The Silence. Met zijn mix van elektronica en folk, aangevuld met hoge ijle zang heeft hij ook wel iets weg van Grant. Jammer is alleen dat Ásgeir’s dictie niet te verstaan is en de eventuele diepere tekstuele lagen volledig verloren gaan.

Luister naar dezelfde nummers in het IJslands en het klinkt toch allemaal net wat overtuigender. Een nummer als King and Cross en Torrent zijn in de eigen taal parels, maar in het Engels gezongen blijven zelfs die nummers wat ingehouden, terwijl muzikaal de registers wel opengaan en er uitstekende muziek gemaakt wordt. Deze plaat illustreert maar weer eens dat geforceerd alles in het Engels vertalen om door te breken op de internationale markt soms (vaak) helemaal geen recht doet aan de muziek. Desalniettemin is het helemaal geen gekke plaat en zal hij de nu-folkies en euro-americana liefhebbers best aanspreken.
Bas de Koning
Oh Land - Wish Bone
*****
(ADA / Warner Music)
De Deense Nanna Øland Fabricius (oftewel Oh Land) duikelt je stereo binnen met Bird in an aeroplane : “Every machine has a promise to break / Stuck in a dream that I cannot escape”. Met dit vrolijk buitelend electropopliedje opent het album Wish Bone. Samen met Dave Sitek van TV on the Radio en Dan Carey (Chairlift, Bat for Lashes) toog Nanna naar de studio om iets te maken dat je astronaut-ballerina-pop zou kunnen noemen. De eerste vier liedjes hebben namelijk een hoog Barbarella bubblegum-gehalte. Maar dan schakelen we ineens over met The boxer, wordt de kauwgum in je gezicht gespuugd en wordt Barbarella ineens Gwen Stefanie.

We stappen de 21e eeuw binnen met pompende drumsbeats, die de lieflijk zingende Nanna iets pinnigs geven. Dat is wel een hele slimme verbetering ten opzichte van al die zoetigheid van het begin, dat alleen maar kleverige oren gaf. Het hoge kitsch-pop gehalte verdwijnt nooit helemaal. Daar is La Fabricius net iets teveel een theatraal meiske voor. Maar de plaat wordt gaandeweg wel leuker om naar te luisteren. Pyromaniac en Green Card plakken disco en indiepop aan elkaar en het dreunende Kill my darling flirt met Depeche Mode. Er komen onzinteksten langs, zoals: “I’ve got a boxer / Living in my ear / And he hits a drum / is that weird?” (Boxer). Beste Nanna, dat is inderdaad raar. Nu Alison Goldfrapp terug is naar haar folkroots kan Oh Land mooi in het gat springen dat zij achter laat. Glitterschoenen klaar, knalroze pruik op en je bent klaar om de dansvloer op te gaan.
Bas de Koning
Vive La Fête - 2013 info
*****
(Firme de Disque/Bertus)
Slechts een paar maanden na hun album Produit de Belgique keert Vive La Fête alweer terug met een nieuwe plaat. Die vorige plaat was erg teleurstellend. Het leek er toch erg op dat hun gimmick nogal uitgemolken, voorspelbaar en eenzijdig was geworden. Vive La Fête bloeit juist op simpele rudimentaire electropop. Maar in de loop der jaren verviel de oorspronkelijke demo-achtige stijl in allerlei nuanceringen en zinloze aanvulling. Het effect was als een pizza met teveel garnituur, dan wordt de bodem soppig en is het geheel eigenlijk niet erg lekker meer. Op een of andere manier moet dat bij Pynoo en Mommens ook zijn gaan dagen.

2013 is eigenlijk een terugkeer naar het begin van het millennium toen het duo vriend en vijand verraste met een Attaque Surprise en een Nuit Blanche. Terug naar de basis, terug naar de kleine zolder met de computer op uw schoot en je gitaar binnen handbereik, terwijl Pynoo kirrend rare semi-ondeugende teksten in de microfoon zucht. Het resultaat is tien eenvoudige maar effectieve electropopnummers in 30 minuten zoals Je souhaite, Ping Pong en Tics Nerveux. Ze gaan zelfs op een soort disco-Cure toer met Mea Culpa (A Forest discostyle), het sterkste nummer van het album. 2013 brengt het plezier terug in Vive La Fête en dat is voor deze band cruciaal. Lang leve het feest.
*****
(Rough Trade / Konkurrent)
Sinds Do you like rock music? uit 2008 heeft British Sea Power niet echt meer een indruk achtergelaten in de Lage Landen. Zelfs in eigen land werd hun laatste Valhalla Dancehall met gemengde gevoelens ontvangen. Niet geheel terecht want met Machineries of Joy laat de eigenzinnige band uit Brighton zien dat ze de fijne kneepjes van het Britpopvak nog steeds prima in de vingers heeft. Ontstaan tijdens hun maandelijkse clubavond Krankenhaus presenteert BSP een divers palet van tien liedjes. De sfeer varieert van vrolijke ritmes en een tinkelende gitaar in het titelnummer tot introverte sombere symphonica op afsluiter When a warm wind blows through the grass. En alles wat daar tussen zit.

British Sea Porwer maakt zowel heftige progrock als lieflijke ballades. Ze zijn een soort Wedding Present die wel het conservatorium heeft afgerond. Toch is de band er in geslaagd om deze diversiteit tot een consistent geheel te smeden en is niet verdwaald in haar eigen ideeënstroom. Het vakmanschap spat er vanaf, maar men is niet verzand in een gestileerd kunstje. Kortom, intelligente poprock met een rafelrandje oftewel typische Eurorock. De makke voor BSP is en blijft echter dat de concurrentie binnen dit segment moordend is. Helaas voor hen leidt hun gekozen autonome route en hun niet echt onderscheidende geluid er ook toe dat ze een beetje wegzakken in de massa. Dat is jammer, maar geeft de fans wel de mogelijkheid om een goed bewaard geheim te koesteren. Niet verder vertellen dus; Machineries of Joy is een onvervalste kwaliteitsplaat. Beluister een track op hun site.
*****
(Secretly Canadian / Konkurrent)
Vrouwenstem met hippe electronica. Wie daar moe van wordt mag nu afhaken want het gelegenheidsduo Dungeonesse springt vrolijk dit genre binnen. Schrijver/producer Jon Ahrens (White Life, Art Department) en zangeres Jenn Wasner (Wye Oak, Flock of Dimes) deelden hun passie van top 40 hitmuziek en R&B uit de jaren negentig via internet. Onder hun eigen naam maken ze vooral indiefolk, wat niet echt een goede basis bood voor deze muzikale koerswijziging. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en al snel gingen er ideeën en kleine muzikale probeersels heen en weer. Met deze knip en plak-techniek zijn uiteindelijk tien liedjes gemaakt. Vergeleken met de concurrentie van andere dames in het huidige electronicagenre ligt bij Dungeonesse de nadruk vooral op de breaks.

Het geheel doet sterk denken aan de Big Beat rage die rond de millenniumwissel furore maakte op de alternatieve dansvloer met Olive en Lamb als grote voorbeelden. Wasner samplet en overdubt haar stem tot meerdere lagen en bouwt zo het nummer op. Hij werkt met vrij kale arrangementen. Af en toe komt een rapper assistentie verlenen. Zelf geeft het duo aan dat ze dit project vooral als guilty pleasure zien om de ‘pop’ terug in de muziek te brengen. In die opzet zijn ze redelijk geslaagd. Het geheel is vooral luchtig, zonder veel eeuwigheidswaarde. Maar voor de zomerse balkons is deze relax-muziek een prima te pruimen soundtrack. In de Soundcloud zijn drie tracks te horen.
*****
(Finest Gramophone / V2)
De Deense Tina Dico draait al sinds 2001 mee maar blijft internationaal wat in de ondergrond verborgen. Ondanks dat ze tijdens de laatste tour van Massive Attack zorgde voor de vocale ondersteuning. Jammer want voor fans van de huidige golf aan intelligente meisjespop (Bat for Lashes / Florence) valt er veel te genieten bij deze ijsblonde singer-songwriter. De eerste nummers We’re All Experts en het orkestrale Moon To Let vatten de sfeer al mooi samen. Het is een beetje dromerige, melancholieke Europop met veel nadruk op de piano. Qua stem en muziek doet Dico mij sterk denken aan Californische Sam Philips, ook zo’n eigenzinnige tante die de wereld als sinds 1989 bestookt met kwaliteitspop en er voor kiest om alles in eigen beheer te maken.

Misschien wil Tina al die aandacht wel helemaal niet. Het gros van de liedjes gaat erover hoe je kun verdwijnen, je terugtrekken op een eenzame plek, desnoods de maan. Wat dat betreft is de titel scherp gekozen. Waar ga je heen om te verdwijnen? En wat neem je mee? Met Tina op je iPod wordt het in ieder geval een sfeervol en intiem reisje. Het risico dat de plaat echter loopt is dat het geheel zelf ook in de achtergrond verdwijnt. De afwisseling qua tempo, spanningsopbouw en intonatie tussen de nummers is wat vlak (met hier en daar een gedoseerde uitschieter zoals de erupties op True North). Gaandeweg het album wordt dit ietwat monotoon en daarmee kun je stellen dat twaalf liedjes een prima balans is. Meer zou alleen maar afbreuk doen.
Bas de Koning
Quasiland - Quasiland info
*****
(Ziel / Konkurrent)
Deze jonge zevenkoppige band uit Tienen maakt studentikoze luchtige rammelpop. Dat was bijna de samenvatting van dit debuut van het Vlaamse collectief Quasiland, gebaseerd op de eerste twee liedjes. Met half afgeronde akkoorden, speels - lullig aandoende gitaarloopjes, semi-intellectuele teksten en no budget-productie lijken Driebaanslaan en De Brug zo vanuit het oefenkot op de cd gebrand te zijn. Er zit echter progressie in de selectie van tien songs. Vanaf het derde nummer Goochelaar veranderd er iets. Quasiland pikt de geest van de oude Talking Heads op en creëert een polderfunk sfeertje dat bij iedere draaibeurt steeds pakkender wordt. De dialoog-achtige manier van zingen tussen Wannes Deboes en Abigail Singo-Magou komt dan ook beter tot zijn recht.

Wannes’ lage bromstem legt de basis en daarover drapeert Abigail een heldere bovenlaag. Blijft het dilemma van de teksten die op z’n minst nogal vaag kunnen overkomen. Alsof Wannes in zijn slaapkamer een dromendagboek had liggen en iedere ochtend snel opschreef wat er die nacht aan de binnenkant van zijn ogen was gebeurd. Maar meestal herinnert hij zich maar flarden van die droom en zo klinken deze teksten ook. Als losse flarden tekst die bij toeval een samenhang hebben maar soms ook onbegrijpelijke rijmelarij lijken. Het maakt dit debuut er niet toegankelijker op. Door de lichte muzikale omlijsting met hier en daar blazers of een orgel als accent weet Quasiland het gelukkig wel aangenaam te houden. Net als de Nederlandse Spinvis of Roosbeef hangt Quasiland ergens tussen pop, cabaret en repetitieruimte in. Fans van Lage Landen lofi weten genoeg. Beluister de eerste single Kotterbij op YouTube . Ook mooi is Willem Endelach, dat hier live is te zien.
Bas de Koning
Carmen Villain - Sleeper
*****
(Smalltown Supersound/De Konkurrent)
De Noorse Carmen Villain heeft de pech dat haar debuutplaat uitkwam in de maand dat de noiselegendes van My Bloody Valentine hun comeback maakten. Want Villain is duidelijk door hen en Sonic Youth beïnvloed. Sterker nog, Sleeper klinkt als een slechte kopie van de Sonic Youth-klassieker Daydream Nation, maar dan op een laag toerental en met Kim Gordon op alle vocalen. Villain is een voormalig model en sierde ooit de covers van bladen als Vogue en Marie Claire. Daar heeft ze blijkbaar een flinke knauw van opgelopen. Ze koos voor de artiestennaam Villain om afstand te nemen van haar carrière als model. Het album gaat vooral 'over onverschilligheid, een soort leegte die ik voelde als model.' Op de hoes is haar gezicht veelbetekenend verborgen achter een wilde bos haar.

Dit onbehagen heeft ze nu als een soort therapie omgezet in vervormde gitaren, sombere synthesizer-drones en verveelde praatzang. De verwijzingen naar drugs zijn legio, dus la Carmen zal flink los gegaan rond de catwalk. De hele plaat straalt een grote onverschilligheid uit. Kim Gordon wist altijd in haar monotone zang een verbetenheid en felheid door te laten klinken die soms bang maakte. Villain heeft dat harde randje niet en duwt de plaat dus niet dat stapje verder om het fel en spannend te krijgen. Bij stukken als Dreamo en Obedience past haar passieve houding wel maar twaalf nummers lang is het behoorlijk monotoon. Ze sluit af met een onherkenbare cover van Shocking Blue’s Demon Lover. Dus ook nog een Nederlands tintje maar of we daar nu blij van moeten worden? Beluister Made A Shell in de Soundcloud.

Bas de Koning
Dear reader - Rivonia info
*****
(City Slang / Konkurrent)
Als kind zat Cheri MacNeil op een kleine basisschool in het noorden van Johannesburg, Zuid-Afrika, niet ver van wat eens de afgelegen boerderij Lilliesleaf was. Op 11 juli 1963 werd de boerderij overvallen door een gewapende politiemacht. Blijkbaar hadden ze een tip gekregen van de zoon van een buurman over een komen en gaan van zowel zwarte als blanke personen. In de tijd van Apartheid kon dat natuurlijk niet. De boerderij en de omliggende wijk werden ontruimd en locals spraken alleen nog heimelijk van een plaatsje Ivon. Pas veel later werd de echte naam ontdekt 'Rivonia'. Ziehier de rode draad van deze derde plaat van Dear Reader. Cheri was zeer onder de indruk van het feit dat deze gebeurtenis zo ongeveer onder haar neus is gebeurd. Pas na veel speurwerk kwam ze erachter hoe het zat. ‘Rivonia’ laat zich dan ook beluisteren als concept album met het euforische Victory als grote finale waar een koor de overwinning op de Apartheid bejubelt.

Maar zonder deze informatie kunnen de liedjes ook goed op zichzelf staan. Muzikaal leunt de plaat erg op het keyboardspel en hese stem van Cheri. Dat is ook gelijk de makke van deze plaat want juist door dat geluid schaart Dear Reader zich in het rijtje Bat for Lashes, Feist en Florence Welch (& the Machine), zonder als bijster origineel naar voren te komen. Zonder de interessante en diepzinnige historische context dreigt deze plaat gediskwalificeerd te worden als de zoveelste kloon. Mét de context is het juist een interessante en hier en daar zelfs gewaagde musical of soundtrack. Soms is het verhaal rond een plaat gewoon interessanter dan de muzikale weergave. Beluister de sampler in de SoundCloud.
Bas de Koning
Silver Pyre - AeXe
*****
(Sedgemoor / Konkurrent)
Silver Pyre is weer zo’n elektronisch eenmansproject. Ditmaal heet de einzelgänger Gary Fawle uit Bristol, met additionele geluiden door Tom Bugs. Op het hoesje staat een zwart wit foto van een rotsige kust. De goede verstaander weet al hoe laat het is. En inderdaad AeXe biedt 8 minimale sferische composities. Nu is die Tom Bugs een handige knutselaar die zelf zijn instrumenten en synthesizers bouwt en die ook een eigen website heeft met allerhande knoppendraaimachines. Aangevuld met de fascinatie voor Engelse mystiek en folklore die Fawle in zijn biografie aan de dag legt zou dit een interessante combinatie moeten vormen.

In de praktijk valt dat wat tegen. De muziek meandert loom uit je speakers maar wil nergens spannend worden. En dat terwijl Fawle zo graag zijn idolen Talk Talk wilde nadoen. Helaas haalt zijn muziek bij lange na niet de introverte, poëtische lading die deze band op haar einde aan de dag legde. Meer valt Silver Pyre tussen minimal Music, ambient en nu-folk in. De pulserende monotone beats brengen de platen van Eno, Autechre en Black dog in herinnering. Maar enige onderhuidse subtiele spanning die muziek van die artiesten interessant maakt ontbreekt nagenoeg. Er zijn lichtpuntjes zoals het melancholische Urn reconstruction en het spookachtige Healing maar dat is te mager om deze plaat meer te geven dan het predicaat ‘wel aardig’. Beluister de wat oudere track Born Metallic op zijn website.
Bas de Koning
HK119 - Imaginature info
*****
(One little indian / Konkurrent)
Al ga je nog zo ver weg, je kunt nooit helemaal los laten waar je vandaan komt. Deze ietwat filosofische beginregel van een recensie is zeer van toepassing op multimedia artieste Heidi Kilpeläinen, of HK119 zoals ze zichzelf graag noemt. Fins van oorsprong doet Heidi er alles aan om Engels te zijn. Ze verhuist naar London, tekent bij een Engels label en zingt ook in die taal. Maar wie thuis is in Scandinavische popmuziek hoort dat deze plaat onmiskenbaar een product is uit die contreien. Dat is geen kritiek want op het gebied van sferische elektronica, experimentele producties en gewaagde doch catchy popmuziek heeft Scandinavië een rijke en mooie traditie.

Heidi kan zich gerust meten met andere talentvolle zangeressen die daar vandaan komen. Sterker nog, ze weet haar muziek aanmerkelijk toegankelijker te houden dan bijvoorbeeld haar grote voorbeeld Björk. Van wat opgeklopte conceptualisering is ze ook niet vies. Haar pseudoniem is een fictieve barcode en met haar muziek wil ze kritiek leveren op massaconsumptie. En daarbij kapitalisme, socialisme, technologie en sterrencultuur met elkaar verbinden. Vergeet u vooral deze onzin en focus op de uitstekende elf liedjes. Want samen met partner Christoffer Berg zet Heidi hier wel een van de interessantere najaarsplaten neer.

Dat het soms wel eens doorslaat naar zware breakbeats of vage rijmelarij vergeven we haar graag. Wel jammer dat ze alles in het Engels zingt. In het Fins had het vast veel lekkerder geklonken. Maar dan had ze waarschijnlijk David Bowie, Grace Jones en Nina Hagen niet tot haar fans kunnen rekenen. Beluister de single Snowblind in de Soundcloud.
*****
(Kimi records / Morr Music / Konkurrent)
Met zijn ruige baard en strenge bebrilde blik ziet de IJslander Björn Kristiansson a.k.a. Borko eruit als een gevluchte nazaat van Raspoetin die onder invloed van bedwelmende dampen van de Eyjafjallajökull hele rare folkmuziek maakt. Gelukkig, schijn bedriegt. Borko heeft met Born To Be Free een alternatieve indieplaat gemaakt waar de epische grandeur vanaf spat. Zelf noemt hij zijn muziek emotionele progressieve stadionrock. In de praktijk komt dat neer op een mix van melancholische atmosferische arrangementen, afgewisseld met erupties van geluid en stapels overdubs van zijn stem.

Vaak beginnen de nummers kalm, met wat tokkelende gitaar en hier en daar wat strijkers voordat de hemel halverwege openbarst en alle registers open getrokken worden. Sterkste troef: een volledige blazerssectie die het nummer verder opstuwt. Een mooi voorbeeld daarvan is Hold Me Now , dat vrij monotoon begint maar al snel als een tsunami je boxen tot het laatste gaatje vult. Dat het ook wat minder uitbundig kan bewijst Björn met Abandoned In The valley Of Knives, waar in een soort begrafenismars stukje bij beetje de blazers aanzwellen tot uiteindelijk hetzelfde effect wordt bereikt.

De overdaad aan ritmes en wisselingen in geluidsniveau maken dit geen plaat die je makkelijk op de achtergrond luistert. Wel een plaat waar je wel bij moet blijven, tot je uiteindelijk samen met Borko het pastorale Sing To The World uit volle borst meezingt. Liefhebbers van Yeasayer en TV On The Radio kunnen deze plaat gerust aanschaffen.
Bas de Koning
Moon duo - Circles
*****
(Souterrain Transmissions / Konkurrent)
Ready for lift off? Stoelriemen vast voor weer een trip naar het heelal met zanger en gitarist Ripley Johnson en zijn vriendin Sanae Yamada. Begonnen als bandje naast hoofdproject Wooden Shjips laat dit duo uit San Francisco zo nu en dan de wietpijp passeren en barsten de psychedelische jams los. Na hun Mazes uit 2009 pakken ze de draad weer op met Circles. Het concept van de band is bij ieder nummer hetzelfde: Yamada drukt wat knoppen in op haar drumcomputer en de synthesizer zorgt voor een repetitieve en hypnotiserende basis. Ripley pakt zijn gitaar en glijdt, giert, fuzzt en rockt hier overheen. Wat galm op de stem ter ondersteuning van de muur van geluid en ruimteschip Moon duo is go.

Dit klinkt saai, maar voor liefhebbers van seventies Krautrock en wat Steve Hillage gemixt met de psychedelische rock van Spacemen 3 en Loop uit de jaren 90 is de drie kwartier Circles een feestje. Geen moment verslapt de muziek, maar dendert als een geestverruimende geluidsgolf je kamer en je hoofd binnen. Op een gegeven moment weet je eigenlijk niet meer naar welk nummer je nu eigenlijk luistert. Het tapijt is prachtig. Toch zou iets meer onderling onderscheid de herkenbaarheid ten goede zijn komen. Zoals de plaat nu is opgebouwd lijkt het op een conceptuele weergave van een middernachtelijke hallucinatie. Één lange trip van slaapwandelen (Sleepwalker) tot vonken (Sparks) en cirkels (Circles) tot uitrollen en landen (Rolling out). Of zou ik nu teveel onder invloed zijn? Beluister Sleepwalker in de Soundcloud .
Bas de Koning
Bear in heaven - I love you, it’s cool
*****
(Dead Oceans / Konkurrent)
Het nieuwe album van Bear in heaven zat al lang in de digitale pijplijn. Letterlijk want de afgelopen weken was het album al integraal via internet te beluisteren, uitgesmeerd over een lengte van 2709 uur. Dit betekent: in de vorm van een lang uitgerekte drone van in totaal 113 dagen die teruggebracht naar normale snelheid I love you, it’s cool vormde. Het zal dus niet verbazen dat elektronica op deze plaat een enorme hoofdrol speelt. Op de voorganger Beast Rest Forth Mouth was nog sprake van futuristische rockmuziek. Bear in heaven blijft stevig leunen op invloeden uit psychedelica en krautrock en stijgt met de eerste tonen van opener Idle heart letterlijk op. Doordat de nadruk op de toetsen ligt, klinkt bandleider, multi-instrumentalist en zanger Jon Philpot een beetje als Green Gartside (van jaren tachtig cult act Scritti Politti).

Bear in heaven bouwt met een wall of sound een massieve soundscape. Het resultaat is tamelijk bombastisch met weinig plek voor stiltes of detail. Beluister Sinful Nature in de Souncloud. En als het al gebeurt, zoals op The Reflection Of You, is het louter voor het effect. Op driekwart van het nummer ijlt Philpot “Dance with me.” , waarna een golf van geluid hem overspoelt. Nummer na nummer echoën de gitaren en zoemt, knort en bromt de synthesizer dat het een lieve lust is. Het slotmummer Space Remains klinkt zoals de titel doet vermoeden. Wie Fisherspooner al plat vond, zal met Bear in heaven geen leuke avond hebben. Maar fans van het Deense Mew zouden deze plaat zeker een kans moeten geven. BIH klinkt iets commerciëler, maar qua geluid zitten beide acts heel dicht bij elkaar. Vol, vet, psychedelisch en luid. Heerlijk.
Bas de Koning
Nite Jewel - One Second Of Love
*****
(Secretly Canadian / Konkurrent)
Je plaat beginnen met de strofe “I’m a broken record/ You have heard this before” getuigt van lef of een enorme zelfkennis. Ramona Gonzalez aka Nite Jewel zit ergens daar tussenin. Meeliftend met het succes van dames zoals Florence & the Machine, Bat for Lashes en Lana del Rey koketteert ook Nite Jewel erg met de chillwave, jaren 80- synthesizers met moderne invloeden en een melancholisch sfeerbeeld. In die zin heb je deze plaat inderdaad al eerder gehoord. Dat neemt niet weg dat met One second of love best een aardige aanvulling op het genre geboden wordt. Ramona’s donkerbruine stemgeluid vloeit op de eerste twee nummers elegant over de synthdeuntjes en softe beats.

Maar geheel stijlvast is Nite Jewel niet. Misschien bewust van de afgegraasde jaren 80 stapt ze om de zoveel nummers een decennium vooruit en doet zich ineens tegoed aan iets dat lijkt op acid jazz. Daarbij geholpen door DâM-FunK en, uit de oude doos, Prophet. Tegen het einde gooit ze er nog een dubstepnummer tegenaan om de luisteraar bij de les te houden. In essentie is dit tweede album van Nite Jewel een toegankelijke plaat waar weinigen zich aan zullen storen. Dit album is als een decor voor een betoverende zomeravond (balkon, champagne erbij, je geliefde in een stijlvol strapless zwart jurkje of smoking) terwijl Ramona een beetje beteuterd haar seconde van liefde bezingt. Niet revolutionair, maar wel goed gemaakt. File under Cocktailpop.
Bas de Koning
Shearwater - Animal Joy
*****
(Sub pop / Bertus)
Met het zwaar georkestreerde The Golden Archipelago (2010) sloot Jonathan Meiburg aka Shearwater de trilogie af die hij in 2006 met Palo Santo begonnen was. Ondanks positieve recensies bleven commercieel succes en erkenning achter. Dat is jammer, want de emotionele epische indierock van Shearwater schuurde dicht aan tegen het populaire Arcade Fire. Meiburg vertrok daarna bij platenlabel Matador en tekende bij Sub Pop. Met Animal Joy gooit hij het over een andere boeg. De verfijnde symfonische aanpak van de voorgaande trilogie is vervangen door een rocksound die zwaar leunt op bombast en grandeur. Op deze plaat ligt de nadruk op ritme, wat het geheel een opzwepende maar ook een gejaagde indruk geeft.

Intussen galmt Meiburg er flink overheen met een gezwollen stemgeluid alsof hij in de Rotterdamse Kuip staat te zingen. Soms komen er nog vlagen van de oude Shearwater boven water, zoals Open your houses (Basilik) en het gedragen intro van Isolence. Maar ook hier pompt de band zich gedurende het nummer steeds verder op. Shearwater gaat met deze plaat voor het grote gebaar en klinkt zodoende meer als Peter Gabriel dan als Arcade Fire. Dat is niet erg, maar Meiburg offert hiermee wel zijn karakteristieke eigen geluid op. Hij hoopt waarschijnlijk hiermee een doorbraak naar het grote publiek te bereiken. Het is Shearwater gegund. Als het dan toch een keer moet lukken, dan maar met Animal Joy. Beluister twee tracks op hun website .
Bas de Koning
Mungolian Jetset - Schlungs
*****
(Smalltown supersound / Sonic Rendezvous)
Ik was niet echt te spreken over de remix-verzamelaar die het duo Pål "Strangefruit" Nyhus en Knut Sævik oftewel Mungolian Jetset in 2009 maakten. Maar wellicht dat deze tweede eigen plaat met de melige titel Schlungs uitzicht op verbetering biedt. Aan pretenties ontbreekt het niet bij dit Noorse koppel dat zich presenteert als prog-disco band. Ze laten de plaat beginnen met 2011 - A Space Woodysey en gooien vrolijk Also Sprach Zarathustra in de remix. De knipoog naar de soundtrack van de film van Stanley Kubrick ligt er dubbeldik bovenop. Het moet gezegd worden, ik vond de remix verzamelaar destijds nogal een bij elkaar geraapt zooitje. Daar is op deze plaat verbetering in gekomen.

Het spacey thema en psychedelische disco-house worden consequent doorgetrokken. Het tien minuten durende Moon Jocks N Prog Rock zet wat betreft de toon. Disco-beat, wat gesampelde blazers, een soul-achtige zanger erover, vocoder hier en daar en voilá, we hebben een hit? Gelukkig is dat niet zo want anders zou iedereen met een computer een succesvol artiest kunnen worden. De Mungolian Jetset speelt nadrukkelijk leentjebuur bij Basement Jaxx, maar weet op geen enkel moment te pakken zoals dat Britse duo. Maar laat ik niet te streng zijn, er is vooruitgang en het geheel is in ieder geval erg vrolijk. Met voldoende Mack bier achter uw kiezen kan het best gezellig worden. Beluister een voorproefje in de SoundCloud
*****
(Fiction / V2)
Deze band rond zangeres Liela Moss is de afgelopen jaren volledig langs me heen gegaan. Afgaande op de kritieken heb ik niet veel gemist. Het debuut Cuts Across The Land uit 2005 staat genoteerd als een leuke demo en opvolger Neptune als afgeraffeld. Na dik drie jaar sleutelen komt dit Londense quintet nu met een epische rockplaat waarop het grote gebaar niet geschuwd wordt. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Bruiser een prima plaat is om in te stappen. Een stuwende ritmesectie en ronkende gitaarriffs laten tijden van de alternatieve rock uit de jaren 90 herleven. Beluister alleen al opener Cherry Tree waar de strak drummende Olly 'The Kid' Betts de toon zet en Toby Butler er halverwege gierend met zijn gitaar overheen gaat. Het basgitaargeluid van Marc Sallis geeft het geheel iets zompigs en vuigs.

Vooral de geest van the Smashing Pumpkins is alom aanwezig. In plaats van de snerpende nazale stem van Billy Corgan doen zij het met de goeie rockstrot van Liela. Evenals de Pumpkins voegt The Duke Spirit een flinke dosis psychedelica en pathos aan de mix toe. Aangenaam aan Bruiser is ook dat er regelmatig gas terug wordt genomen om zo wat lucht te geven aan dit toch wel enigszins dichtgespijkerde en volgeproduceerde album. Tekstueel mag er echter nog wel een cursus tegenaan gegooid worden. Het twintig keer herhalen van de titel is wel catchy, maar gaat op een gegeven moment nogal vervelen. Maar het is ze vergeven want Bruiser is zeker een plaat waar je mee voor de dag kunt komen. Beluister Don’t Wait in de SoundCloud.
Bas de Koning
Stereo MCs - Emperors Nightingale
*****
(K7 / V2)
Begonnen als een Britse hiphop-act beleefde de Stereo MCs hun hoogtepunt begin jaren 90 met de hit Connected. Tussen destijds hippe acts als Jesus Jones en EMF viel de band precies op zijn plek en maakte van de weeromstuit de MC-lettercombinatie tot een anachronisme. Immers, de overstap naar een meer dance-georiënteerde sound was toen al gemaakt. Het succes vervloog echter, het trio werd een duo dat voortmodderde met uiteindelijk een middelmatige herhaling van zetten op de plaat Deep Down and Dirty (2001). Dat beloofde weinig goeds voor deze terugkeer en debuut op het indie-label K7. Maar dat valt alles mee. Met een definitieve keuze voor dance is Emperors Nightingale voor het grootste deel een overtuigende plaat geworden.

Frontman Rob Birch kan nog steeds niet zingen, maar met moderne vervormingstechnieken wordt zijn nasale droge stemgeluid in allerlei bochten gewrongen, wat het geheel iets dynamisch geeft zoals op Phase me en Far Out Feeling . Mixer Nick Hallam houdt de plaat op koers met een collectie simpele, recht-voor-zijn-raap beats, hier en daar aangekleed met herkenbare samples zoals het synthloopje uit Eddy Grant’s Electric avenue op Manner. Het geeft de plaats iets cools, opzwepends en euforisch. De plaat doet enorm verlangen naar de tijd dat de Chemical Brothers en Prodigy het geluid bepaalden. Bring It On is met zijn rave-beats een goed voorbeeld van deze retro-sound. Enige vernieuwing komt nog wel van het nummer Boy met Jamie Cullum op piano, al valt het een beetje uit de toon in deze collectie vooral smakelijke staaltjes nostalgie.
*****
(Kitsuné / V2)
Het duo Pierre Leroux en Victor Le Masne is een nieuwe loot aan de boom van de Franse alternatieve danspop. Hoewel, helemaal nieuw ook weer niet omdat beide heren hun sporen al verdiend hebben als sessiemuzikant bij Air en Phoenix. Eerder maakten ze samen ook de onopgemerkte plaat Forty Love. Met producent Philippe Zdar (Cassius) gaan ze nu in de herkansing, waarbij op deze plaat veel zwaarder geleund wordt op synthesizers en minder op gitaar en drums. De single Roman opent nog met een catchy gitaarriff, maar zodra de toetsen invallen is duidelijk waar de nadruk ligt. Het resultaat is echter vlees noch vis en daarom wat onbevredigend. Op de rest van de plaat weten de heren zich echter goed te revancheren met een aantal sterke electro-glam-nummers zoals Apocalypso en Chorus, die zowel catchy als zoet zijn. Vooral het repetitieve Chateau haakt zich als een tintelende verrassing vast in het geheugen van de luisteraar.

Qua productie en geluid zoekt Housse de Racket hiermee aansluiting bij Amerikaanse electro-acts als Fisherspooner en MGMT, zeker op de psychedelische track Ariane, waar de synths gierend ten hemel vliegen. Tegen het einde van de plaat gaat het trucje van up tempo beats, huppelende toetsen en psychedelische bleeps helaas wat vervelen. Het bijna zeven minuten durende Aquarium heeft hieronder bijvoorbeeld te lijden. Alesia heeft zeker een paar hoogtepunten, maar zoals een goede brie moet je er nooit teveel van eten. Lekker, maar met mate.
Bas de Koning
Still Corners - Creatures of an Hour
*****
(Sub pop / Konkurrent)
Zuchtende, ijle en onverstaanbare zang, uitwaaierende synthesizers en gitaren en drums die zo gedempt zijn dat het lijkt alsof de ritmesectie een studioruimte verderop zat. Jawel, het uit Londen afkomstige Still Corners laat de tijden van shoegazing herleven. Met de vocalen van Tessa Murray gaan we terug naar de tijd waarin Mazzy Star en Cranes even populair waren. De single en openingsnummer Cuckoo klinkt veelbelovend en spannend. Een droge drumbeat, spookachtige gitaar en vaag orgel laten Murray’s sopraan een verhaal vertellen waarin zij langzaam gek van liefde wordt “I’d like to read your mind / can you read mine?”.

Maar al bij het tweede nummer ontspoort Still Corners volledig. Wat volgt is een galmende collectie ingetogen nummers die iedere spanningsboog mist. Net als je in slaap dreigt te vallen komt de band nog even sterk terug met de huiveringwekkende murderballad I Wrote In Blood. Ook hier weer dezelfde droge beat en het repeterende orgel. Het nummer zou zo in een aflevering van Derrick of een andere Krimi kunnen. Pijnlijk is alleen dat dit nummer bijna letterlijk een replica is van Cuckoo. Vervolgens dobbert de plaat langzaam richting het einde om uiteindelijk met Submarine te verdwijnen in zijn eigen echoput. Eindconclusie: koop de single. Verder is het een saaie plaat in een genre dat in het verleden al vele, vele malen beter is beoefend. Maar wie de term 'echoput' wel een aanbeveling vindt, kan Creatures Of An Hour in zijn geheel beluisteren in de SoundCloud .
*****
(Labrador / Sonic Rendezvous)
Liefhebbers van Scandinavische electronica hadden misschien in 2009 de EP Humdrum of, eind vorig jaar, Artic Hymn al opgepikt. Zoniet, dan is daar nu een volledige plaat met de titel The Sea Of Memories. Onder het motto ‘Dance music for the lazy, the blazers and for the slightly depressed’ maakt het duo uit het Zweedse Åhus een soort ambient variant op de vrolijke pop van Röykssop. De nadruk ligt meer op de ijzige sfeer met daarover galmende ijle zang dan op de beat. Dat pakt soms goed uit zoals op Another Heaven en de single Artic Hymn, maar soms straalt de muziek niet alleen een introvert karakter, maar ook luiheid uit. Iets meer variatie had net het verschil kunnen maken.

De band geeft aan dat ze juist getracht hebben popinvloeden in de muziek te stoppen, maar die zijn soms ver te zoeken. Het enige echte popnummer is Wicked, waar de zang wordt overgenomen door Elize Zalbo. Een lekker zomernummer, maar wat misplaatst op deze plaat. Juist de soundscape-achtige nummers, zoals Sound Of Silence en slotakkoord Nights, waarin ze het geschipper tussen pop en soundscape lijken los te laten, klinkt Pallers het meest overtuigend. Zweverig, donker en ijzig. Toch is dit debuut drie sterren waard. Er had nog wat geschaafd mogen worden aan Sea Of Memories maar het geheel is stijlvol en met smaak gemaakt. Er is aanmerkelijk slechtere muziek in dit genre. Luister Years Go, Days Pass in de SoundCloud
*****
(Morr Music / De Konkurrent)
Wie IJslandse popmuziek associeert met ingetogen gloomy folk gaat eraan voorbij dat dit eiland ons ook ooit de vrolijke tonen van de Sugarcubes bracht. Dat er midden in de Atlantische Oceaan nog plek is voor hippe electro-pop bewijst het duo Árni Rúnar Hlöðversson en Lóa Hlín Hjálmtýsdóttir oftewel FM Belfast. Oorspronkelijk is de band ontstaan als grapje, wat leidde tot de nogal melige debuutplaat How To Make Friends. Maar intussen begint FM Belfast stabielere vormen aan te nemen. Na twee jaar uitgebreid touren doken de kernleden de studio in met hulp van bevriende bandleden van Múm en Borko. Het resultaat roept vooral associaties op met de Franse electro-acts Yelle en Nôze. Een Beetje kitsch, licht funky beats en gekke vocalen.

American en Vertigo lijken gemaakt voor de festivalweide met catchy refreintjes, knorrende synthesizers en opzwepende blazers. Het is echter niet op ieder nummer feest. Rustiger nummers als Noise en We Fall verbeelden de serene droomlandschappen waarin het ritme ondergeschikt is aan de sfeer. Het ingetogen Winter, met zijn ijzige klank, lijkt de essentie van de IJslandse winter te willen vangen. Maar helemaal geslaagd zijn deze wat serieuzere uitstapjes niet. De kracht van deze act ligt toch op een ander muzikaal vlak, wat bewezen wordt met het hypnotiserende hoogtepunt I Don't Want To Go To Sleep Either, waar ze met een simpele repetitieve beat doen waar ze goed in zijn: zorgen dat je niet wilt slapen maar dansen. Bekijk de clip op YouTube

Bas de Koning
Concertverslag: Portishead
Woensdag 15 juni - Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht
Naar een concert van het Britse triphopcombo Portishead ga je niet voor de interactie tussen band en publiek. Verbazing alom dus toen de introverte zangeres Beth Gibbons besloot om na de toegift Roads van het podium af te springen en een rondje door de zaal te lopen. Portishead laveerde deze avond tussen avontuur en retrospectief. Het avontuur kwam voornamelijk van de laatste plaat Third (2008), maar het publiek beviel vooral de crowdpleasers van het debuut Dummy (1994). De rauwe techno-elektronica van de laatste plaat verhield zich echter moeizaam met de jazzy triphop sound van weleer. Zo viel je van het intense The Rip ineens in het soepel groovende Glory Box om daarna weer te switchen naar het duistere Magic Doors. Portishead hinkte deze avond op twee gedachten.

Werd bij de meer recente nummers nog enigszins geïmproviseerd, de oude nummers werden identiek aan de plaatversie uitgevoerd. Geen scratch, beat of gitaaraanslag werd gewijzigd. De vraag drong zich op waarom een band die duidelijk het avontuur niet schuwt er niet voor had gekozen een nieuwe draai te geven aan de oude nummers om zo een veel consistentere set te creëeren. Oude nummers een nieuwe draai geven kunnen ze namelijk wel: Wandering Star kreeg een bijna minimalistische make over. De ijskoude benadering van dit nummer tilde het naar een hoger plan, wat bij andere oude nummers zoals het eerder genoemde Glory Box en Sour Times gemist werd. Ondanks dit punt van kritiek viel er veel te genieten in Vredenbrug. Hunter, Chase The Tear en het repetitieve Machine Gun werden met verve neergezet, begeleid door zwart/wit videokunst. Een van de toegiften was het intense We Carry On. Laten we dat laatste hopen want bands als Portishead zijn dun gezaaid.

*****
(Polyvinyl / Sonic Rendezvous)
Ooit begonnen als het soloproject van Joshua Hodges mag Starfucker zich met deze tweede plaat al een echte band noemen. Met Reptilians schaart de band uit Portland, Oregon, zich in het rijtje van hippe electro-pop combo’s als MGMT, Hot Chip en Vampire Weekend. Met de strak drummende Keil Corcoran en geproduceerd door Jacob Portrait (The Dandy Warhols) doet Starfucker niet voor eerder genoemde bands onder. Singles Julius en Bury Us Alive zijn fris tintelende retro-popliedjes vol zoemende synths, stuiterende beats en door drugs en fuzz vervormde zang. Death as a fetish wordt kort ingeleid door een filosofische verhandeling over de dood als inspiratie voor het leven, waarna de band weer richting het heelal schiet.

Al vrij snel wordt duidelijk dat Starfucker werkt met een vast stramien in het achterhoofd. Zonder nu meteen het label eentonig of space-gazers op Reptilians te plakken moet wel gezegd worden dat de nummers na verloop van tijd allemaal op elkaar beginnen te lijken. Alleen The white of Noon valt uit de toon door juist met een simpele songstructuur te werken waardoor het waarachtig een liedje in plaats van een psychedelische trip wordt. Dit wil echter niet zeggen dat Reptilians een slecht album is of dat Starfucker niet creatief genoeg is om een goed album te maken. Hodges heeft duidelijk een visie. De vraag is alleen of hij in staat zal zijn er meer variatie in aan te brengen. Wat hij nu heeft afgeleverd is een sonische trip dat als album niet zo lang blijft hangen.
*****
(Cooking vinyl / V2)
In 1998 klonk de punky mix van raga, hiphop en breakbeat urgent en hip. Op de plaat Rafi’s revenge gooide de band politiek engagement over de toestand van de Aziatische minderheid in Engeland in de mix en werd samen met medestrijders anarcho-electroband Fun-da-men-tal vaandeldragers van de Asian Underground. Inmiddels leven we ruim 12 jaar later. De wereld is veranderd, maar Asian Dub Foundation blijkbaar niet. Alhoewel de band zelf beweert dat er sprake is van een distinct change omdat er live drums en strijkers gebruikt worden hoor ik het er niet aan af.

Het enige ‘hippe’ aan de plaat is de hoes waar een ADF-versie van een iPhone is uitgebeeld. Natuurlijk staan er vanuit nostalgisch perspectief best wat leuke nummers op de plaat. London to Shanghai, The spirit in the machine en Where has all the money gone knallen er als vanouds in. Maar om je plaat een ‘geschiedenis van nu’ te noemen getuigt van een ongelofelijke zelfoverschatting. Asian Dub Foundation geeft hier namelijk eerder een History of then.
*****
(Surrender All / Bertus)
Het kan verkeren. Begin jaren negentig ontpopte de achttienjarige James Lavelle zich tot de Ivo Watts (platenbaas van het toen toonaangevende label 4AD) van de elektronische downtempo-muziek, oftewel triphop. Met zijn label Mo’ Wax was hij een van de producenten die destijds bepaalde welke sound cool was. Naast producties van anderen bracht hij zelf ook 12”-singles uit. Eerst onder zijn eigen naam, maar in 1994 onder de naam UNKLE. De eerste E.P. The Time Has Come, gemaakt met het Japanse hiphop-combo Major Force, was een eerste vingeroefening. Het was de samenwerking met labelgenoot DJ Shadow die de definitieve blauwdruk vormde voor UNKLE. Dubby breakbeats, elektronica, psychedelica en vooral (beroemde) gastvocalisten zouden het handelsmerk vormen. Zo stonden op de eerste plaat Psyence Fiction (1998) al Richard Ashcroft en Thom Yorke achter de microfoon. Om de vergelijking met Ivo Watts aan te houden zou je kunnen zeggen dat Lavelle met UNKLE zijn eigen This Mortal Coil-project wilde maken. Dat hij daarbij echter vergat om met strakke hand te produceren, werd op de debuutplaat nog gemaskeerd door de getalenteerde Shadow. De opvolgers Never Never Land en War Stories maakten echter pijnlijk duidelijk dat Lavelle zijn visie op het geheel volledig kwijt was. Dat resulteerde in twee rommelige producties die het moesten hebben van beroemde gasten, waaronder Ian Astbury, Josh Homme, Robert del Naja, Brian Eno en Ian Brown. Het waren meer veredelde compilaties dan coherente projecten. Samen met co-producer Richard File werd er geëxperimenteerd met rockinvloeden, met maar middelmatig resultaat.

Met dit in gedachten verwachte ik dat Where Did The Night Fall de laatste oprisping van een voormalig talent zou zijn. Dat valt echter alles mee. Na een kort intro is Follow Me Down meteen een pakkende electro-rocktrack met vocalen van de onbekende zangeres Sleepy Sun. Minpunt is wel zij wel erg de capriolen van de IJslandse Björk nadoet. Aan de andere kant is het lang geleden dat die laatste met een dergelijk fijne song op de proppen kwam. Lavelle weet dit niveau grotendeels vast te houden.

Op Where Did The Night Fall gebruikt hij elementen uit triphop, rock en Britpop maar hij laat geen van de drie genres overheersen. De vocalisten zijn dit keer nagenoeg onbekende artiesten die ondergeschikt zijn aan de centrale productie in plaats van andersom. Voor nummers als The Answer, Joy Factory, Caged Bird, Runaway en Ever Rest zou menig producent en artiest zich niet hoeven te schamen. Er zijn ook mindere nummers, waarvan meest opvallend de bijdrage met de enige bekende gast: Mark Lanegan. Hij geeft de plaat toch een wat mager einde. Dat is jammer want met het vertrek van Richard File lijkt Lavelle eindelijk zijn eigen signatuur op UNKLE heeft durven drukken. Met Where Did The Night Fall heeft Lavelle zich verlost van het juk van de monsterprojecten en zich gericht op het leveren van gewoon een goede plaat.
Bas de Koning
Mungolian Jet Set - We Gave It All Away... Now We Are Taking It Back
*****
(Smalltown supersound / De Konkurrent)
Het Noorse duo Pål "Strangefruit" Nyhus en Knut Sævik oftewel Mungolian Jetset zijn eigenlijk DJ’s. Los van hun vaste Space-jazz clubnights in Oslo zijn ze ook actief als remixer. Tijd dus voor een overzicht met als toepasselijke titel We gave it all away…now we are taking it back. In de bio staat dat beide heren internationaal veel gevraagde remixers zijn. Als dat zo is komt dat niet heel duidelijk naar voren. Hans-Peter Lindstrøm, Nils Petter Molvaer en Mari Boine zijn misschien wel internationale sterren maar toch echt van Noorse komaf. En van zowel Molvaer als Boine zijn al talloze remixen verschenen. En eerlijk gezegd veel betere. Het wordt halverwege de cd toch wel pijnlijk duidelijk dat Mungolian Jetset misschien goede plaatjesdraaiers en praatjesmakers zijn, maar niet echt geweldige muzikanten. En dan hebben we het nog niet eens over de slappe Parliament-funk die ze maken van Bob Marley’s Could you be loved. Blijkbaar geremixed voor Pizzy Yelliot. De tracks zijn ook keurig netjes aan elkaar gemixed zodat je thuis je eigen feestje kunt bouwen. Ik heb het geprobeerd, maar echt feestelijk wil het niet worden. File under dreutelhouse.
Bas de Koning
Omar Rodríguez-López - Xenophanes
*****
(Rodriguez Lopez / De Konkurrent)
Omar Rodríguez-López is een man van zijn woord. Belooft hij begin 2009 dat hij dit jaar drie albums uit zal brengen, dan doet hij dat dus ook. Nu waren de platen Megaritual en Despair bij elkaar gefröbelde kliekjes van een experimentele sessie in Amsterdam uit 2005. Op deze manier werd het wel heel makkelijk om het beloofde quotum te halen. Hoe anders is dat met Xenophanes. De openingstonen bij Azoemia geven nog even het gevoel dat het weer een hoop piep-knor wordt, maar dan barst de band met volle kracht los. Jawel, een band! Waren de eerste twee platen bijna soloprojecten, op Xenophanes laat Omar zich bijstaan door Juan Alderete de la Peña, Thomas Pridgen en Marcel Rodriguez-Lopez. Inderdaad het volledige Mars Volta-team, exclusief zanger Cedric Bixler-Zavala. En dat is te horen want voor dit project wordt alles uit de kast getrokken. Met nummers als Ojo al Cristo de Plata (Beware Of The Silver Christ), Sangrando Detrás de los Ojos (Bleeding From Behind The Eyes) en Asco Que Conmueve los Puntos Erógenos (Sickness Moving The Erogenous Areas) wordt duidelijk gemaakt waarom zij de koning van de experimentele prog-rock zijn. Was de kritiek op de laatste Mars Volta plaat Octahedron (die ook dit jaar uitkwam) dat deze veel te mellow klonk, dat kan van deze plaat niet gezegd worden. De tempowisselingen en gierende gitaren buitelen over elkaar heen. Anders aan Mars Volta is ook dat de plaat volledig in het Spaans gezongen wordt, de moedertaal van Rodríguez-López (geboren in Puerto Rico). Met Xenophanes lost Omar Rodríguez-López niet alleen zijn belofte in, hij maakt het ook nog goed door het lekkerste voor het laatst te bewaren. En er zit nog een toegift aan te komen met de live-plaat Los Sueños de un Hígado. Een BBC-sessie in dezelfde bezetting die op 1 december gelimiteerd op LP zal uitkomen. Vergeet en vergeef de voorgaande platen, Xenophanes is en enige echte.
Bas de Koning
Bliss - No One Built This Moment
*****
(Music For Dreams/PIAS)
Bliss mag dan op een Deens label en onder Deense productie uitgebracht zijn (Steffan Aaskoven en Marc-George Andersen tekenden voor mix en arrangementen), toch is Bliss zo Brits als het maar zijn kan. Ooit in 1986 begonnen als duo van zangeres Rachel Morrison en bassist Paul Raphes is alleen de eerste nog over van deze originele bezetting. No One Built This Moment is de eerste plaat die zij alleen moet trekken na de come-back plaat Spirit Of Man uit 2007, waar Raphes overigens nog wel aan bij gedragen had.

Tijd dus om een blik beroemde vrienden open te trekken. Op No one built this moment zijn onder andere Ane Brun, Sophie Baker (van Zero 7) en Boy George van de partij. Dat is geen verspilde moeite geweest. Alhoewel mooi gearrangeerd is de muziek van Bliss behoorlijk eentonig. De mix tussen akoestische instrumenten en triphopachtige elektronica had spannend kunnen zijn, maar helaas is de plaat daar niet in geslaagd. Dat leverde onder andere een draak als Overture op, met mislukt klassiek-achtig gezang. Een instrumentaaltje als Stop me zou zo op een nieuwe Spirits of Nature-compilatie kunnen. De trieste conclusie is dat Bliss maar met moeite de boog gespannen kan houden. Nog duidelijker wordt dat wanneer de single American Heart, het duet met Boy George, zich halverwege de plaat aandient en je als luisteraar ineens opveert. En dat zelfs terwijl de stem van George niet meer de magie heeft die hij vroeger had. Bliss levert een beetje ingedutte plaat af in een genre dat sowieso te lijden heeft onder navelstaarderij.
Bas de Koning
Sophia - There Are No Goodbyes
*****
(Flower Shop Recordings/PIAS)
Laat het maar aan Robin Proper-Sheppard over om je vrolijke zomergevoel eens lekker naar beneden te halen. Hoewel, vergeleken met voorganger Technology Won't Save Us is There Are No Goodbyes nog een behoorlijk gevarieerde en uptempo plaat geworden. De thema’s zijn gelukkig wel weer hetzelfde: spijt, verdriet en gebroken harten. Ook op deze vijfde cd wordt er weer veelvuldig aan zelfreflectie gedaan. Op track twee, A Last Dance (To Sad Eyes), vraagt Proper-Sheppard zich al af: 'Baby, where did we go wrong?', om vervolgens een plaat lang op zoek te gaan naar het antwoord. Dat tweede nummer zet de luisteraar trouwens wel even op het verkeerde been. Met zijn uptempo ritme, en rinkelend gitaarspel had het zo op een plaat van Echo & the Bunnymen gestaan kunnen hebben. Ook Storm Clouds en Obvious zijn bijna poppy liedjes met breed uitwaaierende gitaarpartijen.

Gelukkig tapt hij op nummers als Leaving en Dreaming uit het gebruikelijke melancholische vaatje. De eerder genoemde zelfreflectie speelt een hoofdrol op Something, een duet met Astrid Williamson. Uit pure zelfkastijding zingt Proper-Sheppard: 'Sometimes I feel so stupid / And ugly / And I wonder how / You can love me.' Astrid probeert hem nog een beetje op te beuren met 'You're a dreamer / I can see the light there.' Niet dat het helpt, maar het levert wel het hoogtepunt van de plaat op. Handelsmerk van Sophia is ook het veelvuldige gebruik van strijkers, ditmaal wederom gearrangeerd Calina de la Mare. Vooral op Heartache en Portugal geven de strijkers een extra toegevoegde waarde en tillen ze de muziek naar een hoger plan. Subtiel begeleiden ze Robin’s slotzucht: 'It’s never too late to change.' Maar change is waarschijnlijk niet waar de fans van Sophia op zitten te wachten. Die hopen dat hij nog jaren dit soort prachtplaten blijft afleveren.
*****
(Pompeii/De Konkurrent)
Het wachten op de derde plaat van Zachary Francis Condon, alias Beirut, wordt nog niet helemaal ingelost. Toch is March of the Zapotec meer een mini-album dan een ep. Wat deze ep vooral interessant maakt is dat Beirut zijn inspiratiebron van de Balkan verlegt naar het Mexicaanse Oaxaca. Was de Oost-Europese zigeunermuziek op de cd’s Gulag Orkestar en de Flying Club Cup nog ruim aanwezig, op deze ep slaat Condon met de Jimenez Band (een negentienkoppige band uit Teotitlán del Valle) nieuwe wegen in. Ook de thema’s van de liedjes verschuiven naar de Mexicaanse folklore. Zo handelt La Llorona over een moeder die haar kinderen heeft vermoord en vervolgens ’s nachts vol berouw huilend naar ze op zoek gaat. Wat echter muzikaal op deze ep nog het meeste opvalt is dat, alhoewel het geheel Mexicaans aandoet, er een link valt te ontdekken met de Europese muziekstijlen. De blazers, de dramatische tempowisselingen, de potten- en pannenpercussie, ze klinken bekend en toch ook weer niet.

Om aan te tonen dat Condon echt niet stil kan zitten heeft hij als bonus nog een cd met huisvlijt aan dit project toegevoegd. Holland. Onder de naam Realpeople ging hij elektronisch aan de slag en verbouwde eigen nummers als Venice en My Night With The Prostitute From Marseille. Beirut is een muzikale en hoogst originele duizendpoot, maar volgende keer horen wij toch liever weer een gewone plaat.