(Rough Trade / De Konkurrent)
Het is iets van alle tijden: Jonge vrouwen die zingen over typische
jongemeisjesproblematiek zoals zogenaamde dreamboys, uitgaan en oude
schoolvriendjes. In de meeste gevallen zijn dit cynische boze meiden die de
schuld volledig bij de ander (lees: man) leggen en zichzelf perfect vinden.
Dat levert kreten op als fuck this, fuck that en ander gezeur. In
het geval van The Prettiots zijn de onderwerpen gelijk, maar is de sfeer
gemoedelijk, berustend en lieflijk van toon.
Vanaf opener 18 Wheeler is het duidelijk dat het New Yorkse duo van zorgvuldig opgebouwde liedjes houdt waarin vooral zangeres Kaspashauser excelleert met haar heldere meisjesachtige stem en ukelele. Geen ingewikkelde arrangementen en multi-instrumentele begeleiding, maar heerlijk simpel zonder dat het te voorspelbaar en klef wordt. Het aanstekelijke Dreamboy is ook een goed voorbeeld waarin hun simplistische aanpak goed uit de verf komt. Daarnaast lijken de meiden een goed ontwikkelde smaak te hebben, afgaande op hun geslaagde bewerkingen van Skulls (Misfits)en Me and little Andy (Dolly Parton).
The Prettiots hebben met Funs Cool een uitstekend debuut afgeleverd. Laten we hopen dat er genoeg liefhebbers zijn die dit werkje op waarde weten te schatten, want het zal doodzonde zijn wanneer het onbeluisterd en onbemind in de vergetelheid terecht komt. Kortom, beste Zone-lezer, klik op een liedje. Of beter nog, koop het gewoon.
Vanaf opener 18 Wheeler is het duidelijk dat het New Yorkse duo van zorgvuldig opgebouwde liedjes houdt waarin vooral zangeres Kaspashauser excelleert met haar heldere meisjesachtige stem en ukelele. Geen ingewikkelde arrangementen en multi-instrumentele begeleiding, maar heerlijk simpel zonder dat het te voorspelbaar en klef wordt. Het aanstekelijke Dreamboy is ook een goed voorbeeld waarin hun simplistische aanpak goed uit de verf komt. Daarnaast lijken de meiden een goed ontwikkelde smaak te hebben, afgaande op hun geslaagde bewerkingen van Skulls (Misfits)en Me and little Andy (Dolly Parton).
The Prettiots hebben met Funs Cool een uitstekend debuut afgeleverd. Laten we hopen dat er genoeg liefhebbers zijn die dit werkje op waarde weten te schatten, want het zal doodzonde zijn wanneer het onbeluisterd en onbemind in de vergetelheid terecht komt. Kortom, beste Zone-lezer, klik op een liedje. Of beter nog, koop het gewoon.
(Captured Tracks/Konkurrent)
De fans weten het zeker; DIIV (spreek uit als dive op z’n
Engels) is een New Yorkse band die voorbestemd is voor muzikale roem. De
overmatig getalenteerde Zachary Cole Smith heeft de looks, het
charisma en lijkt het patent te hebben op de perfecte indie-song. Hevig
beïnvloed door de Engelse shoegaze van circa 25 jaar geleden
was het debuut Oshin uit 2012, het bewijs dat het genre nog niet
verdwenen was.
Na dit veelbelovende debuut werd het echter angstvallig stil. Onverwachte verhalen verschenen in de media. Smith zou aan de drugs zijn, opgepakt zijn door de politie, in een afkick-kliniek zitten en noem het allemaal maar op. Het begon er erg op te lijken dat DIIV een te vroege dood was gestorven. Verrassenderwijs lijkt Smith zich te hebben herpakt, want na vier jaar is daar dan eindelijk de langverwachte opvolger Is The Is Are en blijkt dat Smith en zijn maatjes niets aan klasse hebben ingeboet.
Opener Out Of Mind klinkt meteen al reuze vertrouwd. Veel echo, rustige zang en catchy Cure-achtig gitaarspel. Het wel erg Engels klinkende Under The Sun had twintig jaar geleden geschreven kunnen zijn, het dromerige Valentine blijft in je kop rond zoemen en Take Your Time heeft een heerlijke lome melodie. Baanbrekend is het geenszins, maar wel erg lekker.
Helaas is niet alles even goed. Zo maakt DIIV zich te veel schuldig aan niet ter zake doende muzikale opvullertjes. Bovendien lijkt de band iets te graag een hit te willen scoren. Dat resulteert ietwat saaie, brave songs waarmee DIIV wellicht de hoop heeft dat een groter publiek de band gaat omarmen. De singles Dopamine en Bent (Roi's Song) zijn daar goede voorbeelden van. Erg jammer, want het hijgerige Blue Boredom (met Smith’s vriendin Sky Ferreira), het krijsende Mire (Grant's Song) en de nonchalant gezongen geweldige afsluiter Waste of Breath tonen het ware DIIV. Laten we afwachten wat de toekomst gaat brengen. Vooralsnog heeft DIIV met Is The Is Are een uitstekende plaat gemaakt.
Na dit veelbelovende debuut werd het echter angstvallig stil. Onverwachte verhalen verschenen in de media. Smith zou aan de drugs zijn, opgepakt zijn door de politie, in een afkick-kliniek zitten en noem het allemaal maar op. Het begon er erg op te lijken dat DIIV een te vroege dood was gestorven. Verrassenderwijs lijkt Smith zich te hebben herpakt, want na vier jaar is daar dan eindelijk de langverwachte opvolger Is The Is Are en blijkt dat Smith en zijn maatjes niets aan klasse hebben ingeboet.
Opener Out Of Mind klinkt meteen al reuze vertrouwd. Veel echo, rustige zang en catchy Cure-achtig gitaarspel. Het wel erg Engels klinkende Under The Sun had twintig jaar geleden geschreven kunnen zijn, het dromerige Valentine blijft in je kop rond zoemen en Take Your Time heeft een heerlijke lome melodie. Baanbrekend is het geenszins, maar wel erg lekker.
Helaas is niet alles even goed. Zo maakt DIIV zich te veel schuldig aan niet ter zake doende muzikale opvullertjes. Bovendien lijkt de band iets te graag een hit te willen scoren. Dat resulteert ietwat saaie, brave songs waarmee DIIV wellicht de hoop heeft dat een groter publiek de band gaat omarmen. De singles Dopamine en Bent (Roi's Song) zijn daar goede voorbeelden van. Erg jammer, want het hijgerige Blue Boredom (met Smith’s vriendin Sky Ferreira), het krijsende Mire (Grant's Song) en de nonchalant gezongen geweldige afsluiter Waste of Breath tonen het ware DIIV. Laten we afwachten wat de toekomst gaat brengen. Vooralsnog heeft DIIV met Is The Is Are een uitstekende plaat gemaakt.
(Cherry Red Records)
Hoera! Hoezee! Bravo! Of moet ik zeggen: It’s about fucking
time! The Fall heeft zich herpakt. Na een reeks van matige tot ronduit
slechte platen komen Mark E. Smith en consorten op de proppen met een
ijzersterk album genaamd Sub-Lingual Tablet. Eerlijk gezegd had ik
niet meer verwacht dat het nog goed zou komen. Sinds Reformation Post
TLC uit 2007 was The Fall een parodie van zichzelf geworden, met een
slappe teksten lallende, ongeïnspireerde voorman die geen schim was van de
cult rockster die hij ooit was.
Gelukkig gaf Smith dit een beetje toe door bijvoorbeeld Ersatz GB (2011) een verschrikkelijke plaat te noemen. Nieuwsgierig en zonder verwachtingen besloot ik mede daardoor toch mijn oude muzikale liefde weer een kans te geven. En wie had het kunnen denken? Vanaf de uitstekende opener Venice With The Girls stellen alle nummers op geen enkel vlak teleur. The Fall klinkt ouderwets fris, gemotiveerd en spannend. De arrangementen zijn herkenbaar, maar niet voorspelbaar. Smith zingt eindelijk weer en het is duidelijk te horen dat aan de gehele productie veel tijd en aandacht is geschonken.
Hoogtepunten zijn er velen, maar Fibre Book Troll verdient speciale aandacht. Het is een technodance-achtig monotoon rocknummer waarin een krijsende Smith uithaalt naar alle mensen die zich online voordoen als hemzelf. Sub-Lingual Tablet is een klassieker en met gemak de beste Fall-plaat van de laatste tien jaar. Verplichte kost voor iedere Fall liefhebber dus. Ook een prima plaat voor wie wel geïnteresseerd is, maar verdwaald is geraakt in hun imposante oeuvre. His royal Markness is terug. De plaat is in z'n geheel te horen op YouTube.
Gelukkig gaf Smith dit een beetje toe door bijvoorbeeld Ersatz GB (2011) een verschrikkelijke plaat te noemen. Nieuwsgierig en zonder verwachtingen besloot ik mede daardoor toch mijn oude muzikale liefde weer een kans te geven. En wie had het kunnen denken? Vanaf de uitstekende opener Venice With The Girls stellen alle nummers op geen enkel vlak teleur. The Fall klinkt ouderwets fris, gemotiveerd en spannend. De arrangementen zijn herkenbaar, maar niet voorspelbaar. Smith zingt eindelijk weer en het is duidelijk te horen dat aan de gehele productie veel tijd en aandacht is geschonken.
Hoogtepunten zijn er velen, maar Fibre Book Troll verdient speciale aandacht. Het is een technodance-achtig monotoon rocknummer waarin een krijsende Smith uithaalt naar alle mensen die zich online voordoen als hemzelf. Sub-Lingual Tablet is een klassieker en met gemak de beste Fall-plaat van de laatste tien jaar. Verplichte kost voor iedere Fall liefhebber dus. Ook een prima plaat voor wie wel geïnteresseerd is, maar verdwaald is geraakt in hun imposante oeuvre. His royal Markness is terug. De plaat is in z'n geheel te horen op YouTube.
(Sub Pop / Konkurrent)
Het valt niet mee een eerlijke mening te vormen over de laatste plaat van
een band die ooit zo ongelofelijk goed was. Hiermee verraad ik meteen al de
belangrijkste conclusie, want inderdaad ik redeneer vanuit het verleden:
Sleater-Kinney was ooit ongelofelijk goed. In 1995 wisten de drie vrouwen,
meeliftend met de riot grrrl stroming, uit te groeien tot een rockband die
men niet kon negeren. De kwaliteit van hun zeven platen was misschien niet
altijd even constant, maar ieder album bevatte steevast een aantal nummers
van uitzonderlijke klasse. De songs waren fel, spannend en persoonlijk.
Niet in de laatste plaats vanwege de gedreven zang van Corin Tucker die de
nummers een ruw randje meegaven. Ik wil niet te veel bij het verleden stil
staan, maar luister toch eens naar One More Hour,
de voor mij persoonlijk beste break-up song ooit.
Tien jaar na hun vorige plaat The Woods is Sleater-Kinney terug met No Cities To Love. In dezelfde bezetting nog wel liefst dus het kan niet misgaan, zou je zeggen. Helaas, er ging ergens toch iets niet helemaal zoals het zou moeten. Verdwenen is de geweldige zang van Tucker, de teksten zijn saai en vervelend en het tempo ligt overal te laag. Na minstens tien keer tien keer naar ieder nummer afzonderlijk geluisterd te hebben, kan ik niet anders dan concluderen dat Sleater-Kinney zich liet meeslepen door de illusie dat dit materiaal zich kon meten met hun vorige werk. Toch is No Cities To Love een album geworden waarvoor de bandleden zich niet hoeven te schamen. Fangless en het Franz Ferdinand-achtige Bury Our Friends zijn aardige liedjes die het live prima zullen doen. (Paradiso, 19 maart) Echter, voor wie hoopte dat Sleater-Kinney in staat was het hoge niveau van weleer te halen: koude kermis, weet u wel.
Tien jaar na hun vorige plaat The Woods is Sleater-Kinney terug met No Cities To Love. In dezelfde bezetting nog wel liefst dus het kan niet misgaan, zou je zeggen. Helaas, er ging ergens toch iets niet helemaal zoals het zou moeten. Verdwenen is de geweldige zang van Tucker, de teksten zijn saai en vervelend en het tempo ligt overal te laag. Na minstens tien keer tien keer naar ieder nummer afzonderlijk geluisterd te hebben, kan ik niet anders dan concluderen dat Sleater-Kinney zich liet meeslepen door de illusie dat dit materiaal zich kon meten met hun vorige werk. Toch is No Cities To Love een album geworden waarvoor de bandleden zich niet hoeven te schamen. Fangless en het Franz Ferdinand-achtige Bury Our Friends zijn aardige liedjes die het live prima zullen doen. (Paradiso, 19 maart) Echter, voor wie hoopte dat Sleater-Kinney in staat was het hoge niveau van weleer te halen: koude kermis, weet u wel.
(Sub Pop / Konkurrent)
De jaren 90 brachten ons riot grrrl, een muzikale stroming van
Amerikaanse vrouwenbands die met veel feministische bombarie de longen uit
hun lijf schreeuwden over seksualiteit en politiek. Het gros van deze
muzikaal armoedige punkrockbands zijn inmiddels allang in de vergetelheid
geraakt. Desondanks heeft genoemde stroming wél, zonder ook maar
enigszins te overdrijven, de beste vrouwenband van de afgelopen twintig
jaar voortgebracht: Sleater-Kinney. Opgericht door geestverwanten Corin
Tucker en Carrie Brownstein maakte Sleater-Kinney in 1995 veel indruk met
hun titelloze debuut vol korte venijnige liedjes. De sterke teksten en
complementaire samenzang van beiden dames waren verfrissend, ruw en
gebrekkig. Deze opmerkelijke combinatie, geholpen door ijzersterke songss
gaf de band een eigen identiteit en hoge relevantie.
Naarmate de jaren en platen volgden werden de vrouwen volwassener, de sound toegankelijker, maar vooral ook veelzijdiger. Op hun laatste album The Woods uit 2005 was S-K allang geen schreeuwerig herriebandje meer, maar wel de meest noodzakelijke vrouwenband van haar generatie. Modern Girl werd een heuse indieklassieker en de band stond aan de wieg van een definitieve doorbraak. Het liep anders, want een jaar later stopte de band. Naar verluidt omdat Tucker helemaal genoeg had van touren en platen maken. Anno nu luisterend naar Sleater-Kinney heeft de muziek nog niets aan kracht en betekenis verloren. Volledig terecht worden alle zeven albums van deze belangrijke band afzonderlijk geremastered en heruitgebracht door Sub Pop. Hulde! Nog geweldiger is de tot slechts 3000 exemplaren gelimiteerde LP-box met daarin alle platen geperst op gekleurd vinyl. Wie wil dit uniek stukje muziekgeschiedenis nu niet in zijn platenkast laten pronken? In de Soundcloud zijn enkele tracks te horen.
Naarmate de jaren en platen volgden werden de vrouwen volwassener, de sound toegankelijker, maar vooral ook veelzijdiger. Op hun laatste album The Woods uit 2005 was S-K allang geen schreeuwerig herriebandje meer, maar wel de meest noodzakelijke vrouwenband van haar generatie. Modern Girl werd een heuse indieklassieker en de band stond aan de wieg van een definitieve doorbraak. Het liep anders, want een jaar later stopte de band. Naar verluidt omdat Tucker helemaal genoeg had van touren en platen maken. Anno nu luisterend naar Sleater-Kinney heeft de muziek nog niets aan kracht en betekenis verloren. Volledig terecht worden alle zeven albums van deze belangrijke band afzonderlijk geremastered en heruitgebracht door Sub Pop. Hulde! Nog geweldiger is de tot slechts 3000 exemplaren gelimiteerde LP-box met daarin alle platen geperst op gekleurd vinyl. Wie wil dit uniek stukje muziekgeschiedenis nu niet in zijn platenkast laten pronken? In de Soundcloud zijn enkele tracks te horen.
(Full Time Hobby / De Konkurrent)
‘The John Steel Singers,’ denk ik hardop. ‘Nooit van
gehoord.’ Vermoedelijk ben ik niet de enige. Het blijkt een
vijfkoppige mannenband uit Australië te zijn. Nu moet ik wel eerlijk
bekennen dat Australië niet bepaald positieve associaties bij me
oproept. Snel moet ik al denken aan bands als INXS en Midnight Oil of aan
die aansteller van een Nick Cave. Een willekeurige televisieserie als
pak-em-beet McLeod’s Daughters waarin iedereen in spijkerbroek
loopt met dito blokkenoverhemd helpt ook niet echt mijn vooroordelen te
weerleggen. Maar gelukkig zijn daar de John Steel Singers om mijn
vastgeroeste vooringenomenheid enigszins bij te stellen.
Toegegeven TJSS’s tweede volwaardige album Everything’s A Thread is gewoonweg een goede plaat. Niet speciaal, bijzonder of opmerkelijk, maar lekkere muziek voor thuis op een verjaardagsfeestje of wanneer je autistisch door de binnenstad loopt met een koptelefoon op. De zonnige surfachtige indiepop met soepele meezing-refreinen slagen erin zelfs de meest somber gestemde luisteraar in mum van tijd zachtjes mee te laten fluiten. Meest opmerkelijk zijn daarbij de zangpartijen, die nagenoeg allemaal meerstemmig, harmonieus en catchy zijn. Wellicht dat juist die toegankelijkheid de band een stapje verder kan brengen, want nummers als Happy Before en State Of Unrest zijn erg radiovriendelijk die op iedere camping makkelijk gedraaid kunnen worden. Persoonlijk had het voor mij wel wat gedurfder gekund allemaal, maar het zal een bewuste keuze zijn geweest die mogelijk, commercieel gezien, goed uitpakt. Het is ze gegund. Als was het maar omdat zij mijn jarenlange vooroordeel een heel klein beetje hebben gecorrigeerd. De plaat komt 14 augustus uit.
Toegegeven TJSS’s tweede volwaardige album Everything’s A Thread is gewoonweg een goede plaat. Niet speciaal, bijzonder of opmerkelijk, maar lekkere muziek voor thuis op een verjaardagsfeestje of wanneer je autistisch door de binnenstad loopt met een koptelefoon op. De zonnige surfachtige indiepop met soepele meezing-refreinen slagen erin zelfs de meest somber gestemde luisteraar in mum van tijd zachtjes mee te laten fluiten. Meest opmerkelijk zijn daarbij de zangpartijen, die nagenoeg allemaal meerstemmig, harmonieus en catchy zijn. Wellicht dat juist die toegankelijkheid de band een stapje verder kan brengen, want nummers als Happy Before en State Of Unrest zijn erg radiovriendelijk die op iedere camping makkelijk gedraaid kunnen worden. Persoonlijk had het voor mij wel wat gedurfder gekund allemaal, maar het zal een bewuste keuze zijn geweest die mogelijk, commercieel gezien, goed uitpakt. Het is ze gegund. Als was het maar omdat zij mijn jarenlange vooroordeel een heel klein beetje hebben gecorrigeerd. De plaat komt 14 augustus uit.
(Sub Pop / De Konkurrent)
Na drie jaar heeft Greg Dulli weer eens een nieuwe plaat gemaakt. Dit keer
niet met zijn onvolprezen Twilight Singers, maar met zijn oude band The
Afghan Whigs. De motivatie voor de definitieve heroprichting laat zich
raden, maar het zat er een beetje aan te komen na de laatste reünie
tour. Opmerkelijk is het wel, omdat eind jaren 90 de band op een dood spoor
was beland en Dulli er wel klaar mee was. Met succes vond hij zichzelf
opnieuw uit met The Twilight Singers. Eigenlijk is menigeen het erover eens
dat Dulli’s tweede band beter is dan The Aghan Whigs ooit is geweest.
Met uitzondering van die ene plaat dan. Zoals zo vaak moet het weer eens
gezegd worden. Altijd maar weer die plaat uit 1993, dat ene meesterwerk dat
The Afghan Whigs een plaatsje opleverde in de muziekgeschiedenis. Uiteraard
heb ik het over Gentlemen, de magnum opus van Dulli.
Do To The Beast is niet zo goed als Gentlemen, maar dat kon iedereen eigenlijk van te voren al voorspellen. Daarentegen maakt de plaat wel veel meer indruk dan de laatste twee Afghan Whigs albums (Black Love, 1965) en is tevens beter dan Dulli’s laatste wapenfeit Dynamite Steps. Opener Parked Outside rockt ouderwets zoals hij dat met de Twilight Singers nog nooit heeft gedaan. It Kills gaat van piano-intro naar vocale uitbarstingen en is misschien het beste nummer van de plaat. Afsluiter These Sticks bevestigt andermaal dat niemand het woord baby uit kan spreken zoals Dulli dat kan. Afgezien van de misser Matamoros is de conclusie kort en eenduidig: Do To The Beast is een uitstekende plaat die de fans van Dulli/Afghan Whigs geweldig zullen vinden. Daarnaast is het een prima eerste kennismaking voor mensen die niet bekend zijn met Dulli’s muzikale universum. Na zeker 25 jaar en pak hem beet veertien platen durf ik wel te stellen dat Greg Dulli tot de grootste recente rocksterren ooit behoort. U begrijpt het denk ik wel: ondergetekende is heel blij dat de Marlboro-man weer terug is. Beluister Algiers in de Soundcloud.
Do To The Beast is niet zo goed als Gentlemen, maar dat kon iedereen eigenlijk van te voren al voorspellen. Daarentegen maakt de plaat wel veel meer indruk dan de laatste twee Afghan Whigs albums (Black Love, 1965) en is tevens beter dan Dulli’s laatste wapenfeit Dynamite Steps. Opener Parked Outside rockt ouderwets zoals hij dat met de Twilight Singers nog nooit heeft gedaan. It Kills gaat van piano-intro naar vocale uitbarstingen en is misschien het beste nummer van de plaat. Afsluiter These Sticks bevestigt andermaal dat niemand het woord baby uit kan spreken zoals Dulli dat kan. Afgezien van de misser Matamoros is de conclusie kort en eenduidig: Do To The Beast is een uitstekende plaat die de fans van Dulli/Afghan Whigs geweldig zullen vinden. Daarnaast is het een prima eerste kennismaking voor mensen die niet bekend zijn met Dulli’s muzikale universum. Na zeker 25 jaar en pak hem beet veertien platen durf ik wel te stellen dat Greg Dulli tot de grootste recente rocksterren ooit behoort. U begrijpt het denk ik wel: ondergetekende is heel blij dat de Marlboro-man weer terug is. Beluister Algiers in de Soundcloud.
(ATP Recordings / De Konkurrent)
Hebronix is de nieuwe (solo)band van Daniel Blumberg, ex-voorman van Yuck.
Ongetwijfeld wilde Blumberg zijn muzikale vleugels uitslaan, want Unreal is
ambitieuzer en volwassener dan Yuck ooit is geweest.
De plaat telt zes songs die bijna allemaal circa zeven minuten lang zijn.
Openingsnummer Unliving zet de toon. Het begint met een
lusteloos zingende Blumberg voordat het uitmondt in een melodieuze
gitaarpartij. Het tweede nummer Viral is misschien nog het meest traditionele
nummer met een heus intro, couplet en refrein. Alle overige songs zijn
opgebouwd uit één eindeloos herhalende melodie, slappe drums
en niet echt boeiende teksten die gevoelens oproepen van uitzichtloosheid
en melancholie.
Unreal is een dromerige ontspannen plaat, maar ook wat saai. Het grootste probleem is dat de liedjes minimaal twee minuten te lang zijn waardoor de plaat voort blijft kabbelen en nooit echt beklijft. De beperkte eentonige zang maakt het er niet beter op. Dat is jammer, want de composities zijn in de kern goed doordacht en plezierig om naar te luisteren. Gelukkig zijn de nummers wel afwisselend in arrangement door de keuze van strijkers en synthesizers, maar het lijkt wel alsof de tijd volgemaakt moest worden en Blumberg geen te korte plaat wilde afleveren. Blumberg had er beter aan gedaan de nummers in te korten en Unreal uit te breiden met drie andere liedjes. Gebrek aan materiaal misschien? Mogelijk heb ik de indruk gewekt dat Hebronix een slechte plaat is, maar dat is niet het geval. De eersteling van Hebronix kan weleens een groeistuip zijn voor een lange muzikale carrière. Niet perse hoogwaardig, maar zeker indrukwekkend genoeg. Beluister het titelnummer in de Soundcloud.
Unreal is een dromerige ontspannen plaat, maar ook wat saai. Het grootste probleem is dat de liedjes minimaal twee minuten te lang zijn waardoor de plaat voort blijft kabbelen en nooit echt beklijft. De beperkte eentonige zang maakt het er niet beter op. Dat is jammer, want de composities zijn in de kern goed doordacht en plezierig om naar te luisteren. Gelukkig zijn de nummers wel afwisselend in arrangement door de keuze van strijkers en synthesizers, maar het lijkt wel alsof de tijd volgemaakt moest worden en Blumberg geen te korte plaat wilde afleveren. Blumberg had er beter aan gedaan de nummers in te korten en Unreal uit te breiden met drie andere liedjes. Gebrek aan materiaal misschien? Mogelijk heb ik de indruk gewekt dat Hebronix een slechte plaat is, maar dat is niet het geval. De eersteling van Hebronix kan weleens een groeistuip zijn voor een lange muzikale carrière. Niet perse hoogwaardig, maar zeker indrukwekkend genoeg. Beluister het titelnummer in de Soundcloud.
(Marshall Teller Records / Bertus)
Hell Bent, het debuut van Potty Mouth (vrij vertaald: grote mond,
brutaal) is klungelig charmant. Misschien omdat Potty Mouth bestaat uit
vier piepjonge Amerikaanse meiden die allemaal, bewust of onbewust, even
naïef als amateuristisch overkomen? Hoe dan ook, dit viertal is met
een mix van luie monotone zang, hoekige gitaarpartijen en zware drums erin
geslaagd een plaat te maken die het beluisteren waard is. Zonder Potty
Mouth te veel in een hokje te willen duwen, doen zij mij sterk denken aan
de DIY-stroming van de jaren 90. De lage productiewaarde, rommelige
arrangementen en slechte (maar niet valse) zang zijn daarbij
kenmerkend.
Het album begint lekker met The Gap. Simpele gitaarloopjes, goed tempo en nonchalant gezongen behoort deze song beslist tot een van de sterkste nummers. Andere hoogtepunten zijn The Spins met een heus meezingrefrein en de grungepop-achtige Damage, waarin zangeres Abby Weems wat meer emotie in haar stem weet te leggen. Helaas is het niet allemaal even goed. Het grootste manco van Hell Bent is de inwisselbaarheid van de songs. Het gros lijkt simpelweg te veel op elkaar. De zang van Weems is daarin bepalend. Ze vertoont weinig passie en diversiteit. Op een gegeven moment deed haar stem mij zelfs denken aan mijn autonavigatie. Een summiere vocale uitbarsting zal al enorm schelen. Weems kan dit ook zoals ze op het eerder genoemde Damage aantoont.
Exact wanneer de verveling toeslaat en je denkt het allemaal wel gehoord te hebben, wordt het album gered door het voortreffelijke The Better End. Een heerlijk traag nummer met perfect getimede uitbarstingen. Het zorgt er zowaar voor dat Potty Mouth de middelmaat weet te ontstijgen. Conclusie: Prima debuutplaat.
Het album begint lekker met The Gap. Simpele gitaarloopjes, goed tempo en nonchalant gezongen behoort deze song beslist tot een van de sterkste nummers. Andere hoogtepunten zijn The Spins met een heus meezingrefrein en de grungepop-achtige Damage, waarin zangeres Abby Weems wat meer emotie in haar stem weet te leggen. Helaas is het niet allemaal even goed. Het grootste manco van Hell Bent is de inwisselbaarheid van de songs. Het gros lijkt simpelweg te veel op elkaar. De zang van Weems is daarin bepalend. Ze vertoont weinig passie en diversiteit. Op een gegeven moment deed haar stem mij zelfs denken aan mijn autonavigatie. Een summiere vocale uitbarsting zal al enorm schelen. Weems kan dit ook zoals ze op het eerder genoemde Damage aantoont.
Exact wanneer de verveling toeslaat en je denkt het allemaal wel gehoord te hebben, wordt het album gered door het voortreffelijke The Better End. Een heerlijk traag nummer met perfect getimede uitbarstingen. Het zorgt er zowaar voor dat Potty Mouth de middelmaat weet te ontstijgen. Conclusie: Prima debuutplaat.
(Hardly Art / Konkurrent)
‘Wat een oerlelijke album-art,’ was mijn eerste gedachte toen
ik het tweede album van Hunx And His Punx bekeek. Eerlijk gezegd had ik nog
nooit van ze gehoord en het afgrijselijke hoesje van hun tweede plaat
Street Punk was niet bepaald uitnodigend dit snel te veranderen.
Gelukkig negeerde ik mijn vooroordelen. In plaats van de verwachte bak
slappe herrie zonder enige ideeën en sturing, werd ik verrast door
melodieuze punk en lekkere rock uit San Francisco.
Hunx And His Punx is de band van Seth Bogort vergezeld door Shannon Shaw en Erin Emslie. Het merendeel van de songs wordt geschreven door Bogort en Shaw. Daarbij valt op dat Bogort de punkkant van de band vertegenwoordigt en Shaw de toegankelijkere rocksongs voor haar rekening neemt. Persoonlijk ben ik het meest enthousiast over Shaw. Zij is in het bezit van een krachtige stem die het meest doet denken aan een mix van Debbie Harry en Joan Jett. Een beetje schor, maar helder en hard. Haar songs You Think You’re Tough en Mud In Your Eyes zijn in de kern heerlijke meezingnummers die zelfs op de radio gedraaid kunnen worden. Daarbij heeft Shaw ook humor getuige Don’t Call Me Fabulous.
Bogort laat zich overigens ook niet onbesproken en is zelfs geslaagd een moderne punkklassieker af te leveren met Born Blonde. Na een krappe twintig minuten is het album alweer afgelopen. Veel te kort natuurlijk waarvoor geen enkel excuus geldt. De tijd dat korte platen een vast onderdeel was van de punk-attitude ligt wat dat betreft ver achter ons. Het is enkel dit gegeven dat de plaat geen 4 sterren verdient. Desondanks heeft Hunx And His Punx een uitstekend album gemaakt die voor punk- en rockliefhebbers niet valt te negeren. Ook Bad Skin is in de Soundcloud te horen.
Hunx And His Punx is de band van Seth Bogort vergezeld door Shannon Shaw en Erin Emslie. Het merendeel van de songs wordt geschreven door Bogort en Shaw. Daarbij valt op dat Bogort de punkkant van de band vertegenwoordigt en Shaw de toegankelijkere rocksongs voor haar rekening neemt. Persoonlijk ben ik het meest enthousiast over Shaw. Zij is in het bezit van een krachtige stem die het meest doet denken aan een mix van Debbie Harry en Joan Jett. Een beetje schor, maar helder en hard. Haar songs You Think You’re Tough en Mud In Your Eyes zijn in de kern heerlijke meezingnummers die zelfs op de radio gedraaid kunnen worden. Daarbij heeft Shaw ook humor getuige Don’t Call Me Fabulous.
Bogort laat zich overigens ook niet onbesproken en is zelfs geslaagd een moderne punkklassieker af te leveren met Born Blonde. Na een krappe twintig minuten is het album alweer afgelopen. Veel te kort natuurlijk waarvoor geen enkel excuus geldt. De tijd dat korte platen een vast onderdeel was van de punk-attitude ligt wat dat betreft ver achter ons. Het is enkel dit gegeven dat de plaat geen 4 sterren verdient. Desondanks heeft Hunx And His Punx een uitstekend album gemaakt die voor punk- en rockliefhebbers niet valt te negeren. Ook Bad Skin is in de Soundcloud te horen.
(Cherry Red Records / Suburban)
The Fall was jarenlang een van de beste bands van Engeland (zoniet de
beste). Echter, na de release van het afschuwelijke Reformation Post
TLC uit 2007 is de band van Mark E. Smith niets meer dan een groepje
niets toevoegende sessiemuzikanten “geleid” door een
gemakzuchtig murmelend drankorgel die geen tegenspraak duldt. Het is een
trieste constatering, maar de vijfde release van de laatste zeven jaar
bevestigt deze nieuwe status definitief.
Het 29-ste studioalbum Re-Mit begint lichtelijk hoopvol met instrumental No Respects en het energieke Sir William Wray. Wat daarna volgt zijn voorspelbare riffs in een monotoon geheel van gemompel, geschreeuw en soms zelfs gekrijs van een oude man die volledig de weg kwijt lijkt te zijn. The Fall bedient zich van wijsjes en deuntjes in plaats van songteksten en composities. Enkel het unieke stemgeluid van Smith doet ons beseffen dat we daadwerkelijk met The Fall te maken hebben.
Afsluiter Loadstones heeft nog een miniem sprankje van weleer en doet mij een heel klein beetje hopen op een terugkeer naar de glorie van lang geleden. Eerlijkheidshalve moet wel vermeld worden dat Re-Mit duidelijk beter is dan voorganger Ersatz GB. Dat kan op twee manieren worden opgevat. U mag kiezen welke. Misschien moet Smith alle bandleden maar weer eens ontslaan (zijn vrouw en mede-bandlid Elena Poulou als eerste) en gaan aanpappen met ex-partners Brix Smith en Julia Nagle. Zij hadden wèl de persoonlijkheid en muzikale klasse ‘zijne koninklijke hoogheid’ Smith tot het maximum te tergen en vooral echte muziek te maken.
Durft u het nog aan? De plaat is nu nog streaming op de 3voor12 Luisterpaal.
Het 29-ste studioalbum Re-Mit begint lichtelijk hoopvol met instrumental No Respects en het energieke Sir William Wray. Wat daarna volgt zijn voorspelbare riffs in een monotoon geheel van gemompel, geschreeuw en soms zelfs gekrijs van een oude man die volledig de weg kwijt lijkt te zijn. The Fall bedient zich van wijsjes en deuntjes in plaats van songteksten en composities. Enkel het unieke stemgeluid van Smith doet ons beseffen dat we daadwerkelijk met The Fall te maken hebben.
Afsluiter Loadstones heeft nog een miniem sprankje van weleer en doet mij een heel klein beetje hopen op een terugkeer naar de glorie van lang geleden. Eerlijkheidshalve moet wel vermeld worden dat Re-Mit duidelijk beter is dan voorganger Ersatz GB. Dat kan op twee manieren worden opgevat. U mag kiezen welke. Misschien moet Smith alle bandleden maar weer eens ontslaan (zijn vrouw en mede-bandlid Elena Poulou als eerste) en gaan aanpappen met ex-partners Brix Smith en Julia Nagle. Zij hadden wèl de persoonlijkheid en muzikale klasse ‘zijne koninklijke hoogheid’ Smith tot het maximum te tergen en vooral echte muziek te maken.
Durft u het nog aan? De plaat is nu nog streaming op de 3voor12 Luisterpaal.
(Zeal Records / De Konkurrent)
Marble Sounds is de band van zanger/componist Pieter van Dessel. Deze
sympathieke Belg maakt al enige jaren verzorgde popachtige luisterliedjes
en Marble Sounds’ tweede album Dear Me, Look Up bevestigt Van
Dessel’s compositietalent. Kenmerkend voor zijn songs is de
gelatenheid over schijnbaar verloren dromen en onvervulde verlangens. Niet
in de laatste plaats komt dat door het luie, haast dromerige stemgeluid van
Van Dessel. Een gevoel van loomheid en melancholie wordt losgemaakt. Zelfs
het prachtige hoesje ademt een sfeer van ongrijpbare behoeftes. De cover Ship In The Sand
van geestverwant Robin Proper-Sheppard (The God Machine/Sophia) is
misschien wel het meest tekenend: “I may be lonely, but I am not
stupid. I try to live with my mistakes.”
Na iedere luisterbeurt onluikt de schoonheid van de songs een beetje meer. Dear Me, Look Up is dan ook een echte groeiplaat. Desondanks wordt bij mij niet helemaal de juiste snaar geraakt. Vermoedelijk door de ietwat eentonige en emotieloze zang van Van Dessel gedurende de krappe drie kwartier. Het is dan ook geen toeval dat de beste titels Leave A Light On en Evenings samengezongen zijn met Aino Vehmasto (I Am Oak). Haar prachtige heldere stem is op een geweldige wijze complementair met Van Dessel’s zang en van absolute meerwaarde. Leave A Light On is zelfs een van de beste liedjes die ik dit jaar heb gehoord en wat mij betreft nu al een classic. Alleen daarom al verdient deze plaat aandacht en waardering. Hopelijk gaan Van Dessel en Vehmasto nog vaker liedjes zingen met elkaar, want dit smaakt naar meer.
Na iedere luisterbeurt onluikt de schoonheid van de songs een beetje meer. Dear Me, Look Up is dan ook een echte groeiplaat. Desondanks wordt bij mij niet helemaal de juiste snaar geraakt. Vermoedelijk door de ietwat eentonige en emotieloze zang van Van Dessel gedurende de krappe drie kwartier. Het is dan ook geen toeval dat de beste titels Leave A Light On en Evenings samengezongen zijn met Aino Vehmasto (I Am Oak). Haar prachtige heldere stem is op een geweldige wijze complementair met Van Dessel’s zang en van absolute meerwaarde. Leave A Light On is zelfs een van de beste liedjes die ik dit jaar heb gehoord en wat mij betreft nu al een classic. Alleen daarom al verdient deze plaat aandacht en waardering. Hopelijk gaan Van Dessel en Vehmasto nog vaker liedjes zingen met elkaar, want dit smaakt naar meer.
(City Slang / De Konkurrent) release: 17 juni
De Zweedse Anna von Hausswolff maakt ernstige muziek. Althans die indruk
wekt ze. Drama zo gezegd. Songtitels als Deathbed, Mountains Crave en Funeral For My
Future Children verraden Von Hausswolff’s gemoedstoestand en de
sfeer van haar tweede album Ceremony. Het album begint sterk met het
instrumentale Epitaph Of Theodor, waarin een heus orgel de hoofdrol
vertolkt. Lange, sombere klanken met veel gevoel voor zwaarwichtigheid. Het
type orgel dat je op zondag in iedere kerk kunt horen en beslist niet
onaangenaam. Als na tien minuten Von Hausswolff onverwacht besluit te gaan
zingen, meen ik warempel Kate Bush te horen. Voor een moment maak ik me
schuldig aan deze simpele vergelijking, maar naarmate het album vordert is
het wel duidelijk dat Von Hausswolff niet dezelfde uitzonderlijke klasse
heeft als haar Engelse collega. Beslist geen schande overigens. Daarbij
moet ook gezegd worden dat Anna von Hausswolff wel degelijk muzikale
kwaliteiten heeft.
Het is lastig Von Hausswolff in een comfortabel hokje te stoppen. Haar teksten zijn gothisch van aard en de muziek heeft overeenkomsten met volkse New Age waarbij veelal een duidelijke drone hoorbaar aanwezig is. Het meest opvallende is echter dat haar stem varieert tussen bescheiden fluisterend en emotioneel gebrul. Breekbaar en krachtig, zoals u wilt. Het knappe van haar zangkunsten is vooral dat zij altijd loepzuiver blijven. Kenmerkend voor het gehele album is de ietwat bombastische toon. Ze wil serieus genomen worden. Te serieus naar mijn smaak. Ceremony telt dertien titels waarvan het genoemde openingsnummer, Mountains Crave en Harmonica de absolute prijsnummers zijn. Mocht u in de stemming zijn voor zelfmedelijden, moeilijke gedachten en wellicht wat troost vindt in een kerkorgel, dan is Ceremony de aangewezen plaat. Beluister een compilatie van fragmenten op YouTube.
Het is lastig Von Hausswolff in een comfortabel hokje te stoppen. Haar teksten zijn gothisch van aard en de muziek heeft overeenkomsten met volkse New Age waarbij veelal een duidelijke drone hoorbaar aanwezig is. Het meest opvallende is echter dat haar stem varieert tussen bescheiden fluisterend en emotioneel gebrul. Breekbaar en krachtig, zoals u wilt. Het knappe van haar zangkunsten is vooral dat zij altijd loepzuiver blijven. Kenmerkend voor het gehele album is de ietwat bombastische toon. Ze wil serieus genomen worden. Te serieus naar mijn smaak. Ceremony telt dertien titels waarvan het genoemde openingsnummer, Mountains Crave en Harmonica de absolute prijsnummers zijn. Mocht u in de stemming zijn voor zelfmedelijden, moeilijke gedachten en wellicht wat troost vindt in een kerkorgel, dan is Ceremony de aangewezen plaat. Beluister een compilatie van fragmenten op YouTube.
(Western Vinyl / De Konkurrent)
Het Texaanse Ola Podrida is de eenmansband van zanger/gitarist David Wingo.
In kleine kring geniet Wingo enige bekendheid als succesvol componist van
filmmuziek. Meest recente voorbeelden zijn het onvolprezen Take
Shelter uit 2011 en het dit jaar op het witte doek te bewonderen
Prince Avalanche. Omdat Wingo de behoefte had in een liveband te
spelen, maar vooral ook omdat niet al zijn composities gebruikt kunnen
worden voor film besloot hij Ola Podrida op te richten. Ghosts Go
Blind betreft het derde album sinds het onopgemerkte titelloze debuut
uit 2007.
Bij de eerste tonen van de uitstekende opener Not Ready To Stop is het meteen duidelijk dat Ola Podrida van verzorgde liedjes houdt. Het gehele album is muzikaal keurig op orde en tekstueel potent. De muzikale stijl betreft een mengeling van indie en alt-country wat me nog het meest doet denken aan Band Of Horses. David Wingo blijkt tevens over een krachtige stem te beschikken waarnaar het prettig luisteren is. De ene keer lekker pratend zingend met onvervalst Texaans accent en de andere keer als het broertje van Chris Martin.
Wingo’s Ola Podrida heeft met Ghosts Go Blind simpelweg een prima plaat afgeleverd waar niet veel op aan te merken valt. Echter na een aantal luisterbeurten krijg ik toch het gevoel dat er meer in had gezeten. Ondanks het overduidelijke vakmanschap had het allemaal wel wat ruiger gemogen, ietwat rauwer en ongepolijster. Vooral David Wingo zingt op een aantal nummers ronduit technisch te goed, waardoor het geheel snel oninteressant wordt. Maar begrijp me niet verkeerd: Ola Podrida is een naam om te onthouden, want de potentie is duidelijk aanwezig en het talent van Wingo onbetwist. De plaat komt 26 april uit. Beluister Staying In in de Soundcloud.
Bij de eerste tonen van de uitstekende opener Not Ready To Stop is het meteen duidelijk dat Ola Podrida van verzorgde liedjes houdt. Het gehele album is muzikaal keurig op orde en tekstueel potent. De muzikale stijl betreft een mengeling van indie en alt-country wat me nog het meest doet denken aan Band Of Horses. David Wingo blijkt tevens over een krachtige stem te beschikken waarnaar het prettig luisteren is. De ene keer lekker pratend zingend met onvervalst Texaans accent en de andere keer als het broertje van Chris Martin.
Wingo’s Ola Podrida heeft met Ghosts Go Blind simpelweg een prima plaat afgeleverd waar niet veel op aan te merken valt. Echter na een aantal luisterbeurten krijg ik toch het gevoel dat er meer in had gezeten. Ondanks het overduidelijke vakmanschap had het allemaal wel wat ruiger gemogen, ietwat rauwer en ongepolijster. Vooral David Wingo zingt op een aantal nummers ronduit technisch te goed, waardoor het geheel snel oninteressant wordt. Maar begrijp me niet verkeerd: Ola Podrida is een naam om te onthouden, want de potentie is duidelijk aanwezig en het talent van Wingo onbetwist. De plaat komt 26 april uit. Beluister Staying In in de Soundcloud.
(Captured Tracks Records / Konkurrent)
Ergens tussen new wave en grunge was er zoiets als
shoegaze, een van oorsprong Engels genre waarbij de muziek
voornamelijk bestond uit luid zoemende gitaren en dromerige zang. De
typische naam dankte het genre aan het opmerkelijke feit dat nagenoeg alle
gitaristen steevast omlaag keken wanneer zij op het podium stonden te
spelen. Dit kwam overigens niet door onhandigheid of verlegenheid, maar
voornamelijk vanwege de voetbediening van het effectenpaneel voor de
noodzakelijke gitaarecho’s. De meest tot de verbeelding sprekende
shoegazers waren My Bloody Valentine, Slowdive, Ride, Chapterhouse,
Galaxy 500 en Lush. Bij elkaar heeft de echte succesperiode nog geen vijf
jaar geduurd. De muzikale verrassing en de daarbij gepaard gaande opwinding
werd al vlug eentonig, saai en zelfs vervelend.
Twintig jaar later beleeft shoegaze zowaar een lichte opleving getuige de vele frisse jonge bands die het genre hebben omarmd. Eerlijkerwijs moet daarbij wel aangetekend worden dat nergens het niveau van weleer wordt gehaald. Hoewel? Het New Yorkse DIIV vormt misschien een uitzondering. DIIV (spreekt uit als dive in het Engels), geleid door zanger/gitartist/componist Zachary Cole Smith, weet met hun debuutplaat Oshin indruk te maken. De songs op Oshin bevatten allemaal een zorgvuldig opgebouwde melodielijn die uiteindelijk uitmonden in een eindeloze loop. De leadgitarist stuwt de melodieën voort met heldere, haast Zuid-Amerikaanse, korte klanken. De echozang is ondersteunend aan het ritme en bevindt zich meestal op de achtergrond. Het stemgeluid en de gezongen teksten zijn melancholisch van aard en weten samen met het totale bandgeluid een dromerige plezierige sfeer te creëren. Ondanks deze op het eerste gezicht misschien ietwat vloekende combinatie, klinkt het reuze vertrouwd en ook erg lekker.
De absolute hoogtepunten zijn de single How Long Have You Known , het titelnummer en het geweldige Doused. Vooral op laatst genoemde bewijst DIIV dat ze tot veel in staat zijn. Het slaagt er zelfs in het genre te ontstijgen en dat is knap. DIIV is beslist een naam om te onthouden. Indien zij erin slagen het muzikaal beperkte genre te vernieuwen door middel van verslavende melodieën, fris gitaarspel en goed getimede uitbarstingen dan voorspel ik ze een mooie toekomst. Beluister de plaat hier.
Twintig jaar later beleeft shoegaze zowaar een lichte opleving getuige de vele frisse jonge bands die het genre hebben omarmd. Eerlijkerwijs moet daarbij wel aangetekend worden dat nergens het niveau van weleer wordt gehaald. Hoewel? Het New Yorkse DIIV vormt misschien een uitzondering. DIIV (spreekt uit als dive in het Engels), geleid door zanger/gitartist/componist Zachary Cole Smith, weet met hun debuutplaat Oshin indruk te maken. De songs op Oshin bevatten allemaal een zorgvuldig opgebouwde melodielijn die uiteindelijk uitmonden in een eindeloze loop. De leadgitarist stuwt de melodieën voort met heldere, haast Zuid-Amerikaanse, korte klanken. De echozang is ondersteunend aan het ritme en bevindt zich meestal op de achtergrond. Het stemgeluid en de gezongen teksten zijn melancholisch van aard en weten samen met het totale bandgeluid een dromerige plezierige sfeer te creëren. Ondanks deze op het eerste gezicht misschien ietwat vloekende combinatie, klinkt het reuze vertrouwd en ook erg lekker.
De absolute hoogtepunten zijn de single How Long Have You Known , het titelnummer en het geweldige Doused. Vooral op laatst genoemde bewijst DIIV dat ze tot veel in staat zijn. Het slaagt er zelfs in het genre te ontstijgen en dat is knap. DIIV is beslist een naam om te onthouden. Indien zij erin slagen het muzikaal beperkte genre te vernieuwen door middel van verslavende melodieën, fris gitaarspel en goed getimede uitbarstingen dan voorspel ik ze een mooie toekomst. Beluister de plaat hier.
(Narrominded / Geenger Records)
‘Herriemuziek’ is het eerste waar ik aan moet denken,
luisterend naar On The Wire van Makazoruki. Luide muziek die luid
blijft ongeacht de hoogte van het volume. Muziek die je beet pakt, op je
bek slaat, aan je oren trekt en waar niet aan te ontsnappen valt. Met
krijsende gitaar, stuwende bas, beukende drums en een zanger die meer
schreeuwt dan zingt, lijkt de in Nederland gevestigde Bosnische band zich
daarin gespecialiseerd te hebben.
Op de een of andere wijze weet Makazoruki een prettig soort onrust los te maken. Deze kunst met daarbij opgeteld het schrijven van goede songs maken het album On The Wire zo bijzonder. Energie, snelheid, spanning en muzikaliteit zijn de ingrediënten en misschien zelfs wel de eisen die Makazoruki heeft gesteld. Bijvoorbeeld de uitmuntende opener Fatamorgana, met een intro van bijna twee minuten, heeft alles wat een klassieke rocksong moet bevatten. Een ander hoogtepunt is Rudolf, dat aantoont dat Makazoruki meer kan dan alleen ‘herrie maken’. Door de trage opbouw en felle uithalen weet dit nummer een lichtelijk vervreemdend gevoel te genereren. Niet in de laatste plaats vanwege de beeldende teksten, verhalend over een shemale.
Wellicht storend is het Bosnische accent van zanger Jasmin Husic, maar dat is dan ook het enige minpuntje. Nieuw is hun aanpak beslist niet. De zenuwachtig schreeuwerige galmzang, zware gitaarriffs en strakke ritmesectie liggen in de traditie van The Birthday Party en Scratch Acid/ The Jesus Lizard. Het maakt Makazoruki’s tweede album een must-have voor iedere liefhebber van zogenaamde herriemuziek. Beluister de plaat hier en oordeel zelf.
Op de een of andere wijze weet Makazoruki een prettig soort onrust los te maken. Deze kunst met daarbij opgeteld het schrijven van goede songs maken het album On The Wire zo bijzonder. Energie, snelheid, spanning en muzikaliteit zijn de ingrediënten en misschien zelfs wel de eisen die Makazoruki heeft gesteld. Bijvoorbeeld de uitmuntende opener Fatamorgana, met een intro van bijna twee minuten, heeft alles wat een klassieke rocksong moet bevatten. Een ander hoogtepunt is Rudolf, dat aantoont dat Makazoruki meer kan dan alleen ‘herrie maken’. Door de trage opbouw en felle uithalen weet dit nummer een lichtelijk vervreemdend gevoel te genereren. Niet in de laatste plaats vanwege de beeldende teksten, verhalend over een shemale.
Wellicht storend is het Bosnische accent van zanger Jasmin Husic, maar dat is dan ook het enige minpuntje. Nieuw is hun aanpak beslist niet. De zenuwachtig schreeuwerige galmzang, zware gitaarriffs en strakke ritmesectie liggen in de traditie van The Birthday Party en Scratch Acid/ The Jesus Lizard. Het maakt Makazoruki’s tweede album een must-have voor iedere liefhebber van zogenaamde herriemuziek. Beluister de plaat hier en oordeel zelf.
(Fat Wreck Chords / Sonic Rendezvous)
Een punkband die al 25 jaar bestaat? Jawel, het komt voor. NOFX beleefde
begin jaren 90 hun artistieke hoogtepunt met de twee geweldige albums
White Trash, Two Heebs And A Bean en Punk in Drublic. Terecht
worden beiden platen nog altijd beschouwd als classics. Echter in
tegenstelling tot genre-genoten Green Day en The Offspring werd NOFX nooit
commercieel succesvol. De stem van zanger/componist Fat Mike (1967, Newton,
USA) was daarvoor te snerpend en het ontbrak de bandleden simpelweg aan de
juiste looks. Desondanks bleef de band stug doorgaan en heeft het
anno 2012 zijn twaalfde studioalbum afgeleverd, Self
Entitled.
NOFX stelt de fans niet teleur. Ouderwetse punkrock-songs met dito attitude luidt het devies. Het klinkt allemaal reuze vertrouwd en vooral veel beter dan op de vorige twee albums (Wolves In Wolves Clothing, Coaster). Fat Mike zingt fel en agressief, zoals Fat Mike altijd zou moeten zingen. Ook zijn teksten zijn bij vlagen weer gevat en grappig. Fat Mike was duidelijk gemotiveerd er iets van te maken. Helaas is hem dat maar ten dele gelukt. Songs als I Believe In Goddess, I Fatty en Cell Out zijn buitengewoon geslaagd en vooral erg NOFX. De overige songs klinken ook allemaal best lekker, maar wanneer je de meetlat hanteert van twintig jaar geleden kun je niet anders concluderen dat deze te weinig originaliteit, muzikaliteit en kwaliteit bevatten.
Daarnaast vind ik het persoonlijk jammer dat er dit keer geen ruimte was voor ska-punk en andere invloeden. Nu raast het in een krap half uur voorbij in één knallend tempo zonder rustpunten en vernieuwing. De hoop op de terugkeer van het geniale, gestoorde en buitengewoon grappige punkbandje van twintig jaar geleden is allang vervlogen. Wat overblijft is een degelijke punkband met degelijke punksongs die degelijk gespeeld worden. Desalniettemin zullen de fans van NOFX erg blij zijn met Self Entitled. ‘Eindelijk weer eens een prima NOFX plaat,’ hoor je ze opgelucht ademhalen. Gelijk hebben ze.
NOFX stelt de fans niet teleur. Ouderwetse punkrock-songs met dito attitude luidt het devies. Het klinkt allemaal reuze vertrouwd en vooral veel beter dan op de vorige twee albums (Wolves In Wolves Clothing, Coaster). Fat Mike zingt fel en agressief, zoals Fat Mike altijd zou moeten zingen. Ook zijn teksten zijn bij vlagen weer gevat en grappig. Fat Mike was duidelijk gemotiveerd er iets van te maken. Helaas is hem dat maar ten dele gelukt. Songs als I Believe In Goddess, I Fatty en Cell Out zijn buitengewoon geslaagd en vooral erg NOFX. De overige songs klinken ook allemaal best lekker, maar wanneer je de meetlat hanteert van twintig jaar geleden kun je niet anders concluderen dat deze te weinig originaliteit, muzikaliteit en kwaliteit bevatten.
Daarnaast vind ik het persoonlijk jammer dat er dit keer geen ruimte was voor ska-punk en andere invloeden. Nu raast het in een krap half uur voorbij in één knallend tempo zonder rustpunten en vernieuwing. De hoop op de terugkeer van het geniale, gestoorde en buitengewoon grappige punkbandje van twintig jaar geleden is allang vervlogen. Wat overblijft is een degelijke punkband met degelijke punksongs die degelijk gespeeld worden. Desalniettemin zullen de fans van NOFX erg blij zijn met Self Entitled. ‘Eindelijk weer eens een prima NOFX plaat,’ hoor je ze opgelucht ademhalen. Gelijk hebben ze.
(Jagjaguwar / PIAS)
Bij een nieuw album van Dinosaur Jr. weet men precies wat men krijgt:
muziek met als basis melancholieke hoognasale kraaienzang (lijkend op die
van Neil Young), zwaar vervormde gitaren en verslavende melodieën.
Sterk beïnvloed door Graham Parsons heeft voorman/componist J Mascis
(1965, Amherst, USA) een patent ontwikkeld op nonchalante songs die
voornamelijk verveling en berusting uitstralen. I Bet On Sky is hun
tiende studioalbum sinds hun debuut in 1985 met de single Repulsion
en alweer hun derde in de oerbezetting (dus met bassist Lou Barlow en
drummer Murph) na de reünie in 2005.
Het album begint voortreffelijk met Don’t Pretend You Didn’t Know, een aanstekelijk droefgeestig nummer. Opgesierd met een heuse synthesizer is het zelfs licht dansbaar. De single Watch The Corners en See It On Your Side presenteren Dinosaur Jr. in de meest traditionele zin. Mascis zingt lekker zeurend, ondersteund door zijn fabelachtige gitaarspel. Een ander hoogtepunt betreft het lome en trage What Was That, de beste herftsong van dit jaar tot nu toe. Ook de sympathieke Lou Barlow levert twee prima bijdrages met Rude en Recognition.
I Bet On Sky kent geen enkel zwak moment en wordt alleen maar beter naar mate het meer wordt beluisterd. “Deze plaat klinkt weer precies hetzelfde als diegene daarvoor. Het is het enige wat ik echt goed kan”, vertelde Mascis ooit jaren geleden. Anno 2012 is er niets veranderd. Het mag wel eens gezegd worden: J Mascis behoort tot één van de grootste singer-songwriters ooit en is de beste gitarist van Amerika. En nee, ik overdrijf niet.
Het album begint voortreffelijk met Don’t Pretend You Didn’t Know, een aanstekelijk droefgeestig nummer. Opgesierd met een heuse synthesizer is het zelfs licht dansbaar. De single Watch The Corners en See It On Your Side presenteren Dinosaur Jr. in de meest traditionele zin. Mascis zingt lekker zeurend, ondersteund door zijn fabelachtige gitaarspel. Een ander hoogtepunt betreft het lome en trage What Was That, de beste herftsong van dit jaar tot nu toe. Ook de sympathieke Lou Barlow levert twee prima bijdrages met Rude en Recognition.
I Bet On Sky kent geen enkel zwak moment en wordt alleen maar beter naar mate het meer wordt beluisterd. “Deze plaat klinkt weer precies hetzelfde als diegene daarvoor. Het is het enige wat ik echt goed kan”, vertelde Mascis ooit jaren geleden. Anno 2012 is er niets veranderd. Het mag wel eens gezegd worden: J Mascis behoort tot één van de grootste singer-songwriters ooit en is de beste gitarist van Amerika. En nee, ik overdrijf niet.
(8 Ft. Records / Cooking Vinyl)
Sinds de oprichting van haar Brechtiaanse punk-carabetband The Dresden
Dolls in 2000 staat Amanda Palmer (1976, New York) bekend als een theatraal
beest met grote bek, ongeschoren oksels en expressionistische kledij.
Gezegend met een enorm muzikaal talent zingt deze vrouw op uiterst
expressieve wijze over pijn, verlatenheid en seks. Felle, agressieve songs
met tragi-komische teksten waarin haar gevoelens centraal staan. Niet
direct poëtisch, maar beslist prikkelend. Na het uiteenvallen van The
Dresden Dolls in 2007 is Theatre Is Evil haar derde volwaardige
solo-album.
Niet vies van wat extra exposure heeft ze dit album volledig zelfstandig gefinancierd door crowdfunding. Het aanzienlijke bedrag van maar liefst ruim 1 miljoen dollar werd via deze weg opgehaald. Verwachtingsvol hoopten de fans op een nieuwe plaat van Amanda Fucking Palmer (AFP) waarop ze wederom haar extreme kwaliteiten zou tentoonspreiden en tot grote hoogte zou stijgen. Helaas is Theatre Is Evil uitgelopen op een teleurstelling. Het gros van de songs is te rijk gevuld en nagenoeg doodgeproduceerd. Het is te gladjes, te netjes en te vlak. AFP weet simpelweg niet te boeien. Soms is ze zelfs voorspelbaar (Do It With A Rockstar) en vervelend (Smile, The Killing Type).
De momenten dat ze haar klasse laat horen zijn schaars, maar dan wel meteen ongekend. De snelle, gevatte teksten, uitdagend gezongen in een rap tempo zoals Want it Back en Olly Olly Oxen Free zijn geweldig. Maar gevoelige ballads met pijnlijke emoties waarin ‘een man’ centraal staat, horen we ook graag van haar. Grown Man Cry en The Bed Song doen je versteld staan van schoonheid. Iedere artiest heeft recht op een slechte plaat. Zo ook Amanda Palmer. Het ongekend hoge niveau van haar vorige werk heeft ze niet vast weten te houden. Jammer, maar wellicht onvermijdelijk.
Niet vies van wat extra exposure heeft ze dit album volledig zelfstandig gefinancierd door crowdfunding. Het aanzienlijke bedrag van maar liefst ruim 1 miljoen dollar werd via deze weg opgehaald. Verwachtingsvol hoopten de fans op een nieuwe plaat van Amanda Fucking Palmer (AFP) waarop ze wederom haar extreme kwaliteiten zou tentoonspreiden en tot grote hoogte zou stijgen. Helaas is Theatre Is Evil uitgelopen op een teleurstelling. Het gros van de songs is te rijk gevuld en nagenoeg doodgeproduceerd. Het is te gladjes, te netjes en te vlak. AFP weet simpelweg niet te boeien. Soms is ze zelfs voorspelbaar (Do It With A Rockstar) en vervelend (Smile, The Killing Type).
De momenten dat ze haar klasse laat horen zijn schaars, maar dan wel meteen ongekend. De snelle, gevatte teksten, uitdagend gezongen in een rap tempo zoals Want it Back en Olly Olly Oxen Free zijn geweldig. Maar gevoelige ballads met pijnlijke emoties waarin ‘een man’ centraal staat, horen we ook graag van haar. Grown Man Cry en The Bed Song doen je versteld staan van schoonheid. Iedere artiest heeft recht op een slechte plaat. Zo ook Amanda Palmer. Het ongekend hoge niveau van haar vorige werk heeft ze niet vast weten te houden. Jammer, maar wellicht onvermijdelijk.