Raymond Noë
Stinking Heaven info
*****
Nathan Silver
Morgen, op de laatste dag van het IFFR, is er in het EYE in Amsterdam een programma (De dag van de dwarse film) te zien met daarin de meest controversiële films van het festival: de films die door de ene helft van het publiek de hemel in geprezen worden, terwijl de andere helft ze vreselijk vindt. Een film die zeker in dat programma thuishoort, is de Kickstarter-productie Stinking Heaven van de Amerikaan Nathan Silver.

Stinking Heaven volgt een groepje bewoners van een afkickcommune, ergens begin jaren negentig. Bij alledaagse gebeurtenissen als maaltijden, groepstherapie en gezamenlijk douchen, maar ook tijdens de ruzies en confrontaties die er onvermijdelijk ook zijn. Het evenwicht binnen de groep wordt verstoord op het moment dat er een nieuwe bewoonster aantreedt, die de verhoudingen flink op scherp zet.

Bijzonder aan de film is dat hij niet gescript is: er was geen scenario waaraan de acteurs zich konden of moesten houden, enkel een 'outline'. Silver had wel een idee waar het ongeveer heen moest, maar liet dat tijdens de opnameperiode niemand weten. Er werd dus geïmproviseerd, en ook nog op grote schaal: de opnames namen een flinke periode in beslag, waarin de acteurs als het ware samenleefden in het huis waarin de commune woont. De film van 70 minuten is uiteindelijk samengesteld uit de vele uren materiaal die beschikbaar waren.

Omdat het verhaal in het begin wat stuurloos lijkt, duurt het even voordat Stinking Heaven je grijpt (als dat al gebeurt), maar vanaf dat moment is de film een fascinerend, dicht op de huid gefilmd verslag van escalerende groepsprocessen die uiteindelijk volkomen uit de hand lopen. Het komt allemaal erg authentiek over, en dat komt niet alleen door de acteurs die zich blijkbaar volkomen in hun rol wisten in te leven, maar ook doordat er voor de opnames een videocamera uit de jaren negentig gebruikt is - Silver wilde het eruit laten zien als de korrelige, wat groezelige amateurfilmpjes uit die tijd.

Zoals de IFFR-inleider bij de film al zei: "This film is not for everyone". Maar als je hem ergens kunt zien, geef hem dan in ieder geval een kans.
*****
Mark Sawers
Een wereld zonder mannen, hoe zou dat zijn? Vredig en harmonieus? Stomvervelend? Allebei? In de hier en daar hilarische mockumentary No Men Beyond This Point wordt een van de mogelijke scenario's in beeld gebracht. De film speelt zich af in het heden, zo ongeveer, en de mannen zijn in rap tempo aan het uitsterven: de jongste is 37. Ze wonen in reservaten en worden gedoogd zolang ze daar blijven. Hoe dat zo gekomen is? In de jaren vijftig, zo wil de film, werden er steeds meer vrouwen zwanger zonder dat ze door een man bevrucht waren, en die ontwikkeling zette zich snel door. De traditionele voortplanting werkte niet meer - het mannelijk sperma werd afgestoten door de vrouwelijke eicellen - en in plaats daarvan ontstonden er embryo's door parthenogenese. Dat die embryo's theoretisch klonen van de moeder zouden zijn, wordt in de film voor het gemak genegeerd: de vrouwen krijgen dochters die genetisch van hen verschillen - maar ze baren dus in ieder geval geen jongens meer. Dat heeft maatschappelijke onrust tot gevolg - de mannen verzetten zich hevig - maar uiteindelijk kunnen ze niet anders dan zich schikken in de rol van uitstervende minderheid. En de vrouwen vinden dat de mannen niet moeten zeuren: het is de loop van de natuur, en die hou je niet tegen. 'Praise Nature', is hun nieuwe mantra.

Deze synopsis wordt in No Men Beyond This Point (gemaakt door een man) uitgewerkt als een tv-documentaire zoals je ze zo vaak ziet: historische beelden, een voice-over, plus een aantal hedendaagse wetenschappers en politici (zoals de leider van de mannenbeweging) die hun visie op de ontwikkelingen geven. De aanleiding voor de documentaire is overigens een gebeurtenis die de harmonieuze vrouwenwereld in rep en roer heeft gebracht: er is een vrouw verliefd geworden op de 37-jarige jongeling. En hoe dat afloopt ...
Raymond Noë
The Lesson info
*****
Kristina Grozeva en Petar Valchanov
The Lesson van de Bulgaarse regisseurs Kristina Grozeva en Petar Valchanov wordt qua stijl (naturalistisch, onopgesmukt) wel vergeleken met het werk van een ander regieduo, de Belgische broers Dardenne. Maar het is niet alleen de stijl waar de overeenkomsten liggen, ook het aansnijden van morele kwesties hebben de twee duo's gemeen. En als er dan toch vergeleken moet worden: de Bulgaren doen niet voor de Belgen onder. Hun voor een appel en een ei gemaakte film - er was geen budget om alle medewerkers te betalen - heeft dan ook volkomen terecht al hier en daar wat prijzen gewonnen.

Hoofdpersoon is de lerares Nade, een controlfreak die zelfs haar eigen gevoelens niet verder laat komen dan haar ogen. Bovendien heeft ze een goed ontwikkeld gevoel van goed en kwaad, al is ze daarin misschien wat rechtlijnig - zoals meteen aan het begin van de film blijkt als ze probeert een diefstal op te helderen. Het lukt haar niet, en dat zit haar dwars. Vervolgens slaat het noodlot hard toe: er wordt beslag gelegd op haar huis omdat haar onbetrouwbare echtgenoot de hypotheek al maanden niet betaald heeft, en vervolgens gaat het van kwaad tot erger. Alles zit tegen, en bovendien kiest ze oplossingen die haar situatie alleen maar verergeren - en die haar uiteindelijk dwingen om dingen te doen die tegen haar morele principes ingaan.

De film (heel losjes gebaseerd op een ware gebeurtenis) is het eerste deel uit een trilogie over 'geld en moraal'. In het volgende deel doet hoofdrolspeelster Margita Gosheva ook weer mee, en dat alleen is al iets om naar vooruit te kijken. Ze is in The Lesson in vrijwel iedere scène aanwezig, en is in al die scènes volkomen geloofwaardig en vaak meer dan dat. Zou toch mooi zijn als deze film alsnog werd aangekocht voor distributie in Nederland.

Raymond Noë
Loin des hommes info
*****
David Oelhoffen
In de tussenstand van de publieksprijsverkiezing van het IFFR staat vooralsnog het Franse Loin des hommes - met een Franssprekende Viggo Mortensen erin - op de tweede plaats. En werkelijk, dat is te veel eer. In de film zijn de nodige centen gestoken en er werkt genoeg talent aan mee - het verhaal is van Albert Camus en de muziek is van onder andere Nick Cave, om maar wat te noemen - maar dat levert toch echt niet meer op dan een gelikt verhaal over twee mannen uit verschillende kampen - Algerijn en Fransoos - die elkaar tijdens een tocht vol ontberingen leren waarderen. Het is een verhaal dat al in allerlei variaties verteld is, en in Loin des hommes ontbreekt dat extra vleugje sterrenstof dat je nodig hebt om de de film boven zijn voorgangers uit te tillen. Het is best wel spannend hier en daar, maar de scenarioschrijver past zijn trucjes net iets te braaf toe, waardoor het ook allemaal wat voorspelbaar wordt ('en dan krijgen we nu de rebellen, en daarna de soldaten'). En waar het met die twee mannen heengaat, heb je halverwege ook wel in de gaten. Daarnaast kun je je afvragen of de regisseur niet beter af was geweest met een andere, onbekendere hoofdrolspeler dan Mortensen. De rol die hij moet spelen is er een van het Aragorn-type - de stoere, zwijgzame eenling - waardoor je de helft van de tijd het idee hebt dat hij staat te kijken of er geen orks aan de horizon verschijnen. No offense meant.
Dat klinkt misschien allemaal wat negatiever dan nodig is, want in feite is het geen onaardige film, met erg mooie ruige landschappen. Maar de nummer twee van het festival ... nou nee.

Raymond Noë
Reality info
*****
Quentin Dupieux
In het Really? Really.-surrealismeprogramma van het IFFR draait ook de film Reality, of eigenlijk Réalité - want van de Fransman Quentin Dupieux. De werkelijkheid waar het in deze film over gaat is overigens die van de droomwereld - en wel de droomwereld van het schoolmeisje Réalité, dat een van de centrale figuren uit de film is, samen met de cameraman Jason. Althans, dat is één interpretatie, want Reality is een echte Ceçi n'est pas un pipe-film, waarin van alles door elkaar loopt en de werkelijkheid van de een de droom van de ander is. Dat werk.

De film (die een beetje een jarentachtig-uitstraling heeft) ontwikkelt zich aanvankelijk wat traag, maar als Dupieux op een gegeven moment al zijn treintjes op de rails heeft, komt de vaart erin en wordt de film steeds maffer en leuker en onderhoudender. De centrale verhaallijn - if any - gaat over de speelfilmplannen van Jason, waar hij tot zijn verbazing een geldschieter voor weet te vinden. Maar vanaf het moment dat hij erachter komt dat zijn film (over moordzuchtige tv-apparaten) al gemaakt is en zelfs al in de bioscoop draait, blijkt niets meer wat het eerst leek. Of juist wel. En uiteindelijk komt alles dan toch nog samen. Ofzo. Misschien.

Wie Reality nog op het IFFR gaat zien, zal eerst nog door de voorfilm Formales Gewissen moeten bijten, een met de computer gemaakte animatie over de "verontrustende taferelen en gebeurtenissen die we elke dag (gedwongen worden te) zien". Het programma noemt ze "onvervalst verontrustend geniaal" - maar daar zal vast niet iedereen het mee eens zijn.

Raymond Noë
Final Flesh
*****
Vernon Chatman
Het surrealisme, dat sinds de vroege jaren '70 zo'n beetje uit de bioscopen verdwenen was, is bezig terug te keren in de film, zo melden bijvoorbeeld De Groene Amsterdammer en De Volkskrant. Die hebben die wijsheid van de programmeurs van het IFFR, die zelfs een heel programma - getiteld Really? Really. - aan deze comeback gewijd hebben. En het moet gezegd, de omschrijvingen van films als German Angst en Belluscone. Una storia siciliana maken wel nieuwsgierig.

Final Flesh van de Amerikaanse kunstenaar (en de stem van Towelie in South Park) Vernon Chatman zit ook in dit programma. De film meldt in de begintitels dat je in de diepste krochten van het internet pornofilmploegen kan bestellen die alles voor je filmen wat je perverse geest maar wil. En dat 'wat je maar wil' bracht Chatman op het idee om zo'n pornoploeg een speelfilmachtig iets te laten maken. Er zijn weliswaar twee of drie pornosterren die in Hollywood terecht zijn gekomen, maar als er in xxx-land flinterdunne verhaaltjes tot 'leven' gebracht moeten worden, gebeurt dat elf van de tien keer plichtmatig en ongeïnspireerd. En precies dat was het effect dat Chatman voor ogen stond: acteurs die duidelijk andere kwaliteiten hebben, absurde dialogen laten voordragen. Het verhaal doet nauwelijks ter zake, maar laten we zeggen dat het thema 'doodgaan' is. De drie hoofdrollen worden overigens gespeeld door vier verschillende setjes acteurs, die soms ook wat surrealistische porno doen.

Maar ondanks dat alles en ondanks de weirde gebeurtenissen en ondanks de soms briljante onliners - "Heard about Yin and Yang? They had a child named Yoink." - blijft al dat surrealisme eigenlijk maar pakweg een halfuur leuk - daarna wordt het een beetje sleets. Final Flesh duurt gelukkig maar 70 minuten, maar voor de bezoekers van de persvoorstelling was dat nog veel te lang, want zeker de helft van hen haakte voortijdig af - sommigen al na 5 minuten. Hardcore surrealisme is niet voor iedereen weggelegd.

Raymond Noë
The World of Kanako
*****
Nakashima Tetsuya
Kijk een halfuurtje Japanse video's op YouTube en je weet het zeker: Japanners zijn geschift. Wat ze brengen is maf, weird, extreem of alledrie, en de grenzen worden iedere twee weken verlegd. Dat beeld wordt bevestigd door The World of Kanako van Nakashima Tetsuya, gebaseerd op een boek dat eigenlijk te luguber voor verfilming werd geacht. "Een gitzwarte koortsdroom", meldt het programma, maar dat is veel te zacht uitgedrukt. De film is een aaneenschakeling van gewelddadigheden die zo volledig over de top zijn dat het op een gegeven moment hilarisch wordt - maar niet nadat je eerst een uur in je stoel bent geblazen.

Het verhaal: een behoorlijk aan lager wal geraakte politieman - qua uiterlijk een Japanse versie van The Dude uit The Big Lebowski - gaat op zoek naar zijn vermiste dochter Kanako. Die ziet eruit als een engeltje, maar blijkt dat al heel snel niet te zijn. De man rolt tijdens zijn zoektocht van de ene slachtpartij in de andere, en wordt daarbij zelf ook flink toegetakeld - en wel zodanig dat een normaal mens al drie keer overleden was. En als hij zelf niet aan het matten is, dan zijn er wel scholieren, straatschoffies, politiemensen en yakuza die elkaar het merg uit de knoken slaan. Overigens worden de vrouwen in de film ook bepaald niet ontzien. Integendeel.

Het verhaal wordt verteld aan de hand van heel veel flashbacks, en samen met het enorme tempo - de film wisselt net zo vaak van beeld als een muziekclip - zorgen die ervoor dat je als kijker goed moet blijven opletten. Maar gelukkig is het verhaal niet al te ingewikkeld: pas aan het eind worden er een paar kunstgrepen toegepast die iets lastiger te volgen zijn - maar die nodig zijn om het puntje bij het paaltje te krijgen. De film lijkt trouwens in nog meer opzichten op een (dure) muziekclip, want qua visuals en special effects is het allemaal dik in orde.

Het zal duidelijk zijn: The World of Kanako is geen film voor wie slecht tegen bloed en geweld kan. De festivalbezoekers van de IFFR-voorstelling vandaag konden het opvallend genoeg allemaal wel hebben en bleven gewoon zitten - hoewel ze waarschijnlijk wel blij waren dat ze daarna weer gewoon naar een slaapverwekkende film over een Griekse dichter mochten.

Raymond Noë
Catch Me Daddy
*****
Daniel Wolfe
Er zijn films waarbij je eigenlijk meteen al aanvoelt dat op een gegeven moment de beuk erin gaat, en dat het verhaal niet is afgelopen voor er dooien zijn gevallen. Catch Me Daddy van de Brit Daniel Wolfe is er zo een: onheilspellend vanaf het begin, en spannend tot het einde. De film maakt onderdeel uit van het Bright Future-programma van het IFFR, met films van veelbelovende regisseurs - en dat is een predikaat dat Wolfe goed past.

Wolfe, die de film schreef met zijn broer Matthew, noemt zijn film een soort western. Het is een verhaal over eerwraak: de Pakistaanse Laila is van huis weggelopen en om haar terug te halen ronselt haar broer een groepje lower-lower-class-scum - zowel Engels als Pakistaans - en zoals bekend worden die meestal niet gehinderd door scrupules of goede manieren. Gevolg: oplopende spanning en niets ontziende rottigheid, die plaatsgrijpen in het troosteloze noorden van Engeland. Het camerawerk is bijpassend: dreigend, duister en grauw - en soms ook juist in volle aangedikte kleuren op de momenten dat Laila nog van niets weet. Kortom, een prachtige film met een goed verteld recht-tussen-je-ogen-plot. Twee opmerkingen: het einde schijnt niet iedereen even goed te bevallen, en door de nauwelijks verstaanbare accenten zijn de dialogen lastig te volgen - je bent blij als er Urdu wordt gesproken en er ondertitels in beeld verschijnen.

Raymond Noë
War Book
*****
Tom Harper
Wat moet je als regering doen in geval van een internationale crisissituatie? Om op die vraag een begin van een antwoord te krijgen, kunnen zogenoemde war games worden 'gespeeld': je zet een aantal topfunctionarissen bij elkaar, en laat ze tijdens een driedaagse sessie formuleren wat nodig is om de crisis te bezweren. Dat levert dan een draaiboek - een 'war book' - op dat je kunt gebruiken wanneer zich werkelijk zo'n noodsituatie voordoet.

Dat is het uitgangspunt van War Book, de openingsfilm van het IFFR gisteravond. Een boeiende en clevere politieke thriller, die vrij luchtig begint maar gaandeweg een grimmiger toon krijgt als de negen 'spelers' steeds meer met hun rug tegen de muur komen te staan. Niet alleen escaleert de hypothetische crisis in die drie dagen tot een verbijsterend armageddon dat alle morele en ethische overwegingen van tafel veegt, maar bovendien zijn er steeds hoger opspelende persoonlijke irritaties en geschillen die de groepsdynamiek op scherp zetten.

Eigenlijk is er erg weinig mis met War Book. Regisseur Tom Harper en scenarist Jack Thorne hebben het verhaal knap en geloofwaardig uitgewerkt. Het samenspel van de negen acteurs, met Ben Chaplin als bekendste, is fascinerend om naar te kijken, en de dialogen zijn scherp en gevat. Het enige nadeel is het bij tijd en wijle zeer hoge tempo, waardoor de film voor ondertitellezers bijna net zo'n uitputtingsslag is als de war book-sessie voor de negen spelers.

Raymond Noë
The Tribe info
*****
Myroslav Slaboshpytskiy
De drempel voor Oost-Europese films ligt hoog bij Nederlandse distributeurs, dus als er hier een film uit het voormalige Oostblok te zien is, heb je een gerede kans dat die de moeite waard is. Die stelling wordt weer eens bewezen door The Tribe van de Oekraïense regisseur Myroslav Slaboshpytskiy, een film die op het IFFR voor het eerst te zien zal zijn (en daarna in de filmhuizen). In 2011 werd Slaboshpytskiy's Deafness al in Rotterdam vertoond, een korte film (11 min.) die je kunt beschouwen als een voorstudie voor The Tribe.

De film speelt zich af op een doveninstituut in Kiev, waar een jeugdbende van doven zich bezighoudt met diefstal en prostitutie. (Voor wie daarvan opkijkt: in Oost-Europa schijnen maffia-achtige organisaties van doven te bestaan). Nieuwkomer Sergey werkt zich op naar de subtop van de bende, wordt verliefd op een van de prostituees - ook doof ja - en zet daarmee de verhoudingen op scherp, hetgeen gepaard gaat met steeds meer geweld.

Het verhaal is opgebouwd uit vrij lange scènes die vaak van enige afstand gefilmd zijn vanuit een statisch gezichtspunt, waardoor de kijker op een afstand geplaatst wordt. Die afstandelijkheid wordt nog vergroot doordat de gebarentaal van de doven niet ondertiteld is - op de geluidsband staan enkel bewegings- en achtergrondgeluiden (en goddank ook geen muziek). Maar ook al zijn de dialogen volledig onbegrijpelijk, het verhaal is volkomen helder - het is alleen net alsof je buiten staat en door het raam naar binnen kijkt. Noem het een truc, maar het is wel een truc die werkt: The Tribe verslapt geen moment, tot aan de ontnuchterende climax toe.



Raymond Noë
Tokyo Tribe info
*****
Shion Sono
Van 21 januari t/m 1 februari wordt voor de 44ste keer het International Film Festival Rotterdam gehouden. Het belooft weer een interessante editie te worden, met films die later in het jaar ook in de bios gaan draaien, maar vooral ook weer veel films die enkel tijdens het festival in het groot bekeken kunnen worden. Om naar uit te kijken: Turist van de Zweed Ruben Östlund (bekend van het verrassende Play uit 2011), Inherent Vice van Paul Thomas Anderson, Girlhood van de Franse Céline Sciamma - ‘energiek en rauw portret met de Parijse banlieues als decor’ - en The Tribe, van de Oekraïner Myroslav Slaboshpytskiy, over een doofstomme jongen die zich moet invechten in een bende - een film waarin alleen in gebarentaal gepraat wordt, zonder ondertiteling. Uit Nederland zijn er films van o.a. Jan-Willem van Ewijk, Ramón Gieling en Peter Hoogendoorn. Het complete programma is inmiddels bekend, en de kaartverkoop gestart: iffr.nl.

Inmiddels zagen we al enkele films, waaronder Shion Sono’s Tokyo Tribe (niet te verwarren dus met The Tribe):



Je staat er niet elke dag bij stil, maar in Japan hebben ze ook achterbuurten, met ook de bijbehorende criminaliteit. Boefjes, pooiers, hoeren, dealers en ander tuig. En streetgangs. En de hartslag in die poelen des verderfs is die van de hiphop - althans, dat is het beeld dat geschetst wordt in Tokyo Tribe, gebaseerd op de gelijknamige populaire manga van tekenaar Santa Inoue. De film speelt zich af in downtown Tokyo, waar ‘you wil not survive if you’re not ready to die’. Dat werk.

Het verhaal over rivaliserende bendes is ragdun en heeft de diepgang van een jong eendje, maar het is ook nooit de bedoeling geweest van regisseur Shion Sono om een subtiele film te maken. Goed is goed en kwaad is kwaad, met niets ertussenin. En goed of kwaad, iedereen in de film is ‘tougher than the baddest gorilla’ - zoals het in een van de alsmaar voortdeinende rapteksten gezegd wordt. Want gerapt wordt er heel veel: Tokyo Tribe is in feite een over de top hiphopopera - hiphopera, ha! - met strak geregisseerde massascènes waar de camera knap doorheen zwiert. En na allerlei verwikkelingen - met elementen uit andere gangmovies als West Side Story, The Wanderers en Gangs of New York - culmineert de bendestrijd in een heus hiphopballet, met aan het eind uiteraard een pas de deux van de goodie en de baddie. De ontknoping is vervolgens even wrang als hilarisch.

Er zit uiteraard veel geweld in de film, en bloed ook, en wat onfunctioneel naakt, maar hard of smerig wordt het nergens. Het is Japans vermaak voor een vrij breed publiek: visueel aantrekkelijke soft-violence met veel maffe details, en een paar volkomen weirde bijfiguren. En heel veel hiphop. Dus.