'It’s only words...'
DANNY: I love you.
DEBORAH: Does it frighten you to say that?
DANNY: Yes.
DEBORAH: It’s only words. I don’t think you should be frightened by words.
-David Mamet, Sexual Perversity in Chicago
Een Duitse drugsverslaafde nicht die in zijn vrije tijd weleens een paar fimpjes draaide zei eens dat ie wel zou slapen als ie dood was. En hij was blijkbaar erg moe want hij is er al geloof ik op zijn 38ste tussenuit gegaan. Ik heb ook al een paar maanden het ernstige vermoeden dat die eeuwige winterslaap niet al te lang op zich zal laten wachten. Soms zie ik in mijn dromen tunnels waar aan het einde een helder wit licht schijnt. Dan word ik badend in het zweet wakker omdat altijd hetzelfde gebeurt: in volledige tevredenheid loop ik in de richting van het licht. Maar als ik er bijna ben aangekomen blokkeert een oude man de doorgang. In plaats daarvan moet ik een keukentrappetje af, naar een kamer waar het naar zwavel ruikt en muziek van Abba wordt gedraaid.
Het was in die slapeloze toestand dat ik besloot Julia te bellen. Niet iets dat erg opzienbarend klinkt, omdat jij Julia nog helemaal niet kent. De reden is dat ik er nog niet helemaal aan toe was je aan haar voor te stellen. Je moet iemand toch wat beter kennen voor je hem aan je echte geliefden voorstelt. Maar ik moet zeggen dat er ook een bepaalde jaloezie aan vastgeplakt zit. Want je zal niet de eerste jongen zijn die ik aan haar voorstel, om ze daarna samen in een bepaalde worstelpositie terug te vinden. Julia had namelijk nogal de gewoonte om er met mijn vrienden vandoor te gaan. En als je een vriendin van me bent -en je geen pik kunt gebruiken als TomTom voor je leven-, zul je waarschijnlijk gelijk jaloers worden op haar schoonheid. Dan zal je stiekem denken hoe oneerlijk het is dat sommige wijven geen vetopslagplaats op hun heupen hebben, maar het overtollige weefsel in plaats daarvan in een stel heerlijke melktieten verborgen houden. Nog erger wordt het als je inziet hoe ze dat halfsluikse lachje van haar gebruikt om alles van de jongens om haar heen gedaan te krijgen. En zodra ik jullie dan alleen heb gelaten vliegen jullie haar natuurlijk gelijk in de haren.
Toch lijkt dit dan het moment haar achter de glazen vitrine van het woord te introduceren. Als eerste ziet u haar hier in haar habitat: een winkel. In de twee tassen die ze in haar rechterhand vasthoudt ziet u mijn halve maandsalaris aan kleding, en die smoezelige jongen rechts van haar ben ikzelf natuurlijk. Op foto 2 zie je ons samen in het kruimelrijke zondagochtendbed liggen. Die is vlak nadat ik bij haar introk genomen. Het 3de en tevens laatste plaatje van de tentoonstelling is het moment dat op een donkerrode avond geheel eenzijdig werd besloten dat we elkaar maar niet meer moesten zien. Ze speelt een beetje zenuwachtig met het rietje in haar cocktail. En zie je dat ze me niet eens durft aan te kijken! Want dat vond ik nog het ergste. Ze had gewoon het gore lef me niet eens in de ogen te kijken terwijl ze me dumpte.
Ze zei dat ze iemand anders had ontmoet, iemand die ouder was en verantwoordelijk. Ze zei dat ze verantwoordelijkheid in haar leven nodig had. Ik vroeg of ze dat ook had gedacht toen aan we onbeschermde seks in de wc van een transatlantische vlucht naar LA deden, of ze toen ook vond dat ze verantwoordelijkheid nodig had. En een paar weken later, nadat ik bij haar was ingetrokken, en we elke dag de zonsondergang bekeken op het kleine dakterras van haar appartement. Maar ze zei dat het nu allemaal anders was, omdat ze al 26 jaar oud zou worden dit jaar. Een meisje moet zich toch verzekeren van een toekomst.
Het lijkt mij nu een geschikt moment haar in levende lijve in het verhaal toe te laten. Of alleen haar stem dan tenminste. Want nadat ik wakker was geworden van mijn telefoon en in het soort Inferno was gevallen dat je alleen 's nachts lijkt te achtervolgen, leek het mij een geschikt moment om haar op te bellen. Tijdens het volgende gesprek zal ik mijn pen neerleggen en je even de gelegenheid geven om gewoon woord voor woord mee te luisteren:
Ik pakte de telefoon en draaide het nummer. Ik moest een tijd wachten voordat er werd opgenomen. Toen hoorde ik haar stem aan de andere kant van de lijn.
‘Hallo?’
‘Julia?’
‘Ben jij dat Tom?’
‘Ja.’
Stilte.
‘Waarom bel je, Tom?’
‘Ik wilde alleen... Ik wilde je stem horen.’
Stilte.
‘We hadden afgesproken dat je niet meer zou bellen, Tom.’
‘Ik wil alleen maar even naar je luisteren, Julia.’
Stilte.
‘Ik loop hier op straat en heb echt geen zin in dit gesprek,’ zei ze uiteindelijk.
‘Maar ik hou nog van je, Julia.’
‘Ik heb een nieuwe vriend.’
‘Alles gaat ooit kapot.’
‘We gaan trouwen, Tom.’
‘Dat is slechts een klein detail.’
‘Ik ben zwanger.’
‘Van mij?’ vroeg ik geschrokken.
‘Nee, Tom. Niet van jou.’
Toen heb ik maar opgehangen. Maar ik had spijt en belde gelijk terug.
‘Julia?’
‘Ja, Tom.’
‘Als je bij me terug komt wil ik het kind wel opvoeden.’
‘Ga slapen, Tom. Asjeblieft.’
Met de telefoon nog in mijn hand bleef ik op bed zitten. Haar naam bleef me in de lichtblauwe verlichting van het beeldschermpje aanstaren. Wittgenstein schreef eens dat het woord de gedachte is. Bij het woord ‘Julia’ lijkt het alsof alle dagen met haar over een enorm grasveld liggen uitgespreid, en ik er met een straaljager overheen vlieg. Als ze in welke kunstvorm dan ook -film, muziek, literatuur-, als ze met al die kunstzinnige verzinsels van intellectuelen ooit eens echt zouden kunnen vormgeven hoe het voelt om te verliezen wat het meest dierbaar is, hoe het voelt om mens te zijn, dan -denk ik weleens- dan is er nog hoop. Maar Hemingway is dood, Salinger gestopt, en op mij moet je ook maar niet al teveel vertrouwen...
DEBORAH: Does it frighten you to say that?
DANNY: Yes.
DEBORAH: It’s only words. I don’t think you should be frightened by words.
-David Mamet, Sexual Perversity in Chicago
Een Duitse drugsverslaafde nicht die in zijn vrije tijd weleens een paar fimpjes draaide zei eens dat ie wel zou slapen als ie dood was. En hij was blijkbaar erg moe want hij is er al geloof ik op zijn 38ste tussenuit gegaan. Ik heb ook al een paar maanden het ernstige vermoeden dat die eeuwige winterslaap niet al te lang op zich zal laten wachten. Soms zie ik in mijn dromen tunnels waar aan het einde een helder wit licht schijnt. Dan word ik badend in het zweet wakker omdat altijd hetzelfde gebeurt: in volledige tevredenheid loop ik in de richting van het licht. Maar als ik er bijna ben aangekomen blokkeert een oude man de doorgang. In plaats daarvan moet ik een keukentrappetje af, naar een kamer waar het naar zwavel ruikt en muziek van Abba wordt gedraaid.
Het was in die slapeloze toestand dat ik besloot Julia te bellen. Niet iets dat erg opzienbarend klinkt, omdat jij Julia nog helemaal niet kent. De reden is dat ik er nog niet helemaal aan toe was je aan haar voor te stellen. Je moet iemand toch wat beter kennen voor je hem aan je echte geliefden voorstelt. Maar ik moet zeggen dat er ook een bepaalde jaloezie aan vastgeplakt zit. Want je zal niet de eerste jongen zijn die ik aan haar voorstel, om ze daarna samen in een bepaalde worstelpositie terug te vinden. Julia had namelijk nogal de gewoonte om er met mijn vrienden vandoor te gaan. En als je een vriendin van me bent -en je geen pik kunt gebruiken als TomTom voor je leven-, zul je waarschijnlijk gelijk jaloers worden op haar schoonheid. Dan zal je stiekem denken hoe oneerlijk het is dat sommige wijven geen vetopslagplaats op hun heupen hebben, maar het overtollige weefsel in plaats daarvan in een stel heerlijke melktieten verborgen houden. Nog erger wordt het als je inziet hoe ze dat halfsluikse lachje van haar gebruikt om alles van de jongens om haar heen gedaan te krijgen. En zodra ik jullie dan alleen heb gelaten vliegen jullie haar natuurlijk gelijk in de haren.
Toch lijkt dit dan het moment haar achter de glazen vitrine van het woord te introduceren. Als eerste ziet u haar hier in haar habitat: een winkel. In de twee tassen die ze in haar rechterhand vasthoudt ziet u mijn halve maandsalaris aan kleding, en die smoezelige jongen rechts van haar ben ikzelf natuurlijk. Op foto 2 zie je ons samen in het kruimelrijke zondagochtendbed liggen. Die is vlak nadat ik bij haar introk genomen. Het 3de en tevens laatste plaatje van de tentoonstelling is het moment dat op een donkerrode avond geheel eenzijdig werd besloten dat we elkaar maar niet meer moesten zien. Ze speelt een beetje zenuwachtig met het rietje in haar cocktail. En zie je dat ze me niet eens durft aan te kijken! Want dat vond ik nog het ergste. Ze had gewoon het gore lef me niet eens in de ogen te kijken terwijl ze me dumpte.
Ze zei dat ze iemand anders had ontmoet, iemand die ouder was en verantwoordelijk. Ze zei dat ze verantwoordelijkheid in haar leven nodig had. Ik vroeg of ze dat ook had gedacht toen aan we onbeschermde seks in de wc van een transatlantische vlucht naar LA deden, of ze toen ook vond dat ze verantwoordelijkheid nodig had. En een paar weken later, nadat ik bij haar was ingetrokken, en we elke dag de zonsondergang bekeken op het kleine dakterras van haar appartement. Maar ze zei dat het nu allemaal anders was, omdat ze al 26 jaar oud zou worden dit jaar. Een meisje moet zich toch verzekeren van een toekomst.
Het lijkt mij nu een geschikt moment haar in levende lijve in het verhaal toe te laten. Of alleen haar stem dan tenminste. Want nadat ik wakker was geworden van mijn telefoon en in het soort Inferno was gevallen dat je alleen 's nachts lijkt te achtervolgen, leek het mij een geschikt moment om haar op te bellen. Tijdens het volgende gesprek zal ik mijn pen neerleggen en je even de gelegenheid geven om gewoon woord voor woord mee te luisteren:
Ik pakte de telefoon en draaide het nummer. Ik moest een tijd wachten voordat er werd opgenomen. Toen hoorde ik haar stem aan de andere kant van de lijn.
‘Hallo?’
‘Julia?’
‘Ben jij dat Tom?’
‘Ja.’
Stilte.
‘Waarom bel je, Tom?’
‘Ik wilde alleen... Ik wilde je stem horen.’
Stilte.
‘We hadden afgesproken dat je niet meer zou bellen, Tom.’
‘Ik wil alleen maar even naar je luisteren, Julia.’
Stilte.
‘Ik loop hier op straat en heb echt geen zin in dit gesprek,’ zei ze uiteindelijk.
‘Maar ik hou nog van je, Julia.’
‘Ik heb een nieuwe vriend.’
‘Alles gaat ooit kapot.’
‘We gaan trouwen, Tom.’
‘Dat is slechts een klein detail.’
‘Ik ben zwanger.’
‘Van mij?’ vroeg ik geschrokken.
‘Nee, Tom. Niet van jou.’
Toen heb ik maar opgehangen. Maar ik had spijt en belde gelijk terug.
‘Julia?’
‘Ja, Tom.’
‘Als je bij me terug komt wil ik het kind wel opvoeden.’
‘Ga slapen, Tom. Asjeblieft.’
Met de telefoon nog in mijn hand bleef ik op bed zitten. Haar naam bleef me in de lichtblauwe verlichting van het beeldschermpje aanstaren. Wittgenstein schreef eens dat het woord de gedachte is. Bij het woord ‘Julia’ lijkt het alsof alle dagen met haar over een enorm grasveld liggen uitgespreid, en ik er met een straaljager overheen vlieg. Als ze in welke kunstvorm dan ook -film, muziek, literatuur-, als ze met al die kunstzinnige verzinsels van intellectuelen ooit eens echt zouden kunnen vormgeven hoe het voelt om te verliezen wat het meest dierbaar is, hoe het voelt om mens te zijn, dan -denk ik weleens- dan is er nog hoop. Maar Hemingway is dood, Salinger gestopt, en op mij moet je ook maar niet al teveel vertrouwen...
Reacties
Nog geen reacties.
Reactie toevoegen