Vincent Hoberg
IFFR 2016
Een aantal hoogtepunten
We zijn halverwege het 45e International Film Festival Rotterdam. Deze selectie uit het enorme aanbod is deze week nog te zien en zal later dit jaar ook in de Nederlandse bioscopen verschijnen.

Men and Chicken (Anders Thomas Jensen, 2015)
Wie na het zien van de serie Hannibal of films als Jagten denkt dat Mads Mikkelsen alleen maar serieuze, intense rollen kan spelen, zal na het bekijken van Men and Chicken zijn mening drastisch moeten herzien. Als de compleet geflipte, zich constant afrukkende Elias vertrekt Mikkelsen met zijn eveneens merkwaardige broer Gabriel (David Dencik) naar het Deense eiland Ork om op zoek te gaan naar hun biologische vader. Die blijkt zich achter constant gesloten slaapkamerdeuren te bevinden in een vervallen landhuis, waar Elias en Gabriel ook een drietal hyperagressieve halfbroers aantreffen die nog veel gekker zijn dan zij. Een enorme hoeveelheid bizarre kippen (“om op te oefenen voor als er hier ooit meisjes langskomen”) is het startpunt voor een onderzoek naar hun familiegeschiedenis. En die blijkt krankzinniger dan gedacht. De samenwerking tussen regisseur Jensen en Mikkelsen (na onder andere The Green Butchers en Adam’s Apples) levert wederom een geslaagde zwarte komedie op met een meer dan bevredigende conclusie. Hoe compleet van de pot gerukt die dan ook mag zijn.

High Rise (Ben Wheatley, 2015)
De cultroman High Rise van J.G. Ballard opent met het hoofdpersonage Robert Laing die terugdenkt aan de gebeurtenissen die ertoe hebben geleid dat hij nu zijn hond aan het roosteren is op het balkon. Het zet meteen de toon voor een boek dat lange tijd onverfilmbaar werd geacht, maar het is regisseur Wheatley verdomd goed gelukt. De film opent net als het boek en spoelt dan drie maanden terug naar het moment dat Laing (Tom Hiddleston) zijn intrek neemt in een hypermodern flatgebouw in het Londen van de jaren ’70. Het gebouw is een levende afspiegeling van de sociale klassen: de superrijken wonen in de penthouses terwijl het ‘mindere’ volk zich daaronder ophoudt. Het leidt langzaam maar zeker tot irritaties die zich eerst uiten in kleine schermutselingen, maar hoe langer hoe meer de kant opgaan van een letterlijke - en bloederige -klassenoorlog. Wie het eerdere werk van Wheatley heeft gezien (Kill List, Sightseers) kent de voorliefde van de regisseur voor een combinatie van inktzwarte humor en bruut geweld en dat serveert hij in High Rise met verve. Bovendien heeft hij ditmaal de beschikking over bekendere acteurs (o.a. Jeremy Irons en Sienna Miller) die met overduidelijk plezier hun karakters naar de rand van de waanzin spelen.

11 minutes (Jerzy Skolimowski, 2015)
De Poolse regisseur Jerzy Skolimowski beleefde zijn grootste faam in de jaren ’80 met films als Moonlighting en The Lightship. Sindsdien werd het betrekkelijk stil, al dook hij bij tijd en wijle als acteur op in kleine bijrollen (Mars Attacks!, Eastern Promises). Met het nihilistische 11 Minutes komt de nu 77-jarige cineast sterk terug, al zal deze stijl-oefening niet iedereen kunnen bekoren. Zomaar een dag in Warschau. Een doorgesnoven drugskoerier, een oversekste Hollywood regisseur, een jaloerse echtgenoot, een ex-criminele hotdogverkoper… het zijn slechts een paar karakters die gedurende een periode van 11 minuten worden gevolgd. Ze kennen elkaar niet en hun levens lijken volstrekt niet met elkaar verbonden. In razendsnel gemonteerde episodes weeft Skolimowski de (niet altijd even interessante) verhaallijnen door elkaar en laat ze afstevenen op een kruispunt waar alles samenkomt. Puur inhoudelijk heeft 11 minutes misschien niet veel om het lijf, maar het is de technische bravoure die de aandacht erbij blijft houden tot en met de laatste - zeer memorabele - scenes.

Full Contact (David Verbeek, 2015)
Een half jaar geleden stond het lege, frustrerende leven van een getraumatiseerde dronepiloot al centraal in Andrew Niccol’s Good Kill. Maar waar Ethan Hawke’s karakter zijn trauma wist te verwerken in een mooi afgeronde Hollywood conclusie, kiest David Verbeek een lastiger weg in Full Contact. Ook hoofdpersoon Ivan (Gregoire Colin) brengt zijn dagen door in een Amerikaanse container met een joystick in de hand. En ook hier gaat het mis. Na het per ongeluk opblazen van een school vol kinderen knapt er iets in het hoofd van de Fransman en zijn daaropvolgende reis naar ‘genezing’ zal voor veel kijkers lastig te verteren kost zijn. Begeleid door de minimalistische score van Tindersticks’ David Boulter is er voor deze film dus het nodige geduld vereist, zeker in het dialoogloze middenstuk. Maar wie dat geduld kan opbrengen, heeft met Full Contact een originele variant te pakken op het thema van de getraumatiseerde soldaat.

D'Ardennen (Robin Pront, 2015)
Na een mislukte overval draait Antwerpse Kenny (Kevin Janssens) vier jaar de bak in, terwijl zijn ontsnapte broer Dave (Jeroen Perceval) het in die tussentijd aanlegt met Kenny’s vriendin Sylvie en probeert op het rechte pad te blijven. Als Kenny vrijkomt blijkt het door zijn agressieve karakter knap lastig om de draad weer op te pakken. De steeds sterker wordende spanningen tussen de twee broers leiden dan ook langzaam maar zeker tot een onvermijdelijke gewelddadige climax.
Gedurende een groot deel van de eerste helft van Robin Pront’s sterke regiedebuut D’Ardennen lijkt het er nog op dat we hier in een typisch zwaarmoedig kitchensink drama verzeild zijn geraakt over een dysfunctionele Vlaamse familie. Er wordt veel somber gezwegen en aan keukentafels gezeten, terwijl de frietwalm bijna van het scherm afkomt. Gelukkig loodst Pront de film met zelfverzekerde hand naar een erg verrassende tweede helft met overduidelijke invloeden van de gebroeders Coen en Tarantino. Want geef toe: als een film eindigt met een shoot-out in een provisorisch cocaïnelab in de bossen waar op hol geslagen struisvogels doorheen rennen, verdient dat op zijn minst een enorme originaliteitsprijs.

Animatietip:

NUTS! (Penny Lane, 2015)
In de jaren ’20 van de vorige eeuw bestond er nog geen Viagra, maar impotente mannen waren er genoeg. De geanimeerde documentaire Nuts! vertelt het ware, ongelofelijke verhaal van dokter John Brinkley die claimde in zijn praktijk in een klein stadje in Kansas impotentie te kunnen genezen door middel van een transplantatie van geitentestikels. Het legt Brinkley geen windeieren, mede door zijn agressieve reclametechnieken via radio en direct mail. Miljoenen dollars stromen binnen en het is dan ook een kwestie van tijd voor medische instanties uit wrevel hun vizier op de wonderdokter richten. In zes - voor het grootste deel geanimeerde- episodes schetst Lane met veel authentiek beeldmateriaal een portret van een opzienbarend figuur uit de voetnoten van de Amerikaanse geschiedenis. Is Brinkley een charlatan? Een pionier? Het antwoord wordt hoofdstuk na hoofdstuk onthuld tot een laatste akte die zich kan meten met de beste rechtbankthrillers. De grootste vraag die na de aftiteling overblijft: Waarom is deze kleurrijke man nooit eerder het onderwerp geweest van een film? Nuts! zal waarschijnlijk niet in de bioscoop te zien zijn, dus op naar Rotterdam!

Het International Film Festival Rotterdam loopt nog tot 7 februari. Informatie over aanvangstijden en locaties op www.iffr.com.

Vincent Hoberg
Ex Machina info
*****
Alex Garland
De Mens versus de Robot: als we de filmgeschiedenis mogen geloven is het geen match made in heaven. Sinds HAL 9000 op hol sloeg in 2001, A Space Odyssey is de filmrelatie tussen mens en machine op zijn zachtst gezegd twijfelachtig te noemen. Voor zijn regiedebuut Ex Machina begaf ook scenarioschrijver Alex Garland (Sunshine, 28 Days Later) zich op het Artificial Intelligence-pad, met wisselende resultaten.

Ava (de beeldschone Alicia Vikander) heet de robot in kwestie, een creatie van genie/internetmiljardair Nathan Bateman (Oscar Isaac) die zich voor zijn research heeft teruggetrokken in een afgelegen ondergronds lab. Om zijn androïde te testen nodigt Bateman programmeur Caleb (Domhnall Gleeson, underwhelming as always) uit om een week met hem en zijn robot door te brengen. Wat volgt is een schaakspel tussen de drie hoofdpersonen wier ware beweegredenen pas op het einde duidelijk worden.



Garland koos voor zijn eersteling wijselijk de beproefde methode van één locatie met een beperkt aantal personages en met die locatie zit het in elk geval goed. De schitterende production design geeft het geïsoleerde complex van Bateman een passende Kubrickiaanse, claustrofobische sfeer, maar de personages (en het verhaal) doen de machine aan alle kanten kraken. De sessies tussen Ava en de volstrekt oninteressante Caleb zijn niet meer dan een saaie, uitgesponnen variant op de Voight-Kampf-testscènes uit Blade Runner en Isaacs personage komt meer over als een kinderlijke alcoholist dan als een geniale mad scientist. Garland de schrijver zit te vaak op de stoel van Garland de regisseur, met als resultaat dat te veel plotelementen worden voorgekauwd, terwijl andere interessante ideeën over bijvoorbeeld het potentiële gevaar van internetzoekmachines even worden aangestipt maar vervolgens niet worden uitgewerkt. Het meest jammere is echter dat er gewoonweg te weinig wordt overgelaten aan de fantasie van de kijker, met als voornaamste voorbeeld een ongeloofwaardige zelfmutilatiescène. Ex Machina scoort zo een dikke voldoende op het gebied van stijl, maar inhoudelijk zakt het geheel na een voorspelbare finale toch onherroepelijk door het ijs.

Ex Machina is als onderdeel van het 'We Love Robots'-programma nog te zien op Imagine (en bezet daar vooralsnog de eerste plaats in de Silver Scream Award) en draait vanaf 30 april in de Nederlande bioscopen
Vincent Hoberg
Maps to the Stars info
*****
David Cronenberg
Rond de eeuwwisseling heeft regisseur David Cronenberg om volstrekt onbekende redenen blijkbaar opeens besloten om de griezelhanddoek in de ring te gooien. De films die hij de afgelopen jaren maakte varieerden van geweldig (Eastern Promises) tot slaapverwekkend (A Dangerous Method), maar hadden weinig van doen met het (body)horrorwerk waar hij beroemd mee geworden is.

Zijn nieuwste, Maps to the Stars, is op het eerste gezicht ook weer lichtjaren verwijderd van klassiekers als Videodrome en Scanners. We lijken hier te maken te hebben met een rasechte Hollywood-satire, waarin een gezelschap zelfingenomen inwoners van Tinseltown wordt gevolgd, met de focus op het gezin Weiss, onder leiding van de pretentieuze zelfhulpgoeroe Strafford (John Cusack). Zijn neurotische vrouw Cristina (Olivia Williams) heeft zichzelf opgeworpen als manager van zoon en kindster Benji, een Justin Bieberiaanse human pissbucket van de eerste orde. Alles lijkt wel in hun decadente wereldje, totdat hun dochter Agatha (Mia Wasikowska) wordt vrijgelaten uit een gekkengesticht in Florida en terugkeert naar Hollywood, waar ze personal assistant wordt van de volledig doorgeflipte, verlopen filmster Havana Segrand. Wackiness ensues.



Na een half uur denk je: Wat krijgen we nou? David Cronenberg die een komische ensemblefilm maakt met een emotionele onderlaag? Is er een nieuwe wereldorde? Want laten we wel wezen, Cronenberg is wel de laatste regisseur ter wereld waar je Pure Humor en Grote Emoties van kunt verwachten. Maar misschien werkt Maps to the Stars daarom wel zo goed. Met name Julianne Moore, in de regel niet vies van een potje Serieus Overacteren, gaat als de uitgerangeerde Havana op een geweldig grappige manier over the top in een Oscarwaardige, dubbelloops performance.

De film doet soms een beetje denken aan Happiness van Todd Solondz, ook zo’n verhaal boordevol ongelukkige mensen waarin Zware Onderwerpen op een welhaast luchtige manier behandeld worden. En Maps to the Stars is luchtig, althans… tot de laatste akte waarin met een grote ruk het tapijt onder het hypocriete kaartenhuis van de karakters wordt weggetrokken. Een beetje te abrupt misschien om de kijker met een échte stomp in de maag de zaal uit te sturen, maar dat is eigenlijk het enige minpunt. En zelfs de fans van Cronenberg's oude horrorwerk kunnen in het laatste half uur een beetje hun hart ophalen. De meester is dát godzijdank ook nog lang niet verleerd.

Maps to the Stars draait vanaf vandaag in de Nederlandse bioscopen
Vincent Hoberg
Wu Xia info
*****
Peter Ho-Sun Chan
Als de eenvoudige papierfabriekmedewerker en family man Liu Jinxi een overval verijdelt door de twee rovers op iéts te professionele wijze te doden, ruikt detective Xu Baijiu lont. Wanneer tijdens zijn onderzoek blijkt dat Liu best wel eens de spoorloos verdwenen misdadiger Tang Long zou kunnen zijn, trekt dit de aandacht van Tang Long’s boosaardige bende ‘de 72 Demonen’ die onmiddellijk poolshoogte komt nemen in het vreedzame dorp. Met gewelddadige confrontaties tot gevolg.

Klinkt bekend? Natuurlijk. Het plot van Wu Xia lijkt meer dan een beetje op David Cronenbergs graphicnovelverfilming A History of Violence. Wie die film kent, weet dan ook precies waar dit epos zich uiteindelijk heensleept. Sleept inderdaad, want het is een lange weg naar het onvermijdelijke einde. De - door hoofdrolspeler Donnie Yen zelf georkestreerde - martialartsscènes zijn op zich prima, maar few and far between. Door de vele zijsprongen, zoals detective Baijiu’s overpeinzingen over acupunctuur, mumbo-jumbo over Qi-krachten en een aantal onnodige dialogen, zet de film iets te vaak de hakken in het zand.

Gelukkig komt de film tegen het einde weer op stoom en de laatste scènes zijn intens, met een spannende final battle die het oude Chinese credo ‘De acupunctuurnaald is machtiger dan het zwaard’ vol overtuiging in ere herstelt. En dat is ook wat waard.

Vincent Hoberg
I Am a Ghost info
*****
H.P. Mendoza
Eenzaam spook Emily woont in een ouderwets huis en brengt de dagen door in een zichzelf steeds herhalende loop van ogenschijnlijk saaie handelingen. De routine wordt op een dag onderbroken door de stem van een medium uit de wereld van de levenden die Emily probeert te helpen om over te steken naar de ‘andere kant’. Er ontspint zich een psychiater/patiënt-achtige relatie, waarin Emily eerst moet zien te ontdekken waarom ze daar eigenlijk blijft rondspoken. Maar of dat wel zo’n goed idee is?

H.P. Mendoza’s I Am a Ghost is een zeer fijne slowburner die horror terug brengt tot de essentie. Geschoten voor slechts 10.000 dollar, creëert de film met minimale effecten een langzaam opbouwend gevoel van ongemak, dat steeds meer onder de huid gaat zitten naarmate we meer ontdekken over Emily’s geschiedenis. Mendoza speelt zijn kaarten rustig uit, maar de geduldige kijker wordt ruimschoots uitbetaald in de intense en doodenge finale, waarin alle puzzelstukken op zijn plaats vallen. I Am a Ghost is een unieke eend in de tamelijk uitgemolken spookhuisfilmbijt en een absolute must-see voor horrorfans die niet uit zijn op een snelle hap. De film is alleen op donderdag 17 april nog te zien op Imagine.

*****
Hélène Cattet & Bruno Forzani
Na het uitstekende Amer begeven Cattet en Forzani zich wederom op het terrein van de Italiaanse giallo, en de set-up van L’étrange couleur… is dan ook veelbelovend. Een man komt terug van een zakenreis, maar vindt het appartement van zijn vrouw in Brussel verlaten. Een zoektocht begint door het merkwaardige gebouw, waar de verzameling bizarre bewoners meer en meer vragen oproepen. Cattet en Forzani citeren opnieuw kwistig uit de trukendoos van regiemeesters uit de jaren 70, met name Dario Argento en Brian de Palma. Zwarte handschoenen, shots van enge poppen, veel close-ups van ogen en zweetdruppels, split-screens, steekwapens die in hoofden verdwijnen en ga zo maar door. Ook de soundtrack bestaat uit oude giallotracks van onder andere Ennio Morricone.

Maar zelfs in de meest van de pot gerukte giallo zit tenminste nog een soort van plot dat leidt tot een min of meer bevredigende conclusie waarin de moordenaar ontmaskerd wordt. L’étrange couleur… is daarentegen één lange, en uiteindelijk vermoeiende, aaneenschakeling van zeer mooie shots, die elke vorm van narratieve coherentie mist. Echte setpieces ontbreken, elke scène duurt misschien maar een seconde of tien. De film voelt zo meer aan als een project van kunstacademiestudenten die een enorme kartonnen doos vol Italo-horrors ondersteboven hebben gekieperd en willekeurig aan het knippen en plakken zijn gegaan met louter de bizarre scenes.

Het eindresultaat ziet er wél schitterend uit, dat moet gezegd. Als een abstract-visuele stijlexercitie is L’étrange couleur... uitstekend geslaagd en wie nog durft, adviseer ik de film op een zo groot mogelijk bioscoopscherm te zien.

Vincent Hoberg
Magic Magic info
*****
Sebastián Silva
Wie bekend is met het horrorsubgenre ‘Labiel Meisje Wordt Gaandeweg Gekker’, dat min of meer ontstond dankzij Polanski’s Repulsion, weet in de eerste minuten van Magic Magic al wat voor vlees zich in de kuip bevindt. De vraag is niet óf het fout gaat, maar Waar en vooral Hoe. Het Waar laat zich makkelijk raden. Labiel Meisje in kwestie Alicia (een sterke Juno Temple) is voor het eerst buiten de Verenigde Staten om met haar nichtje en drie van diens vrienden (waaronder een amusant-irritante Michael Cera) vakantie te houden in de binnenlanden van Chili. Wanneer het nichtje plots terug moet, Alicia niet echt een klik krijgt met de vrienden en zij daarnaast ook nog eens lijdt aan chronische slapeloosheid, is het toneel klaar voor het Gaandeweg Gekker Worden-gedeelte.

Regisseur Sebastián Silva neemt de tijd voor de geestelijke aftakeling van Alicia en er zijn genoeg effectieve momenten, maar het wachten op de onvermijdelijke (nogal matte) climax duurt uiteindelijk wat te lang. Vooral de laatste minuten van de film zijn onbevredigend en wekken de indruk dat Silva, die ook het scenario schreef, niet echt wist hoe hij hier een einde aan moest breien. Jammer, want aan het grotendeels puike acteerwerk en de prima cinematografie van Christopher Doyle ligt het niet. Een Labiel Meisje als Alicia had een breakdown met meer bravoure verdiend.

Vincent Hoberg
Jodorowsky's Dune
*****
Frank Pavich
Na het met name Europese cultsucces van zijn films El Topo en The Holy Mountain ontstond bij Alejandro Jodorowsky het plan om Frank Herberts Dune te vertalen in een film van epische proporties. Het project zou echter sterven in schoonheid. In de buitengewoon fascinerende documentaire Jodorowsky’s Dune horen en zien we aan de hand van diverse interviews met betrokkenen en tot leven gewekte storyboards van Moebius hoe de ambities van één man leidden tot misschien wel de grootste ‘sci-fi film that never was’.

Bijna alle medewerkers aan dit project passeren de revue, maar het zijn vooral de gesprekken met Jodorowsky die deze film tot een onvergetelijke ervaring maken. Puur op gevoel verzamelde de Chileen een verzameling aan geweldig aanstormend talent om zich heen, terwijl hij met de bravoure van een ouderwetse con man mensen als Salvador Dali en Mick Jagger weet te strikken voor de sleutelrollen.

Als we tot slot zien hoe de diverse elementen van dit project de weg hebben gebaand voor bijna alle toekomstige sci-fi-klassiekers die wel het levenslicht zagen, blijft maar één gedachte hangen: ‘Wat als? Wat als?’