Tonio van Vugt /Portretfoto’s Natasja van Loon
De luistertest: Dave von Raven
André van Duin - Moet ik lopen? (1965)


‘André van Duin. Ik hoor het al aan de intro. Die staat op de lp Jeugdzonden, die hier in de studio staat. Natuurlijk gecompileerd door Marthy Coumans van Biet-Het. Geweldig beatsingletje. Op de andere kant staat Wooly Bully, als Stoelen stoelen. “Ik wil zitten! Stoelen stoelen!” Hahaha!’

Ik vind André van Duin een van de grote originelen.
‘Vind ik ook hoor. En niet alleen om zijn beatdingen, maar ook toen ’ie voor het eerst op de televisie kwam met die bandparodistenact, óók in Nieuwe Oogst. Baanbrekend en vernieuwend.’

En hij is een ras-Rotterdammer.
‘Ook dat. Ik heb laatst nog e-mailcontact met hem gehad over onze Nederbietshow om deze single te doen, of desnoods dan misschien die bandparodistenact. Maar ja, je kan van zo iemand niet verwachten dat hij dit nog eens gaat doen, dat zou waarschijnlijk ook ongepast zijn, dus daar heeft hij voor bedankt. Ik ontmoette hem laatst op de première van Toen was geluk heel gewoon (waar The Kik een gastrolletje heeft, TvV). Een hele aardige, maar ook ongrijpbare man. Een vrij serieuze man ook volgens mij, waar je verder niet veel van weet.’

Hij zal privé heel anders zijn dan de clown die hij uithangt.
‘Ja, en de clown is uiteindelijk overál, ook op feestjes. Dan zal ’ie zich toch altijd als André van Duin opstellen en niet als Adri Kyvon. Maar ik vind het wel knap: hij is denk ik toch het merendeel van zijn leven artiest. Dat geldt voor mezelf natuurlijk ook wel een beetje. Ik heb ook altijd een pak aan. Nou ja, niet als ik de ramen sta te lappen, haha. Maar als ik het huis uit ga, vind ik image wel belangrijk. Er zijn wel eens mensen op het internet die zich dan afvragen hoezeer mijn persoonlijkheid nou echt is, en die me dan op allerlei manieren willen aanvallen en me aan de tand willen voelen in hoeverre ik nou een echte Rotterdammer ben. Heel raar, weetjewel. Ik ben hier geboren.’
Linda van Dyck with Boo & The Boo Boos –- Stengun (1966)


Eén drumknal, en Dave weet het: ‘Ja, dat is Linda van Dyck met Stengun. En The Famous Boo Boos of zo? Oh ja, Boo & The Boo Boos. Ook een geweldig nummer. Ik weet niet of het origineel van hun is, het lijkt op een Amerikaans nummer.’

Het is een origineel, maar het lijkt natuurlijk op een weggelopen Nancy Sinatra-song.
‘Ja, en er zit ook een heel erg Kinks-ding in. Heel beat. Er is ook een videoclipje van, waarop zij te zien is met héél sixties popartdansjes, met van die witte laarzen aan. Ze ziet er geweldig uit. Mijn vriend Dave Andriesse zegt ook altijd: dat is het enige oude wijf dat ik nog zou neuken. Haha.’

Is zij eigenlijk nog steeds actief?
‘Seksueel gezien, bedoel je? Dat zou je aan Dave Andriesse moeten vragen.’

Nee, haha. Als actrice, bedoel ik.
‘Volgens mij wel. Dat is wat ze eigenlijk doet. Dit singletje is ook een jeugdzonde. Maar wel een uitstekend nummer. Staat ook op Marthy Couwens’ Biet-Het-verzamelaar From The Kitchen to the Garage
The Monks - Monk Time (1966)


‘The Monks! Complete waanzin. Het waren Amerikanen die waren gelegerd in Duitsland. Een hele rare band, maar volgens mij wel authentiek en zelfbedacht, met van die uitgeschoren achterhoofden. Hoewel, je vraagt je dan toch af, want ze heetten eerst anders (The 5 Torquays, TvV): was dat image ze niet aangepraat door een artistiek leider?'

Volgens mij waren dat twee Duitse managers, studenten nog, die dat hebben bedacht als een soort anti-Beatles: tonsuren, zwarte kleding en touwen om hun nek. Maar dat is het image, de manische muziek en de gekte waren authentiek.
‘Anders kan je dat niet maken. En dan ineens zo’n nummertje, Love Can Tame The Wild, wat dan mooi driestemmig gezongen is, maar wel met een bijna komische, schlagerachtige begeleiding. Van hun optredens op de Duitse televisie zijn ook allemaal opnames, terwijl er van al die garagebands in Amerika maar heel weinig tot nationale televisie doorgedrongen zijn. Dan zie je ook in die studio het – waarschijnlijk ingehuurde – publiek dansen op The Monks. Een enkeling die als kok verkleed is. En die mensen hebben geen idee hoe ze daar in godsnaam op moeten bewegen.’
Lucky Fonz III –- Summer Day (2009)


We gaan weg uit de jaren 60, naar het heden.
‘Dan wordt het moelijk hè, voor mij.’

Ik geef je een hint: het is een labelgenoot van je.
‘Het zou wel leuk zijn als ik het dan wist hè? Oh wacht, is het Tim Knol? Nee?’

Het zit wel in jouw muzikale idioom. Ik vind dit een beetje een Kinks-achtig nummer.
‘Oh ja, wacht, Lucky Fonz! Heel tof. Ik heb dít nooit gehoord. We hebben in de bus één cd van hem (Dave pakt iets uit het handschoenenvakje, maar dat blijkt Quadrophonia van The Who te zijn, gevolgd door The Treble Spankers), Hoe je honing maakt, zijn Nederlandstalige plaat. Ik vind Lucky Fonz te gek, een enthousiaste gozer. Hij heeft van de ene op de andere dag voor zichzelf besloten om muzikant te worden, en dan ook best op latere leeftijd. Ik wist op mijn derde al dat ik dat wilde worden, maar hij had daar op een gegeven moment gewoon zin in. Hij kon geen gitaar spelen, niks, hij is gewoon begonnen. Nou geldt dat voor mij tot op zekere hoogte ook: ik kon ook geen gitaar spelen, ik heb er op een gegeven moment gewoon een gepakt. Ik ben linkshandig en ik heb een rechtshandige gitaar gewoon omgedraaid, dus de snaren staan verkeerd. Het ziet er soms niet uit, om een G-akkoord te spelen sta ik heel vaak met mijn ellebogen in de lucht.
Toen The Madd uit elkaar viel, kreeg ik van Lucky, oftewel Otto, echt zó’n lange e-mail dat ’ie dat heel jammer vond. Hij sloot af met: “Ik hoop dat je verder gaat, en het zou misschien ook leuk zijn als je eens wat Nederlandstalig zou proberen. Heb ik óók gedaan en dat heeft mij geen windeieren gelegd.” Iets van die strekking. Ik had daar lang niet over nagedacht, maar achteraf hou ik Otto voor een groot deel verantwoordelijk voor het Nederlandstalig worden van The Kik. Daarom heb ik met hem op onze eerste plaat een cover opgenomen van Armand,Want er is niemand. Otto bleek net als ik een heel groot fan te zijn van Armand, en ze kenden elkaar al uit het wereldje, dus Otto stelde voor om elk één van de drie coupletten voor zijn rekening te nemen. Otto belde Armand en een week later kwam ‘ie in de studio langs. Compleet met rood haar.’
New Cool Collective -– Misirlou (Live, 2007)
Misirlou by New Cool Collective on Grooveshark

‘Dat is Dick Dale. Of The Treble Spankers.’

Daar heb ik je. Het is wel Misirlou, maarrr... Je hebt met ze samengewerkt.
‘Oh, The Phantom Four.’

Nee. Ik zeg niet wie de gitarist is, want dan weet je het meteen.
‘Ik dacht toch echt wel een soort surfsound te herkennen, maar nou ben ik die een beetje kwijt.’

Het ís surf.
Een blazerssectie zet in en het kwartje valt: ‘Oh, dan is het de New Cool Collective natuurlijk, hahahaha! Tof! Lachen! Bendzjamin Hurmèn! Hij was er tijdens onze theatertour elke show bij, en dat is nogal een opgave als je zelf ook zo’n orkest hebt. Het zijn geen astronomische bedragen die we daarmee verdienen, dus je moet er maar zin in hebben, dat hele teringeind naar Groningen rijden en weer terug in deze bus, met zijn drieën voorin en een Solex achterin. Maar dat doet hij echt met volle overgave. Ook op 2, waar ’ie een grote rol speelt met zijn blazerssectie. Live speelt hij elke avond anders. Daar groei je op een gegeven moment ook in. Een hele vriendelijke en charmante man, authentiek enhousiast over muziek en je kan ook met hem lachen. Da’s ook belangrijk.’

Improviseren jullie zelf veel?
‘Aan het einde van de show doen we Caravan van Duke Ellington, dat is elke keer anders. Soms plakken we er wel eens bijvoorbeeld Misirlou achteraan. Het is afgezaagd, weetjewel, omdat iedereen Misirlou zeker sinds Pulp Fiction kent. Soms loop ik dan ook wel eens naar de piano – ik ben pianist van huis uit – en dan speel ik een stukje boogie woogie met hem mee, quatre mains. Dat vinden de mensen fantastisch. Moet je ook niet iedere keer doen, want dan is het ook weer opgelegd, maar als het ervan komt, dan is dat wel geinig.’
Rats On Rafts -– Sailor (2011)


‘Is het Rats On Rafts? Ik ken ze van toen ik met mijn televisiecarrière begon, voor zover dat een naam mag hebben. De VPRO belde, ze zochten iemand voor hun dagelijks filmprogramma rond het Rotterdams filmfestival, en of ik als Rotterdammer dat dan wilde presenteren. Ik had daar nul ervaring in en durfde dat dan ook eigenlijk helemaal niet, maar ik zag dat als mijn one way ticket om bij Feedback weg te komen en er dan maar voor te gaan met de volle honderdduizend procent. Toen ben ik in het diepe gesprongen. Sommige dingen gingen goed, andere dingen ontzettend kut. Dat ik helemaal niet wist wat ik moest vragen aan een Griekse regisseur in een kappersstoel, die een half woord Engels praat – en ik trouwens ook – en die dan een beetje interessant zit te kijken, hij stoned en ik dronken. Rats On Rafts deden een interpretatie van een van die films. Natuurlijk hadden ze gewoon iets uitgekozen uit eigen repertoire, ze konden met die film toch alle kanten op omdat het kant noch wal raakte. Toen zag ik die jongens voor het eerst, en ze speelden dus dit. Ze zijn echt Rotterdams en ze doen iets wat haast niemand anders doet. Ze zijn ook beter geworden sinds ik ze voor het eerst zag. Toen hadden ze net één single uit, waar ze zelf op de achterkant op staan als kinderen – ze hebben wel humor.’
lees verder »
1/2/3/4