Tonio van Vugt / Portretfoto's Natasja van Loon
De luistertest: Sonja van Hamel
Hoe goed kent een artiest zijn helden? Welke mooie verhalen komen er los bij het horen van een favoriet nummer? En hoe goed is hij of zij op de hoogte van de stand van zaken in de muziek? In De luistertest is het ditmaal de beurt aan Sonja van Hamel. Een gesprek over de fascinatie voor McCartney, tekenfilmmuziek en zoötropen. En vol toeval, véél toeval.

(Dit artikel komt uit de zomereditie van Zone 5300. Koop 'm hier in de webshop, of neem een abonnement.)

Sonja van Hamel (Amsterdam,1971) is wat je noemt een dubbeltalent. Of maak daar maar vierdubbel van: ze is singer-songwriter, multi-instrumentalist, grafisch vormgever en kunstenaar. Na midden jaren 90 in de gitaarband Silvershed gespeeld te hebben, treedt ze in 1999 toe tot Bauer, tot dan toe een soloproject van ex-Bettie Serveert-drummer Berend Dubbe. Bauer – vernoemd naar een personage uit Agent 327 – mixt sixtiesinvloeden (van Beach Boys tot Bacharach) met samples en film- en cartoonmuziek. Het duo wint voor hun tweede album Can’t Stop Singing (2000) een Zilveren Harp. Na vier albums houdt Bauer het voor gezien, en Sonja debuteert solo met de soundtrack Winterland (2009). Furore maakt ze met haar Draw Clips: Sonja’s illustraties worden tijdens optredens live vertoond bij haar songs. In 2011 verschijnt haar magnum opus, Transcendental Man, een spannende, rijke popplaat die in nauwe samenwerking met Ken Stringfellow (The Posies) tot stand komt. Daarnaast vindt ze ook nog tijd om posters, boeken en cd-hoesjes te ontwerpen – die laatste onder meer voor het Basta-label, dat ook haar platen uitbrengt.

Op weg naar Sonja fiets ik over de Lijnbaansgracht, waar uit een raam op de tweede etage een levensgrote Batman en Superman over het water uitkijken. Sonja is een stripliefhebber, weet ik. Maar bij Sonja thuis blijkt haar boekenverzameling zich te beperken tot een paar bescheiden planken. ‘Al mijn strips en boeken en inspiratie zijn op mijn werkplek, daar is het veel rommeliger.’ Sonja verontschuldigt zich: ze is een beetje katerig, al zou je dat aan haar enthousiaste woordenstroom niet merken. Wat volgt is een luistertest met, zo zal blijken, de nodige serendipiteit.
The Beatles – Girl (1965)
Hier is het eerste fragment.


‘En meteen mijn lievelingsliedje, ook nog eens! Dit was het eerste Beatles-liedje dat ik hoorde. Mijn moeder had het singletje thuis.’ Sonja imiteert het overbekende geluid van naar binnen gezogen lucht uit Girl: ‘Als kind vond ik dit heel fascinerend, ik hield mijn oor dicht bij de speaker om het nog beter te horen. Het fascineerde me ook dat er allerlei dingen gebeurden die ik niet helemaal begreep. En ik vond het gewoon een heel mooi liedje.’

Weet je nog wat er op het B-kantje stond?
‘Michelle. Eigenlijk was Girl de B-kant. Ik draaide altijd alleen maar deze. En ik heb dit liedje gezongen in 2005 in de Melkweg tijdens het John Lennon-eerbetoon, dus je hebt echt een schot in de roos.’

Ben je dan meer van John Lennon dan van Paul McCartney, of is dat eigenlijk geen keuze?
‘Ik vind McCartney eerlijk gezegd een interessantere muzikant. Lennon was meer de kunstenaar, wel heel creatief en een goede liedjesschrijver, maar McCartney vind ik een genie. Zijn tweede soloplaat Ram is ontzettend mooi. Daar hoor je wat hij productioneel allemaal kan. Ik heb hem een paar jaar geleden gezien in het Gelredome. Belachelijk groot, zo’n concert, maar het was ongelooflijk om te zien hoe goed die man nog speelde en zong. Indrukwekkend. Hij fascineert mij meer dan Lennon.’

Girl is anders wel een Lennon-compositie.
‘Dat is waar. Ik vind het eigenlijk ook een non-discussie, want de chemie tussen die twee… ze zijn beiden onvervangbaar.’

Hebben ze je manier van schrijven beïnvloed?
‘Ja, heel erg. Ik heb heel veel naar ze geluisterd, ook naar hun manier van produceren. Berend heeft me kennis laten maken met The Beach Boys, die kende ik dan weer níet zo heel erg goed.’

Een mooi moment om naar het volgende fragment over te gaan.
The Beach Boys – Vegetables (1967)



‘Nou, wat zou dat toch zijn hè? The Beach Boys natuurlijk. Oók een onmisbare en geniale band. Veel minder voor het grote publiek, het is meer muzikantenmuziek. Ik ben er zelf ook pas veel later écht naar gaan luisteren, vooral de minder bekende platen, dus juist niet Pet Sounds

Er zijn eigenlijk twéé Beach Boys: de ongecompliceerde surfjongens en de Beach Boys die experimenteren in de studio.
‘Die latere periode is natuurlijk het interessantst. Hun outtakes zijn geweldig! Daar leer je zó veel van, hoe ze al die nummers opbouwden. Bij mij viel het kwartje toen ik ’Til I Die hoorde. Toen snapte ik in één keer waar iedereen het altijd over had. Ik ken weinig nummers die zó veel diepte en ruimte hebben. Die lange intro met bas en vibrafoons is geniaal. Je wordt compleet in een universum gezogen. Als muzikant is het zó ontzettend leuk om dingen na te spelen, en dat deden we met Bauer dan ook. Berend leerde mij om ongegeneerd te jatten. Dat doet iedereen, maar met Bauer maakten we dat heel zichtbaar. In die zin was onze muziek collagemuziek. Natuurlijk wel met eigen composities, maar door Berend leerde ik een heel andere manier van werken. Ik was eigenlijk meer een pure liedjesschrijver, terwijl Berend daar juist heel vrij mee omging. Door de technieken van The Beatles en The Beach Boys te combineren met samples, opende zich een wereld aan mogelijkheden. Het was een speeltuin waarin ik me heel erg thuis voelde. Berend heeft ook zo’n vijftien tot twintig cd’tjes voor me gemaakt ter inspiratie, en daarop staat van alles door elkaar: oud, nieuw, filmmuziek, reclamemuziekjes, cartoonmuziekjes. Het is een hele fijne manier om onbevooroordeeld naar muziek te luisteren. Door die onbevangenheid werd zó veel meer muziek bruikbaar als inspiratie voor liedjes. Daarvoor was ik altijd van de gitaarbandjes. Mijn eerste bandje was Silvershed, een gitaarbandje met Odilo Girod (later van Coparck, TvV), heel erg geïnspireerd op Bettie Serveert, maar dan iets ruiger en Amerikaanser.’

Dan wordt het nu tijd voor het volgende fragment…
Bettie Serveert – Entire Races (1995)

Entire races by Bettie Serveert on Grooveshark

‘Wel grappig dat ik steeds het volgende fragment lijk aan te kondigen!’

Dat is echt toeval. Herken je het?
‘Niet het nummer, maar ik herken de drums. Dat is Berend in Bettie Serveert. Er is niemand die zo drumt als hij, haha. Zo’n roffeltje. Zijn hand daarin maakt ook die Palomine-plaat zo bijzonder. Berend is helemaal geen strakke drummer, maar wel een hele muzikale. Hij “golft” ook behoorlijk, en dat past er ook zo goed bij.’

Hoe zijn jij en Berend samengekomen?
‘Ik leerde hem kennen via Jeroen Kleijn, de drummer van Daryll-Ann, die rond 1997 mijn vriendje was en bevriend met Berend. Ik had op dat moment zelf geen bandje en ik was heel erg op zoek. Ik was een beetje gefrustreerd, want met anderen spelen lukte niet erg. Op een gegeven moment kregen Jeroen en ik van Berend een cassettebandje met demo’s van Bauer, en ik wist niet wat ik hoorde. Ik dacht echt: woooh, dit is te gek. Berend vond mijn werk leuk, het was mijn laatste jaar op de Rietveld, en hij vroeg mij om het hoesje te maken voor de eerste Bauer-plaat (On The Move, TvV). Ik wist dat hij ook muzikanten zocht, dus ik heb hem gewoon opgebeld en gebluft: ja hoor, ik kan wel bas spelen en zingen. Waarop Berend zei: “Goed, je bent aangenomen.” We mochten elkaar gewoon meteen. Het was heel bijzonder, de magie was vanaf de eerste repetitie voelbaar. We begonnen samen te zingen, en onze stemmen blendden zó mooi. Het was duidelijk dat wij in de muziek goed samenkwamen. Binnen een jaar maakten we de volgende plaat en ben ik ook liedjes voor Bauer gaan schrijven. In één keer was ik ergens waar ik alles kon doen wat ik wou, met iemand die compleet begreep wat ik kon en die mij volledig vertrouwde. Ik hoefde niet onzeker te zijn over mijn kunnen, Berend leest ook geen noten, en toch speelt-ie piano en schrijft-ie de meest ongelooflijke arrangementen op het gehoor.’

Waarom zijn jullie gestopt?
Bauer had echt een opbouw. Die eerste plaat was Berend alleen. De tweede, Can’t Stop Singing, deden we met zijn tweetjes thuis. De derde, Baueresque, is productioneel echt een heel volwassen popplaat. En toen kwam die plaat met het Metropole Orkest (The Bauer Melody Of 2006, TvV). Dus toen was het: wat moeten we dan hierna? Er was geen logische volgende stap. En Berend wou eigenlijk niet meer live spelen, die had gewoon genoeg van Fender Rhodes-piano’s om 4 uur ’s nachts de trap optillen. Daarvoor had hij al zeven jaar met Bettie Serveert de hele wereld over getourd. Bauer is trouwens nooit officieel gestopt, maar we hebben besloten om allebei ons eigen ding te doen. Ik sluit niet uit dat we ooit weer iets samen gaan doen.’
lees verder »
1/2/3/4